Rinus:
Kijkt u daar nu toch eens, meneer, wat aandoenlijk, wat
schattig, wat lief. Zo ongedwongen en naturel……… die dovemansoortjes! Hoe
wonderlijk.
Tinus:
Wat zeg je toch allemaal weer? Ik heb je even niet gehoord,
beste man. Hoogstwaarschijnlijk en eigenlijk weet ik het wel zeker, heb ik heel
wat belangrijkere kwesties over mijn rug en aan mijn hoofd dan jouw doorgaans
zo onnozel geraaskal…..met alle respect overigens, waarde man.
Rinus:
Ze maken me zo intens gelukkig, die kleine dartele
dovemansoortjes……
Tinus:
Over mijn rug voel ik een klein mierenbeestje of iets van
dien aard, kriebelen, van boven naar beneden. Mijn hoofd daarentegen gaat
heftig tekeer: ‘ Bonk, bonk, bonk,bonk’. Dat komt dan weer van die vermaledijde
struisvogel vandaan, potjandikkeme.
Rinus:
Het lijkt welhaast een eenëiige dovemanstweeling; zo
identiek die kleine flaplelletjes en zeker ook de oorschelpjes
Tinus:
Wat doet die struisvogel me lelijk schrikken en dan druk ik
me nog zachtjes uit. De struisvogel met z’n oorpijnigend gestruis en een wel
heel ontoepasselijk dienblad in zijn bek.
Rinus:
Ach, het dovemans trommelvliesje, het buisje van Eustachius,
hamer, aambeeld en stijgbeugel: alles zo identiek.
Tinus:
Hij is gekleed als een gérant en vraagt mij, tussen neus en
snavel door, ‘wilt u misschien nog iets gebruiken, heer?'
Rinus:
……en dat oorsmeer: dezelfde kleur, dezelfde geur, ja
waarachtig ook: de zelfde smaak.
Tinus:
…….nog iets gebruiken?…………en dat terwijl ik nog helemaal
niks op heb. Laat ik dat maar gewoon brutaal noemen. Wat mij ernstig hindert:
hij doet me pijn aan de oren. Alles, letterlijk alles, hoor ik en het zou me
niets verbazen , als ik alles ook nog eens twee keer zo hard zou horen als u of
andere stervelingen. Daar, vriendelijke vriend,
wil ik nu wel eens vanaf wezen.
Rinus:
O, maar dan zou u misschien iets kunnen hebben aan een of
meerdere dovemansoortjes, waar ik u net al over sprak, die daar zo schattig en
leuk, ongedwongen voorbij kwamen toen u iets belangijkers aan uw hoofd en rug
scheen te hebben, nietwaar?
Tinus:
Je heb je iets kwaads in de zin met wat je zojuist uitsprak,
hè?
Rinus:
Welnee, zeg.
Tinus:
Laat ik het niet merken, hoor!
Rinus:
Had u zoëven maar naar mij geluisterd. Dan had ik u op de
korte termijn kunnen helpen de pijngrens van uw trommelvlies te verleggen.
Tinus:
Goed, kerel, vertel op, hoe zouden die dovemansoortjes me
van dienst kunnen zijn.
Rinus:
Jonge dovemansoortjes, alleen de jonge lenteoortjes
gebruiken. Vijf oortjes pureren in de keukenmachine, een pondje dovenetel, een
pondje brandnetel erbij, acht hele kruidnagels. Aan de kook brengen; af laten
koelen. Voor het slapen gaan hiervan wat achter uw beide lelletjes aanbrengen.
Een half jaar lang. U hoort het vanzelf.
Tinus:
Ho, ho,ho,ho, heer…..waar ben je in ’s hemelsnaam mee bezig?
Je denkt toch zeker niet dat ik die prachtige, schattige dovemansoortjes ga
gebruiken voor mijn nietige oorprobleem, oh nee, absoluut niet.
Rinus:
Ik kan ook al haast niet geloven dat u wreedheid met u mee
draagt. Er zijn nog maar zo weinig dovemansoortjes; laten we daar zuinig op
zijn. Ik stel uw houding in dezen zeer op prijs.
Tinus:
Dank u beste man.
Rinus:
U zult, naar ik aanneem toch wel iets willen doen tegen de u
kwellende geluiden?
Tinus:
Jazeker, u gaat mij vanaf heden volgen en ik draag u op, in
geval geluiden mij hinderen, uw handen
voor mijn oren te houden.
·
Eerder verschenen in december 2011.