woensdag 29 december 2021

STRAND

Hij moet er even uit. Lang hoeft hij niet na te denken over zijn bestemming: Hoek van Holland Strand. Dat het regent kan hem niet schelen. Met z’n regenpak en zijn laarzen aan stapt hij de deur uit richting metrostation Prinsenland. Makkelijk reisje tegenwoordig in bijna een uur is hij er; het laatste stukje vanaf Hoek van Holland Haven brengt een bus hem naar het strand. Het is stil in de metro.  De kinderen hebben vakantie en om te winkelen is het geen weer. Eigenlijk is het ook voor hem geen weer om er uit te gaan. Maar toch …

Normaal roept een lieflijke (namaak?)damesstem om dat mondkapjes verplicht zijn in de metro maar nu klinkt de plat-Rotterdamse stem van (waarschijnlijk) de metrobestuurder zelf, die zegt dat je nu maar meteen ‘mot uitstappe als je geen mondkappie wil drage.’ Zoiets had hij nog niet eerder gehoord. Natuurlijk was hij weer eens vergeten zijn mondkapje van onder zijn kin naar zijn neus te trekken.  Op station Capelsebrug  rijdt een scootmobiel  de metro in met een geheel in een regentent gehulde dame. Alleen haar in-en-in bleke, bijna gelige gezicht steekt er uit .. lijkt haast wel kanker.  Ze is in druk in gesprek gewikkeld met iemand die haar alsmaar goede raad aan het geven is, die zij consequent in de wind slaat. ‘Nee daar begin ik niet aan ….’ ‘Dat heb ik nou al zo vaak geprobeerd …’ ‘Ik heb geen zin in ruzie, hoor…’ ‘Dat is veel te omslachtig …’ ‘ Nou, Desi,’ zucht ze ’ik moet er zo weer uit dus ik ga maar weer eens hangen. Doei, groetjes …’  Al stuntelend met haar scootmobiel lukt het haar nog net op tijd de metro te verlaten.

Jaren geleden reed hij met de auto naar Hoek van Holland en vandaar liep hij over het strand naar  ’s Gravenzande.  Het naaktstrand. Het was daar wel relaxt. Hij was er af en toe met zijn vriendin Carola. Kinderen hadden ze toen nog niet. Dat was wel rustig. Er waren destijds op dat naaktstrand überhaupt weinig gezinnen met kinderen. Hij herinnert zich nog dat Carola zich daar niet zo erg op haar gemak voelde. Topless vond ze geen probleem  maar helemaal in haar blootje voelde zich al snel ongemakkelijk. Ze deed het toch wel, dacht hij, om hem een plezier te doen.  Maar het ging wel  ten koste van haar spontaniteit, en ook van haar sportiviteit. Hij had badmintonrackets meegenomen …  nou, ze ging echt niet met hem badmintonnen … hij moest maar iemand anders gaan zoeken. Dat deed hij natuurlijk niet. Het was met haar of met niemand. Zonnen, lezen, drinken, eten en … niet te vergeten: samen spetteren in de zee.

Zo’n temperatuurtje als destijds op het naaktstrand is het hier in Hoek van Holland vandaag niet, hoewel  het voor eind december erg zacht is: 13 graden.  Het voelt alleen wat kouder aan door die miezerregen en tamelijk frisse wind.  Verlaten hier …  nauwelijks meeuwen … daar ziet hij toch nog een hond, een Gordon Setter, de koude zee trotseren. ‘Sita, kom!’ hoort hij achter zich. Dat lijkt wel de stem van Carola. Verbaasd kijkt hij om. Maar ze is het niet. Dat kan ook helemaal niet. De kletsnatte hond komt nog even aan hem snuffelen. Hij aait hem over zijn natte snuit: ‘hallo Sita’… en als een speer rent de hond naar zijn vrouwtje.

Tegen de harde wind in loopt hij verder over het strand, langs de branding in de richting van de pier, waarachter een immens groot containerschip  de Nieuwe Waterweg op vaart.  

dinsdag 28 december 2021

EEN PASSENDE BAAN

Sedert 1995 reist Johan elke werkdag per trein heen en weer tussen zijn woonplaats Enschede en Rotterdam, waar hij directeur is van het NIMEZOF, een zorginstelling voor niet-meer-zo-frisse ouderen. Wie Johan, letterlijk en figuurlijk een dikke vijftiger, van huis ziet gaan met de zwarte gleufhoed op het welvarende rode hoofd met strak getrimd baardje, de statige lakense jas, de glimmend gepoetste zwarte schoenen, de attachékoffer en de laptop, kan al licht de indruk krijgen dat hij directeur is van een instelling waar jaarlijks vele miljoenen omgaan. Bij de organisatie, die hij zeven jaar geleden op de rails heeft gezet, werken, tien man, zoals Johan het noemt, ofwel: negen vrouwen en hijzelf.

   Reizen doet hij altijd eerste klas, zodat in alle rust gewerkt kan worden met de laptop op schoot. Die tijd in de trein heeft Johan hard nodig: hij bedenkt daar de plannen en strategieën. Bij overeenstemming in het managementteam, bestaande uit hemzelf en de coördinator zorg, is er niets aan de hand. Maar komt er in het managementoverleg kritiek, dan schorst Johan de vergadering onmiddellijk, omdat hij nu eenmaal niet in staat is adequaat te reageren. Eerst de trein in en met de laptop op schoot de bekritiseerde beleidsnotitie bijstellen.

   Nu staat op zijn computerscherm al enkele dagen het trefwoord ‘schoolzwemmen’ te knipperen. Gesprekken in de enige wandelgang die het NIMEZOF rijk is, leveren zo nu en dan best eens iets aardigs op, zoals dat flitsende idee om niet-meer-zo-frisse ouderen in te schakelen in de laagste klassen van de basisschool en dan met name bij het zwemonderricht.

   “Ja, ja, ja… interessant,” reageerde Johan, met lichte hoofdschuddende beweginkjes, “zet dat voor ons overleg van morgen maar even op papier als je wilt, dan kunnen we er misschien wat dieper op in gaan.”  Vervolgens snelde hij naar zijn kamer, kroop direct achter zijn pc en tikte het woord ‘zwemlessen’ in, om over na te denken straks in de intercity naar Enschede.

  Johan ziet zichzelf als een helder scribent en een begenadigd spreker. De realiteit is echter volslagen anders. De NIMEZOF-medewerker is het spoor meestal volledig bijster na het lezen van twee, hooguit drie volzinnen uit willekeurig welke beleidsnotitie van zijn hand dan ook. Vers van de pers verdwijnen zijn stukken alweer in de papierbak. De hilariteit bij zijn medewerkers over zijn notities vertaalt Johan als signalen van een goede werksfeer en open communicatie binnen de organisatie.

Nu kan een beleidsnotitie in de vuilnisbak gegooid worden, dat gaat echter niet met Johans onbegrijpelijke, soms onverstaanbare en altijd veel te lange  inleidingen. Met de blik op nul en het verstand op oneindig kan zo’n verhaal, zij het met moeite, uitgezeten worden. Toch gebeurt het niet zelden dat een ingedommelde toehoorder wakker schrikt van zijn of haar eigen gesnurk. Jammer is dat, want op zich is het werkveld van ‘de niet-meer-zo-frisse oudere’ ontzettend levendig, interessant en allesbehalve slaapverwekkend. Helaas is Johan er nog niet in geslaagd een vonkje enthousiasme over te brengen. De chemie heeft ook steeds ontbroken tussen Johan en de anderen binnen het NIMEZOF, hoe hij ook zijn best heeft gedaan. 

   Veel krediet verspeelde Johan bij het team met zijn pertinente weigering om aan het bestuur het ‘bubbelproject’ voor te leggen. Dit bruisende plan voorziet in de verlevendiging van de entreehal van Verzorgingscentrum De Steunkous. Centraal in dat plan staat een groot bubbelbad voor niet-meer-zo-frisse ouderen, dat, indien de financiën het toelaten, zal worden uitgebreid met een superglijbaan van vijfenzeventig a tachtig meter. Johan vindt het idee ‘getuigen van een verregaande mate van smakeloosheid’. 

   De van overheidswege verordonneerde centralisatie betekent het verlossende einde voor het alsmaar stroever functionerende NIMEZOF. Het niet-meer-zo-frisse ouderenwerk is inmiddels overgenomen door de grootstedelijk organisatie de Wip. Voor negen van de tien medewerkers verandert er door deze overname niets in hun werk en inkomen. Maar voor Johan ligt dat problematischer want zijn functie verdwijnt en op de vacature ‘directeur’ van de Wip hoeft hij sowieso niet te reageren want hij voldoet bij lange na niet aan het geschetste profiel. In eerste instantie is Johan de fulltime baan ‘Beheerder Bubbelbad Steunkous’ aangeboden maar daar kan hij, zeer  begrijpelijk overigens, absoluut de motivatie niet voor opbrengen.  Personeelszaken is bereid flink in Johan te investeren teneinde een passende baan voor hem te vinden; zolang die niet gevonden is kan hij, met behoud van salaris, voor minimaal 15 uur per week,  aan de slag als ‘begeleider niet-meer-zo-frisse schoolzwemouderen’.

 

 

  • Eerder geplaatst in maart 2003.

 

maandag 27 december 2021

ONGEZWAVELDE PRUIMEN

 Vandaag is de dead-line. Dan moet ik Tirza terugbrengen bij de bieb . Tirza is een boek dat Arnon Grünberg geschreven heeft. Een fantastisch boek. Ik raad het iedereen aan.  Het gaat over een gebroken man (Hofmeester heet hij met zijn achternaam). Zijn echtgenote is bij hem weggelopen. Hij is, als boekbeoordelaar bij een uitgeverij, ontslagen en is al zijn spaargeld kwijtgeraakt aan een hedge fund. Het enige wat hij nog heeft kunnen behouden is zijn dierbaarste bezit: zijn dochter Tirza. Na haar eindexamenfeestje gaat Tirza met haar nieuwe vriendje naar Namibië.  Hofmeester zal zijn dochter moeten loslaten.  Meer verklap ik niet. Lezen!!!

Als ik het boek vandaag niet inlever krijg ik een boete, niet zo héél erg hoog maar toch …  zondegeld. Ik ga geen nieuw boek lenen in de bieb omdat ik zelf voor 27 euro een nieuw boek heb gekocht bij Donner: ‘de  Mitsukoshi  troostbaby company’ van Auke Hulst. Ik had nog nooit van die schrijver gehoord maar hij boeide me bijzonder tijdens het interview dat hij gaf in het literaire programma van de VPRO:  ‘Brommer op zee.’  Dat boek heeft meer dan zeshonderd bladzijden. Eer ik daar doorheen ben zijn we al zeker drie weken verder. Vandaar dat ik geen  nieuw boek leen.  Auke Hulst schreef over  een schrijver die een robotdochter koopt, die het verlies van een ongeboren kind moet compenseren. Ondertussen werkt die schrijver aan een roman waarin zijn alter ego terugkeert in de tijd, met als doel de loop van de geschiedenis te veranderen – al was het maar in een verhaal. Laten werkelijkheid en fictie zich in handen van een schrijver wel dwingen?

In de bieb loop ik Grizela tegen het lijf; ze is Pools. Leuk om haar weer eens te zien. Met haar heb ik een paar jaar Nederlandse conversatie gedaan.  Het gaat niet zo goed met haar, eufemistisch uitgedrukt. Angstig probeert ze mijn blik te ontwijken. Ze heeft een psychose gehad en weet nog niet zeker of ze er al helemaal uit is. Engelen in haar hoofd willen haar steeds een bepaalde kant op duwen, een kant die haar bang maakt.  Bij de GGD heeft ze hulp gezocht en gevonden; ze slikt nu pillen maar die gaan pas over een paar weken werken.  Ik vind het vreselijk voor die lieve schat.  ‘Kom, dan gaan we een kopje thee drinken, Grizela?’  ‘Nee, bedankt, ik moet naar werk.’(Vakkenvuller is ze bij Kruidvat en dat met haar universitaire opleiding). ‘Tot ziens.’ … en weg is ze.       

Ik ga vandaag ook nog even naar de markt om gedroogd fruit te kopen voor mijn dagelijkse portie muesli.  Ik heb zure abrikozen, ongezwavelde pruimen, dadels en een kilo muësli nodig. Misschien, heel misschien ga ik ook nog een mooie zwarte hoed kopen voor bij mijn onlangs aangeschafte  statige, lange, zwarte jas. Bij dezelfde kraam als waar ik die jas kocht, heb ik sjieke zwarte hoeden gezien voor twintig euro.

Een psychose is natuurlijk vreselijk en je kan het eigenlijk niet met elkaar vergelijken maar kiespijn is toch zeker zo gruwelijk.  Paracetamol helpt nauwelijks, hooguit een kwartiertje. Godzijdank heb ik  een soort ‘paracetamol plus’ daar slaap ik de hele nacht op.  De tandarts heeft een kaakoverzichtsfoto gemaakt en daaruit heeft hij geconcludeerd dat ik een wortelkanaalbehandeling nodig heb. Vier januari gaat dat gebeuren. ‘O, valt wel mee hoor,’ lacht de tandarts. Als ik alleen al het woord ‘wortelkanaalbehandeling’ hoor, lopen de rillingen over mijn rug.

 

zondag 26 december 2021

BOOSTER-MEAL

 De GGD vraagt hem gemakkelijke kleding aan te trekken, want dat prikt zo veel makkelijker.  Ze denken daar toch niet dat hij in een t-shirtje zijn Booster-prik komt halen. Het is winter en vandaag (tweede kerstdag) iets onder nul. Hij doet het niet om te zieken maar hij trekt z’n gewone winterkloffie aan naar zijn priklocatie: het Schuttersveld. Hij excuseert nog zich wel bij de veel te dikke maar aardige prikster dat hij zo warm is aangekleed. (Een dikke jas, een warme katoenen coltrui en een  thermo shirt met lange mouwen). ‘Geeft niet hoor,’ zegt ze, ‘ het is toch heel rustig vandaag, doet u maar kalm aan.’  Het lukt hem niet om zijn katoenen coltrui en zijn thermoshirt over zijn mondkapje heen uit te trekken. De prikster (ze heet Karla Braafheid, dat staat op haar naamplaatje, Carla met een  ‘K’) ziet hem onbeholpen otteren met uitkleden en zegt dan, zonder hem aan te kijken, dat hij zijn thermoshirt wel mag aanhouden. Alleen zijn katoenen coltrui moet hij uit doen. ‘Doe  voordat u uw coltrui uittrekt, uw mondkapje af en zet het meteen daarna weer op alstublieft, ik vraag u dit in verband met het besmettingsgevaar, we kunnen immers niet voorzichtig genoeg zijn, dank u wel.’  Het is zo gebeurd, die prik. Geen enkele pijn. De volgende klant staat al te trappelen  voor de prikcabine.   Hij krijgt van de prikster het bewijs van zijn  vaccinatie in zijn rechterhand geduwd. terwijl hij nog bezig is zijn linkerhand in zijn coltrui te wurmen.  Hij kleedt zich in alle rust verder aan: trui aan, muts op, jas aan, het vaccinatiebewijs in de binnenzak van de jas, drukkertjes van de jas dicht, want het was volgens Karla (met een  ‘K’) toch niet druk vandaag. ‘U kunt nog een kwartiertje in de wachtruimte plaats nemen, fijne dag,’ zegt ze terwijl ze alweer bezig is met de volgende klant. ‘Geen probleem,’ zegt hij ‘en … werk ze!’

Van het Schuttersveld in Crooswijk is het maar een paar minuten  lopen naar het huis van zijn vriend Keith (met een K), een Rotterdammer in hart en nieren, maar geboren in Liverpool. Hij is door Keith uitgenodigd voor: ‘a modest christmas meal’.  Het is zeker alweer vier maanden geleden dat hij bij Keith thuis was. Eigenlijk veel te lang … maar het scheelt dat hij hem elke donderdagavond aan de telefoon heeft.  Hij schrikt ervan hoe Keith er uit ziet. Een oud wijf lijkt het wel, zo zonder zijn kunstgebit en zijn lange grijze haren los hangend in plaats van in een paardenstaart, zoals anders. ‘It’s sunday and than I never wear my ponytail nor I have my dentures in.’ lacht Keith. 

Bij de zwarte thee met  scones en een heerlijk stuk fruitcake, bekomt hij van de schrik. Keith is voor de rest  geen spaan veranderd. Ze hebben het zoals  altijd over hun favoriete onderwerpen als voetbal (Liverpool en Sparta), muziek, alcohol en vrouwen. Hij heeft een vrolijk wijntje meegenomen maar die mag weer mee terug. Keith heeft de drank al jaren geleden afgezworen na een turbulente alcoholrijke periode.              

Het twee-gangen kerstdiner  dat Keith hem voorschotelt bestaat uit kalkoen en kerstpudding. Engelser kan haast niet. Hij geniet er van. Keith heeft zijn stinkende best gedaan.

 

 

zaterdag 25 december 2021

ALLEEN

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

vrijdag 24 december 2021

KERSTDINER

Het is 25 december 2021 laat in de middag. Uit een gloednieuwe Mercedes-Sedan stapt James Callaghan. Linea recta loopt hij naar de achterklep, opent die, haalt daaruit een vuilnisbakzak tevoorschijn en zet die op de grond. Meteen doet hij zijn stropdas af, trekt zijn jasje en overhemd uit en pakt uit de zak een soort rode lap, wat een korte rode winterjas blijkt te zijn … ook haalt hij nog een rode lange broek, rode schoenen, een aanplakbaard en – snor uit de zak … allemaal in dezelfde teint rood. Hij verkleedt zich als kerstman. Voordat hij de achterklep dichtgooit pakt hij een kooitje met handvat.  Dan maakt hij schielijk een beestje los van de riem waarmee het onder de achterbank is vastgebonden … het is een heel jong biggetje. Hij stopt het snel in het draagbare kooitje. Het beestje gaat tekeer als een speenvarken en dat is het natuurlijk ook … James  vindt dat niet zo erg. Hij sluit de auto af en loopt fluitend (Congratiulations, van Cliff Richard) naar het op het eerste gezicht armetierige onderkomen op nummer 146. Voor een achterstandsbuurt valt dit hier nog méé. Hij belt aan maar er wordt niet open gedaan. Hij gaat enkele stappen achteruit op het tuinpad en ziet een meisje (van een jaar of 13) op schoot zitten bij een volwassen man. Hij hoort ze zingen en hij ontwaart nòg een zingend manspersoon … ‘jingle bells’ … ze zijn duidelijk in hun sas. Logisch dat ze nu de bel niet horen. Hij probeert het nog eens. Dit keer belt hij mee op de melodie van ‘jingle bells’. En ja hoor, hij heeft succes.  Er wordt open gedaan door het hogelijk verbaasde meisje. 

‘Dag meisje,’ zegt hij, ‘ ik ben James Callaghan, en die daar in dat kooitje is mijn biggetje Pig. Zou ik misschien bij u in huis mogen eten?’  ‘Jingle Bells klinkt zo met de deur open wel heel erg hard, bah!’ denkt hij.

‘Dat kan ik niet alleen beslissen, ik woon hier met mijn vader en zijn vriend, die moeten het ook goed vinden natuurlijk.’ Ze gaat het even vragen en vrij snel is ze weer terug: ‘Nee, het kan niet, James, we hebben nog maar net genoeg te eten voor onszelf.’

‘O, maar jullie hoeven niet voor mijn eten te zorgen.  Ik heb zelf genoeg  bij me en Pig heeft zijn buikje al rond gegeten, kijk maar. Desnoods kunnen jullie wat van mij te eten krijgen. Ik zou alleen graag van jullie keuken gebruik willen maken.’

Na overleg vindt het drietal het goed dat James de keuken gaat gebruiken. Ze willen alleen geen pottenkijkers bij hun eigen diner. Dus moet James zo lang wachten in de kleine slaapkamer van het meisje. 

‘Goed, maar dan ga ik me nu eerst even omkleden, want zo kan ik niet op mijn eigen kerstdiner verschijnen’ en hij drentelt naar de blinkende Mercedes-Sedan bij hun voor de deur.

‘Ik kom zo terug.’

Even later staat de man weer voor de deur, alleen nu verkleed als Eucalypta, de gemene heks van Paulus de Boskabouter. Op haar rechterschouder zit een rat, die over haar nek naar haar linkerschouder loopt en weer terug  van links naar rechts en dan weer naar links enzovoorts, enzovoorts. Met haar schel,  knerpend stemgeluid klinkt die Eucalypta lang zo vriendelijk niet:

‘Zo hier ben ik weer.’ De dochter van de vriend van haar vader schrikt ernstig en roept: ‘Neen, jij bent  een enge heks … niet zoals die kerstman …  Toch mag Eucalypta straks hun keuken gebruiken.  Ze weten immers alle drie heus wel dat James, de warme vriendelijke kerstman van daarnet, hier stiekem achter zit. 

donderdag 23 december 2021

Het is nu eenmaal zo.

 Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een erg saai stel. Ze weten het zelf. Hun buren weten het. Hun kinderen en familie; collega’s. Het is nu eenmaal zo; ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is hij een,  weliswaar vriendelijke, doch uitzonderlijk saaie kerel en omdat zij een beetje te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij ook zo saai is maar dat is helemaal niet zo. Want als ze samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en een opwindende stripteases.  


Ze werken allebei op het stadhuis. Hij is bode. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Ze moeten om half negen beginnen. Hij zet de wekker altijd op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendknuffeltje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee; voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek dan zijn zwarte bode-uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse pets op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo vlak bij haar werkplek.
‘Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in?’ schijnt hij te denken, want iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijtertje ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij.  Een zo'n uitsmijter is zat voor met z'n tweeën, toch.

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: 
‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe kul. 
Als ze om zes uur thuis zijn bereiden ze gezamenlijk de maaltijd. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Om  acht uur het NOS journaal en daarna wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het de beurt aan hem. En zij weet precies wat hij gaat kiezen: dammen…… Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gatverdamme!’ Het gaat er niet om dat hij altijd wint maar dat spel, met dat vingertje naar dat zwarte of witte schijfje en dan een beetje schuiven naar links of naar rechts….Gat-ver-dam-me. De kwelling is haar goed aan te zien; haar gezichtje trekt wat wit weg. 
 Hun avond is overigens veel te snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. 
Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij zeurt er ook verder niet over.
‘Wat wil jij tot slot van deze avond?’vraagt zij
‘Ik wil wel weer eens lekker gepijpt worden; geen beter slaapmutsje dan dat,’zegt hij, ‘en waarmee kan ik jou verwennen?'
‘Nou, als jij mijn klietje straks likt, dan slaap ik daarna als een roosje, zeker weten.’
‘Ga maar eens lekker liggen,  knul. Je weet, we hebben geen uren de tijd; morgen is het weer vroeg dag. Probeer maar te ontspannen. Hé, hé, ho ho, nou nou, die piemel van jou weet ook niet wat ontspannen is.’
Tsja, het is nu eenmaal zo.