dinsdag 2 april 2024

ID-BEWIJS.

Ik trek mijn schouders op en kijk de handhavers niet-begrijpend aan. Ze houden me staande. Vragen me naar mijn identiteitsbewijs. Ik heb dat id verdomme altijd bij me maar uitgerekend vandaag niet! Shit! Zit in m’n andere jas. Kan toch gebeuren? Ik had de neiging om achter die laatste zin het woord ‘klootzak’ te zeggen maar hield me nog net op tijd in.



Of ik maar even mee wilde komen naar het bureau. Waarom? Ik kan toch net zo goed vanmiddag of morgenochtend even met dat id op het politiebureau langs komen? Een van die handhavers, een zwarte, ken ik ergens van. Hij wil me bij mijn hand pakken maar ik ruk me gelijk los en geef hem een zet. Komt die ander, een witte, gelijk in actie. Hem weer ik ook af en ga er vandoor.


Er is om versterking gevraagd. Met een surveillanceauto zitten ze achter me aan. Daar is niet tegen op te rennen. Ik word de auto ingetrokken. Geen ontkomen aan.


Met handboeien om zit ik te wachten. Op ’t verhoor. Waarom? Die zwarte handhaver kwam ik vorige week nog tegen. In burger was tie toen. Ik was op weg naar huis. Kwam van een concert. Was bijna thuis. Vijf minuten lopen nog. Ik moest zó ontzettend piesen. Deed het zowat in mijn broek. Op de Willem Alexanderlaan zocht ik een beschut plekkie. Zag wel iemand aankomen maar ik móést zó nodig. Zo halverwege mijn plas hoor ik achter me, boosaardig , verwijtend sissen: ‘vuile viezerik’ … ‘vuile viezerik’. Impulsief kijk ik om … midden in het gezicht van een kleine, breedgeschouderde Surinamer met bril en een grijs-zwart ringbaardje.
‘Nou zeg! Je zal zelf maar eens heel nodig moeten’.
‘Dan doe ik het thuis, gast! Een vuile viezerik. Dat ben je!’

Die witte handhaver, nu in burger, komt me halen. Daarbinnen zit die zwarte ook. Hij grijnst zijn gouden tanden bloot. Kijk aan: het duo ‘rot’ en ‘vervelend’.
‘U bent hier omdat u uw id niet kon tonen en omdat u zich verzet heeft. Tevens bent u door mijn collega, hier naast mij, op heterdaad betrapt op wildplassen.
Een bekeuring geven ze me: 200 euro. Belachelijk! Die ga ik echt niet betalen. Het komt nu goed van pas, dat ik me de personalia van mijn buurman annex kwelduivel, heb ingeprent: J.M. Zijn initialen, mijn initialen. Zelfs de maat schoen weet ik van die lul: 44. Laat hèm maar lekker voor die boete opdraaien.

maandag 1 april 2024

NU IS ZE WEG.

Wat jammer. Ze is weg. Ik zie niet elke dag alles wat er op mijn balkon (op twee hoog) gebeurt. Er hangt luxaflex voor mijn slaapkamerraam, dat uitkijkt op het balkon. Ik ben er bijna nooit. Òf het regent, òf het is koud òf het is er niet uit te houden van de hitte. Die paar keer per jaar dat er een lekker briesje staat, hang ik er neuriënd de was op.



Hoe ze er gekomen is, is me een raadsel. Op een dag stond ik zo maar even op het balkon. Getver! Ik zie een knalgrote vogelpoep. Dacht al dat ik wat had zien wegflitsen naar het balkon van Karina, mijn buurvrouw. Moet gezichtsbedrog geweest zijn.


Ik zet de potten op de reling van het balkon, waar de geraniums al jaren staan te pronken. Ik hoop dat ze ook dit jaar de ijsheiligen weerstaan. Eigenlijk ben ik wat te vroeg.


Dan hoor ik plotseling een vreemd geluid van binnen komen. Uit de keuken lijkt het. Naast een omgekieperd dessertbakje zit een magere kikvors driftig het op het aanrecht gekieperde water op te slurpen. Zij moet wel uitgedroogd wezen want ze blijft onverstoorbaar doorzuipen. Ook toen ik naast haar bij het keukenblok stond.
‘Zo, kikkertje, had jij zo’n dorst?’ zei ik op een zoetig toontje. Ze keek me aan, ook wat zoetig. Ze bleef gewoon zitten. ‘Je wilt zeker nog wel meer eten, kikkertje?’ Alleen weet ik bij god niet wat jullie, kikkers eten. Dat wordt dus googlen.


Wormen. Kikkers eten dus wormen. Nou, da’s nogal makkelijk. Beneden in onze binnentuin ... wormen zat. ’t Is een tam kikkertje. Ik zette haar met een schoteltje water weer op het balkon.


Ik zit, in het binnenterrein, op mijn knieën wormen te zoeken. Loopt een buurvrouw met haar nerveuze hondje langs. ‘Voor mijn kikker,’ zeg ik verontschuldigend. Dan vertelt die buurvrouw (toch bijna ten dode opgeschreven), dat ze vanmorgen een reiger zag over vliegen. ‘Ter hoogte van uw balkon. Hij liet hij iets vallen’, zei ze, ‘poep of wat anders’.


Allebei dus!


Ik zag dat mijn kikkertjes ruggetje beschadigd was. Een snijwondje. Niet bloederig. Eerder slijmerig. Kan ik haar helaas niet bij helpen. Pleisters, zalf, poeder? Bij een kikker? Ho maar! Moet uit zichzelf helen.


Ik verzorg haar zo goed als ik kan. Toch ging ze al na zeven dagen onrustig kwaken en springen op mijn balkon. Ze moest er duidelijk vandoor.


Ik zette haar in een hangpot. Wat water en wormen erbij. Bond een meterslang vliegertouw om die pot, aaide haar over haar glibberige bolletje en liet haar in die pot voorzichtig van mijn balkon zakken. ‘Dag lief kikkertje.’


De pot was nog nauwelijks geland of ze plonsde in het doorweekte gazon. Of ze nog wat te kwaken had kon ik niet meer horen.

zondag 31 maart 2024

HET TEHUIS.

Het begon met schelden tegen Annie, haar moeder, mijn vrouw. Later ging Sjanie met van alles lopen gooien en smijten. Het engste was, dat ze telkens viel ... epilepsie leek wel. De ene keer viel ze lelijker dan de andere keer. Eens brak ze haar neus en verloor drie tanden. Woedeaanvallen … uitsluitend als ik niet thuis was. Afreageren op Annie leek het. Als ik thuis kwam uit mijn werk liep ze nog te tieren. Rustig deed ik mijn jas uit en liep naar Sjanie toe. Ze bond gelijk in. Ik zei niks. Wees alleen maar in de richting van haar kamer. Zette grote ogen op. Achteruit liep ze en vlak voor haar kamer draaide ze zich vlug om, opende de deur en wilde die meteen op slot draaien. O nee! Met één grote stap was ik óók bij de deur. Hield hem open. Sjanie ging gelijk op haar bed liggen. Ik hoefde niks te zeggen. Bleef haar net zo lang aankijken tot ze rustig was.


Het was een patroon. Ik kon het nog wel aan maar voor Annie was het niet te doen. Zij raakte soms gewond door wat Sjanie door het huis smeet. Op een keer gooide ze onze fruitschaal hard naar Annie. Zat ze met een gebroken been. Toen hebben we eens goed met elkaar gepraat en besloten om haar uit huis te plaatsen … voor haar eigen bestwil. Zo’n beslissing doet natuurlijk pijn. Voor Annie, als moeder maar zeker ook voor mij, als stiefvader. Nooit heb ik onderscheid willen maken, omdat ze mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Katja altijd net zo behandelt als haar.
Met deze Pasen is het twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. In het begin gingen we elk weekend nog bij haar op bezoek. Achttien jaar geleden al kregen we te horen, dat we beter niet meer op bezoek konden komen. Volgens de groepsleiding daar, ging ze zowel vòòr als ná ons bezoek door 't lint. Gooien met van alles. Precies zoals ze zich destijds thuis ook gedroeg. ‘Kom voorlopig maar niet meer,’ zei de groepsleiding. Dat duurt nu achttien jaar. Afgelopen goede vrijdag had ik nog even naar het tehuis gebeld om te vragen of Sjanie een middagje bij mij langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds de dood van Annie, vier jaar terug. ‘Dat zal niet gaan,’ zeiden ze daar, ‘want ze is voor de Pasen een paar daagjes bij uw andere dochter Katja’.

Katja woont, bij wijze van spreken, bij mij om de hoek. Helaas ben ik daar ook niet meer welkom … vanwege haar jonge kinderen.

COMEDIAN

Het is kwart voor tien als ik vanochtend wakker word. Extreem laat voor mijn doen. Meestal sta ik tussen zeven en acht op. Ik heb dan ook geen wekker gezet voor vandaag. Dacht dat ik uit mezelf wel bijtijds wakker zou zijn voor de fysio. Niet dus. Half tien was de afspraak. Op mijn mobiel zie ik dat Stephanie, mijn fysiotherapeute gebeld heeft. Toen lag ik nog te pitten. Heb er niks van gehoord.

Moest mijn mobiel gisteravond op ‘stil’ zetten. En dat stond ie nog steeds. Ik was in Theater de Bakkerij, met Annemarie, Jan en Carla (Klup-vrienden). We waren bij de voorstelling: ’Heel Rotterdam lacht’. Acht super-beginnelingen, twintigers, kregen ieder acht minuten om te laten zien wat ze hun mars hadden als stand-up comedian. Voor de meesten was het hun eerste optreden. Het zaaltje was tot de nok gevuld. Zo’n tachtig toeschouwers, schat ik.


Voor sommigen was het niet alleen hun eerste optreden maar naar mijn stellige overtuiging ook hun laatste. Zo af en toe moest de artiest een notitieboekje tevoorschijn toveren worden om te kijken welke grap ook al weer gemaakt moest worden. Prima hoor, dat wisten we als publiek van te voren. We moesten onze verwachtingen niet al te hoog stellen. Dat zou alleen maar tot teleurstelling leiden maar ... helaas dat leidde er toch toe. Het deed me sterk denken aan ‘me eiguh’ fiasco.


Ik krijg het nog Spaans benauwd als ik er aan terugdenk. Ik zat op de toneelschool in Utrecht. Was begin twintig. Gaf me op om in zo’n klein theatertje te debuteren als comedian. Oh, wat voelde ik me beroerd, onzeker en mateloos eenzaam, toen ik daar tegen de vierde wand aan stond te kijken.

Herman van Veen zat ook in de zaal. Hij was meegekomen met Vera, een lief klasgenootje van me. Van mijn ‘repertoire’ weet ik me nog te herinneren, dat ik een grap had over ‘reclame voor wc-papier’. In die reclames, zo grapte ik, gaat het altijd over ‘zacht’, ‘geurig, en fleurig’ maar nooit en te nimmer over de relatie met 'onsmakelijkheden'. Nou, beste lezers, jullie zult wel snappen, ze braken daar de tent af. Óók had ik een nummer, waarin ik van mezelf een karikatuur maakte: smal, slap, bleek, verlegen en te klein geschapen. Daarna verbeeldde ik mijn stoere andere zelf. Wat was ik fier op mijn alter ego! Zijn gespierde, gebruinde sportschoolbody met zijn grote bek en zijn grote … .


Van Vera hoorde ik dat Herman van Veen zich rot gelachen had om mij. Vooral toen ik mijn onderbroek had laten zakken en hij zag hoe te klein die van mij precies geschapen was.


Fysio Stephanie belt me tegen twaalven nog: ‘Ik heb vanmiddag nog een gaatje voor je, om half twee. Laat me even weten of je komt, Jos’.

vrijdag 29 maart 2024

KOM MAAR OP!

We ontmoeten elkaar. Ik versier haar. We zitten allebei nog op school, ik op de toneelschool; zij op de kunstacademie. We kennen elkaar pas twee weken, als ze bij mij op bezoek komt in Utrecht. Mijn hospita ziet ons al aankomen. Die heks komt gelijk op hoge poten naar ons toe: we mogen niet in haar huis blijven slapen.


Tot laat in die avond zitten we te chillen, beetje blowen, beetje vrijen, beetje muziek luisteren … staat opeens die hysterica in mijn kamer. Als door een wesp gestoken krijst ze: ‘Weg wezen jullie!’ Terwijl die teef (shakend) hinderlijk in de weg staat, pak ik op mijn dooie gemak mijn spulletjes. Ze heeft nog een maand huur tegoed. Daar kan ze mooi naar fluiten.

Ik ben nu dakloos. Maar ik kan terecht in het grote kraakpand op het Wilhelminaplein. Een aantal klasgenoten van me zit daar. Zijn we altijd welkom. Er is een mooie kamer vrij. Midden in de kamer ligt een tweepersoonsmatras met een hagelwit hoeslaken.

We gaan eerst samen naar een heerlijk feest, dansen daar wild en worden dronken. Ik weet niet precies hoe zij zich voelt maar ik ben opgewonden. We kunnen niet van elkaar afblijven op weg naar het kraakpand, we maken grapjes, lachen, bijten, zoenen.

Shit! Ze gebruikt de pil niet. Was ik vergeten. Dzjiesus!! Het is al tegen middernacht … kom nou nergens meer aan condooms.

We hebben het alle twee nog nooit gedaan. Zowel opgewonden … vooral ik … als nerveus …, vooral zij. Zonder condoom wil ze er niet aan. Van een prikkelend voorspel kan geen sprake meer zijn. Ze pakt pen en papier en begint druk te rekenen. Voor mij valt er weinig te rekenen. De mijne is nu een stuk kleiner dan tien minuten geleden. Het rekenen heeft haar niet de zekerheid gegeven waar ze naar op zoek was. Haar eitje springt waarschijnlijk pas morgen … ze besluit het er maar op te wagen:

‘In godsnaam dan maar. Kom maar op!’

Hij staat toch snel weer overeind, dat wel, maar voor het lekkere en het mooie kom ik veel te vroeg. Zij helemaal niet.

Wèl zijn we nu alle twee in één keer ontmaagd. Dat kan alvast maar gebeurd zijn. Een bloedvlek, ter grootte van een pioenroos, zó ontiegelijk mooi rood, prijkt in het hagelwitte laken.

Ze kwam niet klaar … het deed pijn. Ook later nog. Blij zijn we niet. Hadden het beter kunnen laten. Een illusie armer, liggen we naast elkaar. Ik sla mijn arm om haar heen. Haar handpalmen liggen laag op haar buik. Ligt ze nog steeds te rekenen?

‘Je bent net als die andere mannen. Anticonceptie komt niet in je op, hè. Dat is iets voor vrouwen, toch?’

donderdag 28 maart 2024

DE VERREKIJKER.

’t Is zes uur. Lekker vroeg. Heb de hele avond nog voor me. Ik kom thuis, na het eten van een lekkere 'Hollandse pot'. Stamppot rooie kool met een iets te dikke maar verse worst en een mager schaaltje dubbelvla. Ik drink er altijd een alcoholvrij biertje bij. Voor zes euro vijfentwintig. Geen geld toch? Met mijn vriend Theo zit ik elke woensdag tussen vijf en zes in het buurthuis om de hoek te smikkelen. Volgens Theo zitten we dan aan tafel met een groep waarvan 95 % boven de zeventig, 80% vrouw en minimaal 70 % semi dement is. Wat een prima mix vormt voor een gezellig en soms heel verrassend uurtje.



Het schemert, ik doe expres geen licht aan. Dan denken ze aan de overkant dat ik nog niet thuis ben. In veel woningen daar hebben ze het licht al wel aan.
Zij nog niet. Meestal is zij al eerder thuis dan ik. Zo met het blote oog zie ik dat er, aan de overkant, wordt gecomputerd, tv gekeken, gedart, gedanst en gehoomtraind. Heel helder krijg ik het allemaal niet op mijn netvlies. Wat voor mij ook niet zo nodig is bij dat soort activiteiten. Waar het mij om gaat is dat ik hààr straks scherp in het vizier krijg. Ik pak mijn verrekijker voor de zekerheid alvast uit het tasje en leg hem voor me op het kozijn naast de Christusdoorn.


Plotseling flitst het licht in haar woonkamer aan. Ik pak snel de verrekijker. Heb haar gelijk scherp in beeld. Haar jasje en tasje heeft ze al uit. Haar haardonut doet ze af. Ze schudt haar haar los. Ze kleedt zich helemaal uit. Duwt een cd-tje in de cd-speler. Geeft haar salontafel een zet en gaat wild staan springen en swingen in haar woonkamer. Ze swingt en springt niet alleen, ze staat ook, voor mij onhoorbaar, te zingen. Ik krijg alleen haar gezicht niet scherp genoeg in beeld om te kunnen liplezen, wat ze nou precies aan het zingen is.


En ineens zie ik het toch. Ik tik op mijn mobiel een nummer in. Zij aan de overkant neemt op: 'Hallo?'.

'Ik weet het, Liesbeth,' zeg ik. 'Het is ‘My Generation’, ‘My generation’ van de Who.

'Hartstikke goed, Jos. 't Was inderdaad 'My generation'. The Who. Remember 1965!'

woensdag 27 maart 2024

UIT HET RAAM GEVALLEN

 Zijn glas wodka trilt tussen zijn handen. Zijn zoon David komt straks op tv. In het praatprogramma ‘Op 1’. Vanmorgen belde David hem al: ’Vanavond kijken hè, papa. Op NPO 1’.



Het programma start met het ‘peak news’ van de dag: ten eerste: de twee dochters van Vladimir Poetin, Maria (38)en Katerina (37) zijn heden morgen uit het raam ‘gevallen’ van een kamer op de eenentwintigste verdieping van het Okura Hotel in Amsterdam . Beide vrouwen hebben het er niet levend vanaf gebracht. Aan het einde van de middag bereikte ons het ‘diep treurige bericht’ dat de Russische dictator, kort na het horen van het voor hem zo treurige nieuws over zijn geliefde dochters, zelf tijdens een zes-gangen diner in Sint-Petersburg geheel onverwacht om het leven kwam na het drinken van een ‘gemixte’ wodka.


Het tweede ‘hot news‘ van de dag was de brutale verstoring door pro-Palestijnse activisten van het concert van de van oorsprong Joodse zangeres en ex songfestival winnares Lennie Kuhr in Waalwijk. Wat kan Lenny Kuhr er nou gvd aan doen, als Netanyanu, die Joodse president-oorlogsmisdadiger, het Palestijnse volk aan het uitroeien is. Dertig duizend Palestijnen zijn al uitgeroeid, waaronder 13.000 kinderen.


‘Hij zat zo boordevol muziek … Hij zong voor groot en klein publiek … Hij maakte blij, melancholiek … De troubadour ... de troubadour … la lalala … lala lalala … lalala …lalala….’ Meer dan 13.000 Palestijnse kinderen gedood … la …lalala …la… la.. l


Oeverloos werd er over geouwehoerd. Die grappige schooljuf uit Reeuwijk wist dit, die konijnenfokker uit Rotterdam wist weer dat … meer en beter eigenlijk nog dan die schooljuf ….een postbode uit Schin op Geul had weer iets grappigs meegemaakt en die bekende profvoetballer van Ajax, zei iets wat helemaal nergens op sloeg. Daar werd dan ook door iedereen hartelijk om gelachen. Soms wáren die onbelangrijke zaken ook kostelijk om over te lachen en toch ook leuk.

Behalve voor zijn zoon David dan. Die heeft eigenlijk nergens wat mee. Sowieso niet met oorlogsmisdaden. Zijn zoon was vòòr de uitzending, door de hoofdredacteur van ‘Op 1’ al gezegd dat hij pas helemaal aan het eind van de uitzending in beeld zou komen.
De uitzending zat er bijna op. Er wordt tenslotte nog een Socutera filmpje aangekondigd. Daarin ziet de kijker David, een nog redelijk goeie mongool, vrolijk buggy jumpen vanaf de Euromast.

‘Maak Buggy Jumpen Ook Voor Mongolen Mogelijk. Stort op Giro 567’ Zo Luidt de boodschap.


Woedend smijt Davids vader zijn glas met wodka aan diggelen tegen de radiator, naast zijn sta op stoel. Hij laat het er niet bij zitten!