zondag 12 december 2021

DOVEMANSOREN

Rinus:

Kijkt u daar nu toch eens, meneer, wat aandoenlijk, wat schattig, wat lief. Zo ongedwongen en naturel……… die dovemansoortjes! Hoe wonderlijk.

Tinus:

Wat zeg je toch allemaal weer? Ik heb je even niet gehoord, beste man. Hoogstwaarschijnlijk en eigenlijk weet ik het wel zeker, heb ik heel wat belangrijkere kwesties over mijn rug en aan mijn hoofd dan jouw doorgaans zo onnozel geraaskal…..met alle respect overigens,  waarde man.

Rinus:

Ze maken me zo intens gelukkig, die kleine dartele dovemansoortjes……

Tinus:

Over mijn rug voel ik een klein mierenbeestje of iets van dien aard, kriebelen, van boven naar beneden. Mijn hoofd daarentegen gaat heftig tekeer: ‘ Bonk, bonk, bonk,bonk’. Dat komt dan weer van die vermaledijde struisvogel vandaan, potjandikkeme.

Rinus:

Het lijkt welhaast een eenëiige dovemanstweeling; zo identiek die kleine flaplelletjes en zeker ook de oorschelpjes

Tinus:

Wat doet die struisvogel me lelijk schrikken en dan druk ik me nog zachtjes uit. De struisvogel met z’n oorpijnigend gestruis en een wel heel ontoepasselijk dienblad in zijn bek.

Rinus:

Ach, het dovemans trommelvliesje, het buisje van Eustachius, hamer, aambeeld en stijgbeugel: alles zo identiek.

Tinus:

Hij is gekleed als een gérant en vraagt mij, tussen neus en snavel door, ‘wilt u misschien nog iets gebruiken, heer?'

Rinus:

……en dat oorsmeer: dezelfde kleur, dezelfde geur, ja waarachtig ook: de zelfde smaak.

Tinus:

…….nog iets gebruiken?…………en dat terwijl ik nog helemaal niks op heb. Laat ik dat maar gewoon brutaal noemen. Wat mij ernstig hindert: hij doet me pijn aan de oren. Alles, letterlijk alles, hoor ik en het zou me niets verbazen , als ik alles ook nog eens twee keer zo hard zou horen als u of andere stervelingen. Daar, vriendelijke vriend,  wil ik nu wel eens vanaf wezen.

Rinus:

O, maar dan zou u misschien iets kunnen hebben aan een of meerdere dovemansoortjes, waar ik u net al over sprak, die daar zo schattig en leuk, ongedwongen voorbij kwamen toen u iets belangijkers aan uw hoofd en rug scheen te hebben, nietwaar?

Tinus:

Je heb je iets kwaads in de zin met wat je zojuist uitsprak, hè?

Rinus:

Welnee, zeg.

Tinus:

Laat ik het niet merken, hoor!

Rinus:

Had u zoëven maar naar mij geluisterd. Dan had ik u op de korte termijn kunnen helpen de pijngrens van uw trommelvlies te verleggen.

Tinus:

Goed, kerel, vertel op, hoe zouden die dovemansoortjes me van dienst kunnen zijn.

Rinus:

Jonge dovemansoortjes, alleen de jonge lenteoortjes gebruiken. Vijf oortjes pureren in de keukenmachine, een pondje dovenetel, een pondje brandnetel erbij, acht hele kruidnagels. Aan de kook brengen; af laten koelen. Voor het slapen gaan hiervan wat achter uw beide lelletjes aanbrengen. Een half jaar lang. U hoort het vanzelf.

Tinus:

Ho, ho,ho,ho, heer…..waar ben je in ’s hemelsnaam mee bezig? Je denkt toch zeker niet dat ik die prachtige, schattige dovemansoortjes ga gebruiken voor mijn nietige oorprobleem, oh nee, absoluut niet.

Rinus:

Ik kan ook al haast niet geloven dat u wreedheid met u mee draagt. Er zijn nog maar zo weinig dovemansoortjes; laten we daar zuinig op zijn. Ik stel uw houding in dezen zeer op prijs.

Tinus:

Dank u beste man.

Rinus:

U zult, naar ik aanneem toch wel iets willen doen tegen de u kwellende geluiden?

Tinus:

Jazeker, u gaat mij vanaf heden volgen en ik draag u op, in geval geluiden mij hinderen,  uw handen voor mijn oren te houden.

 

·         Eerder  verschenen in december 2011.

zaterdag 11 december 2021

NAAR BRABANT ...

De aankondiging ziet er aanlokkelijk uit: voor vijftien euro een dagje met een touringcar heen en weer naar Oosterhout! Natuurlijk met een origineel Brabants bakkie koffie en een flink stuk appeltaart met slagroom in Café Restaurant ‘de Zachte Heuvelen’ aldaar. Na de koffie volgt dan in die uitspanning een geheel vrijblijvende presentatie van interessante producten en daarna  rijdt de touringcar naar Breda alwaar bij Vandervalk geluncht zal worden, waarna, wederom geheel vrijblijvend,   enkele aantrekkelijke producten zullen worden gedemonstreerd. Daarna gaat het langzaamaan weer richting Rotterdam, alwaar we, ijs en weder dienende, tussen vijf uur en half zes zullen aankomen.

De bussen staan klaar op het Noordplein. Niet één dus, zoals gepland, maar vier. Er gaan veel vrouwen mee: zussen, vriendinnen, moeders en dochters. De grootste groep  meiden, 38 stuks,  komt uit de Rottebocht, een buurtje grenzend aan het Noordplein. Samen vullen ze 90% van de zitplaatsen in de bus. De chauffeur van de bus voor de Rottebocht-meiden is nog zo’n ouderwetse; althans qua uiterlijk: in het pak en met pet.  Neen, geen conducteurspet natuurlijk maar gewoon zo’n pet die alle mannen op hun kop hebben, die kaal of kalend zijn.

Zo’n pet is bij iemand als Wanda, een rauw, bonkig en volumineus type zoals ma Flodder, niet veilig. Al gauw gaat de pet van hand tot hand. Maar als Wanda ziet dat een van de meiden de pet zwemles wil gaan geven in de Rotte, vindt ze dat afgelopen moet zijn met die gein en snauwt ze naar Truus, dat ze die man zijn pet moet teruggeven: ‘het heeft nou wel weer lang genoeg geduurd, straks vat die schat nog kou. We hebben hem per slot van rekening nog wel effe nodig vandaag.’

De chauffeur, weer met pet,  staat oogluikend toe dat Cisca met Geertje, haar kuttenlikkertje (yorkshire terrier), in de bus plaatsneemt. Cis heeft Geertje in haar mandje gestopt. Daar zit ze bangig rond te kijken, ondanks dat de bus nog zowat leeg is.

Als Wanda ziet dat Geertje mee mag loopt ze naar Koos, haar man, en fluistert hem wat in. Dan sjokt hij in de richting van hun nabije woning. Koos is meegekomen om zoals hij het zelf zo charmant pleegt uit te drukken: ‘zijn wijf’ uit te zwaaien.

Even later komt Koos weer teruggesjokt met zijn hond. Het is Wodan, de 12 jarige Mechelse herder, een flink uit de kluiten gewassen reu. Koos moet hem wel altijd uitlaten maar Wodan is gewoon haar troeteldier. Wanda wil ook door haar uitgezwaaid worden. Koos heeft persoonlijk niet zo veel affiniteit met teefjes. Hij heeft het meer op reuen en dan vooral van die vechthonden. Pittbullterriërs. Daar is hij dol op. Hij heeft er al eens een gehad. Die  hond heeft twee vingers van Koos afgerukt en verorberd … van zijn rechterhand … hij is toevallig nog rechts ook!  Wanda wil niet dat hij ooit nog eens zo’n beest neemt: daar is Koos gewoon een veel te grote goedlul voor: ‘Neem nou maar zo’n beest als Geertje, die kan je zonder problemen de baas, Pik!’

Het voor de vrouwen al lang vervlogen, bijna puberale schoolreisjesgevoel, komt zo nu en dan weer boven. De bus is nog niet vertrokken maar er wordt al flink gekeet. Koek en snoep wordt uitgedeeld. Hier en daar wordt een tasje heimelijk leeg gegooid en de inhoud: mascara, lippenstift, eau de cologne, zakdoekjes, tampons en maandverband vliegt weldra door de bus. Broodzakjes worden gescand; het beleg wordt opgegeten of geruild en het brood verdwijnt in afvalzakjes. Baldadig, pesterig zitten ze aan elkaars haren te trekken; ook de ijdele Dien komt aan de beurt. Nu pas, na al die jaren blijkt dat haar fraaie lange blonde krullen al die tijd al nep zijn geweest…een pruik dus. Vliegensvlug wordt Dien met haar kale koppie vereeuwigd.  Zij zit er niet mee, ze lijkt bijna opgelucht nu ze er niet meer geheimzinnig over hoeft te doen.

vrijdag 10 december 2021

SLAP

 SLAP

Hij heeft behoefte aan een bakkie. Leo Urgel, gepensioneerd leraar Frans,  weet hier in Schiedam een goeie tent voor een goed bakkie: café Exspreszo. Het is hier druk op die vrijdagochtend. Daar kan hij niet zo goed tegen. Dan moet hij weer lang zitten wachten voordat hij geholpen wordt. Hij is te bescheiden om,  wat andere mannen wèl doen: een hand opsteken en een  keel opzetten: ‘Doe voor mij maar een koffie, ober!’   Er komt een tafeltje vrij bij het raam met uitzicht op de Hoogstraat, een beetje in een achterafhoekje van de koffietent. Op dat soort plekjes zit hij graag. Hij hoeft niet zo nodig op te vallen. Leo Urgel heeft alleen maar een bakkie koffie nodig om weer een beetje  fris in het hoofd te worden, meer niet. Zo onopvallend mogelijk loopt hij naar dat tafeltje. Maar net als hij een stoel onder het tafeltje vandaan geschoven heeft, gaat een oma met waarschijnlijk haar kleinkind daar vlug zitten.  Hij is er de man niet naar om daar heibel over te schoppen; in tegendeel: hij knikt de vrouw vriendelijk toe en schuift zijn stoel weer terug onder het tafeltje.  Een moment blijft hij midden in café stilstaan. ‘Die vrouw van daarnet komt me zo bekend voor’ denkt hij,  maar waarvan weet hij niet …

‘Meneer, wat had u gehad willen hebben?’ Het is de ober. Leo lacht verschrikt, verontschuldigt zich en bestelt een espresso. ‘Komt er zo aan, meneer.’ Zo raar is het niet dat hij bekenden in Schiedam tegenkomt. Hij is hier geboren en getogen. Bovendien heeft hij bijna zijn hele werkzame leven  les gegeven op het Spieringshoek Lyceum ... een van de weinige dingen waar hij content  mee is … oké, hij was geen kanjer, beslist niet, had wel eens ordeproblemen …

‘Uw espresso, meneer, drie euro vijftig alstublieft.’ Hij neemt de espresso wel aan maar met één hand kan hij zijn portemonnee niet uit zijn binnenzak halen, dus vraagt hij de ober om nog even zijn koffie vast te houden zodat hij kan betalen.  

… maar op de een of andere manier vonden zijn leerlingen hem waarschijnlijk te aardig om hem helemáál weg te pesten, anders kan hij het ook niet verklaren … misschien had het er ook wel mee te maken dat hij er ook echt wàs voor zijn leerlingen …

Die koffie had hij nodig. Hij knapt er van op. Die vrouw … hij draait langzaam zijn hoofd naar haar om … kijkt voorzichtig … hij ziet haar ook naar hem kijken … nee, nee …  in één oogopslag zag hij haar kleine gestalte, de grote, groene, felle ogen, het kleine sproetenneusje, het kastanjebruine haar in een staart, bolle wangetjes en de mooie gevulde lippen … het zweet brak hem uit … het is Karina, geen twijfel mogelijk. Dat studieweekend in ’s Gravesande … hij was de groepsleider …  tien leerlingen gingen mee, waaronder Karina ... 17 was ze toen. Nu is ze dus 57 zijn.

Hij zet zijn nog halfvolle espressokopje op de dichtstbijzijnde tafel en verdwijnt schielijk uit café Exspreszo.  De schaamte is er weer … het was de laatste avond van het weekend  op mijn kamer met Karina. Wat hij voelde had hij lang niet meer gevoeld. Ja, heel in het begin nog wel met mijn vrouw . Er zou niks gebeuren, er mocht niks gebeuren. Ze was echt mooi. Karina vond hem vast alleen maar leuk om mee te praten. Zijn lichaam was nou niet zo veel bijzonders.  Toch trok Karina opeens haar t-shirt uit en legde zijn hand op haar mooie, harde, kleine borst. Hij ging vervolgens veel te ver …  slappeling die hij was.

Korte tijd later moest hij,  kon hij niet anders dan zijn vrouw alles over hem en  Karina vertellen. Zij zou het hem nooit vergeven.

donderdag 9 december 2021

Op de trap (3)

Dine en Tina zitten in dezelfde tram van hun werk naar huis.  Tina ziet haar buurvrouw daar wel zitten maar ze heeft  geen zin om met haar te praten. Eigenlijk vindt ze Dine te gewoontjes. De tram is er … ze moeten hier uitstappen. Het is waterkoud bij een temperatuur van 5 graden. ‘Ben je altijd al vrij om deze tijd’ vraagt Tina. ‘Neen’, normaal werk ik tot vijf uur maar ik had totaal geen zin meer om te werken dus heb ik maar gefaked dat ik zo’n vreselijke migraine had, mocht ik eerder weg.’

De dames lopen samen op naar hun huis aan het Zwaanshals 110.

’O, gaat je dat zo makkelijk af?’ ’Wel ja, meid,  ze geloven me op mijn woord, sinds die  whiplash.’  ‘Ja, ik hoorde van John dat je een auto-ongeluk hebt gehad. Mag je nog blij zijn dat je alleen maar die whiplash hebt.’

Dine herinnert zich dat ze eerst nog even naar de bakker en de groenteboer moet. Tina loopt alvast door … tot ze Dine hoort vragen of ze zin heeft  om zo dadelijk een kopje thee bij haar te komen drinken.  Ze spreken om drie uur af.

Dine heeft Tompoucen  meegenomen voor bij de thee. ‘Lekker!, zegt Tina. .. één keertje zondigen kan geen kwaad, ik ben nu drie weken aan het lijnen … ben al drie kilo kwijt . Ik weeg nu 68.’ ‘Goed van jou,’ zegt Dine.  

Wat voor werk doe jij eigenlijk Tina?’ ‘O, ik ben directiesecretaresse bij de AMRO-bank hier op de Coolsingel.  En jij?’  ‘ Ik werk bij de Hema op de Hoogstraat, verkoopster.’  Terwijl  ze haar tompouce op eet, bedenkt Tina dat ze geen zin heeft om over haar werk te praten: ‘Wonen jullie hier al lang?’ ‘Nou, lang, antwoordt Dine ‘volgende maand drie jaar. Het is wel niet zo’n super-de-luxe huis maar ik heb het hier goed naar mijn zin. John wat minder; hij kijkt af en toe wel eens naar de huizenadvertenties. Maar tot nu toe maakt hij er nog niet veel werk van.’    ‘Bevalt het jullie hier in het Rotterdamse, het is hier toch heel anders dan in Alkmaar.’  ‘Ja, mijn werkgever bood me hier een goede betrekking aan, die  kon ik niet afslaan, goed loon ook; en voor Ben is Rotterdam veel dichter bij Delft, waar hij studeert.’ ‘Kennen jij en Ben elkaar al lang?’ Ja, eigenlijk al vanaf de lagere school. In de vierde zaten we bij elkaar in de klas. Hij was het slimste en knapste jongentje van de klas. Hij vond mij blijkbaar leuk … we zijn altijd vriendjes gebleven.   

Terwijl Dine nog een kopje thee inschenkt, vraagt ze: ‘Misschien overval ik je ermee, Tina, maar gisteravond hoorde ik je zo hard gillen, ik dacht dat Ben je wat aandeed, sorry hoor, …  wat was er in godsnaam aan de hand … of wil je er liever niet over praten?’

‘Sinds ik die whiplash heb, ik zeg het je maar ronduit, ben ik zo goed als frigide. Als Ben wat wilde kwam ik hem wel altijd tegemoet, hoor … gisteravond hadden Ben en ik het daarover en toen zei hij me dat hij wel wist dat ik de laatste tijd steeds net deed of ik het lekker vond. Woedend werd ik ineens. Ik weet niet meer precies wat ik toen uitschreeuwde, het was geloof ik zoiets als: denk je soms dat ik het leuk vind, dat ik die whiplash heb, lul?! Ik kon niet stoppen met huilen  ….

Doe me een lol, Dine, houd alsjeblieft je mond hierover tegen John,’ snikte ze

   

woensdag 8 december 2021

OP DE TRAP (2)

Er was bij een auto ongeluk iets goed mis gegaan met haar nek, vertelde Ben me. Ze had een whiplash. Daardoor kon Tina niet zo veel lachen. Wel kon ze soms opeens hard krijsen. We dachten dat ze zo tekeer ging tegen Ben. We konden niet precies horen waarom. Het klonk afgrijselijk. Toen ik Ben de volgende dag op de trap tegenkwam vroeg ik of het alweer goed was met Tina. Hij was duidelijk verrast door die vraag en aarzelde een  moment,  alsof het wel veilig was om mij een straight antwoord te geven.  

‘Heb je misschien zin in een pilsje?’ Dat had hij wel ... Ben liep met me mee naar boven. Ik had nog een paar Belgische biertjes in huis.  ‘Leuk huis hebben jullie, groot ook … als Carel van beneden nou even goed doorzuipt, mogen Tina en ik misschien ook van die twee woningen) één maken, zei Ben.’ Hij bleef met zijn biertje in zijn hand, voor het raam staan dat uitkeek op het Zwaanshals.       

‘Ja,’ begon Ben, ‘het is echt vreselijk wat er is gebeurt.  Tina is sinds ze die whiplash heeft een totaal ander mens geworden.  Dat was al zo toen we nog in Alkmaar woonden.  Daar  kreeg ze die klap. Ze  stond te wachten voor rood toen er een auto bij haar achterop knalde.  Ze is nooit in levensgevaar geweest of zo  alleen met haar nek was het goed mis. Enigszins behoorlijk functioneren, zoals voorheen, was niet mogelijk.  Letterlijk alles wat ze gewend was te ondernemen  werd haar door de whiplash ontnomen. Haar baan als lokettiste bij de AMRO kon ze niet meer aan. Ze was lid van de VVD en maakte een goeie kans op het lijsttrekkerschap voor de Alkmaarse gemeenteraadsverkiezingen; kon ze ook vergeten.’

Oh’, zei ik, ‘ik dacht dat ze controller bij die bank was,’ dat zei ze me tenminste toen ik haar laatst tegenkwam op de trap.’   Ben lachte schamper  en ging zitten. Hij zette zijn biertje op de salontafel. ‘Joh,’ zei Ben, ‘je moet niet alles geloven wat Tina zegt … ze kan liegen alsof het gedrukt staat, dat heeft ze haar hele leven al gedaan. Ze heeft ook een heel goed geheugen, dat heb je ook nodig als je zo veel liegt … daar waarschuwde haar moeder haar al voor.  Neen, controller  is ze nooit geweest … ze was  gewoon lokettiste …  toen ze weer een beetje herstellende was, kon ze weer opnieuw beginnen bij de AMRO als … typiste. Daar baalde ze vreselijk van.’

‘Nog een biertje?’ vroeg ik.  ‘Neen, dank je, één zo’n Westmalle voel je al goed zitten.’  

‘Op het moment van haar ongeluk’, vervolgde Ben,  ‘was ze op weg naar huis; ze kwam van een VVD ledenvergadering. Ze had zich verkiesbaar gesteld voor het lijsttrekkerschap van de Alkmaarse VVD.  Tot dan was ze voor mij de ideale partner. Koken  vond ze heerlijk en dat deed ze ook prima. De huishoudelijk klusjes deden we  samen …  ze maakte het gewoon gezellig voor ons en voor anderen om ons heen…

En de seks?,’ vroeg ik.  Ben was duidelijk van zijn stuk gebracht maar hij herstelde zich wonderlijk snel: ‘Daar lust ze wel pap van,’ lachte hij.

 Maar nu ….zonder mij doet en durft ze niks …  er zit helemaal niks bij … ze is vrijwel totaal afhankelijk van mij geworden  … zo jammer van zo’n sterke, intelligente, geëngageerde,  gezellige meid  … ik vind het  vreselijk … dat het zo gelopen is … Ik ben er  zelf ook door veranderd, … ben  niet meer de leuke, vriendelijke, zachtaardige Ben, van voor die klote-whiplash … ben chagrijnig …  ik wou dat het anders was … Ik kook voor haar, doe het huishouden, neem lullige uitzendbaantjes  aan (zet mijn studie even opzij),  help haar onder de douche, masseer haar nek, smeer er zalf  op.

Ik laat het niet merken maar in feite haat ik het dat ze zich zo afhankelijk van mij opstelt … het put me uit … langzamerhand voel ik: hier ga ik kapot aan.’

‘Gisteravond deed ik wat yoga-oefeningen … ik moest me even wat ontspannen. Tina lag op de bank met haar ogen dicht … ik weet nooit of ze wel of niet slaapt. Die yoga-oefening deed me goed.  Ik kwam lekker tot rust, totdat Tina vlakbij mijn oor krijste:

 ‘JIJ VINDT HET LEUK Hè, DAT IK AFHANKELIJK VAN JE BEN?! DAT VINDT JE LEUK Hè?!’

‘IK schrok me dat pleuris. Dat is wat jullie gisteren hoorden. Hij stond op, ‘Bedankt voor het biertje, John. Ik ga gauw naar beneden er moet nog gestofzuigd worden. Doe de groeten aan Dine. ’

 

         

dinsdag 7 december 2021

OP DE TRAP

Aan het eind van de zestiger jaren van de vorige eeuw woonde ik samen met mijn toenmalige vrouw Dine in het Oude Noorden.  Op het Zwaanshals om precies te zijn, boven de autospuiterij van Arie Tibout.  Arie was de eigenaar van het hele pand. Boven de autospuiterij waren nog drie woonlagen. Wij woonden op de derde etage aan de voorzijde, wij keken uit op het politiebureautje op het Zwaanshals. Op de derde étage waren een voor- en een achterwoning. Onze buren aan de achterkant  keken uit op de Tochtstraat. 

De drie woonetages waren slecht onderhouden en ondanks dat de huur niet hoog was, elf euro per week slechts, hebben we van af het eerste jaar dat we daar woonden de jaarlijkse huurverhoging geweigerd. Huisbaas Arie vond dat nooit leuk om te horen dat wij protesteerden tegen de huurverhoging maar hij was in feite niet in staat om tegen ons in te gaan; misschien was hij het wel met ons eens dat we voor zijn zogenaamde woningen geen cent mèèr wilden betalen.  Wij waren niet de enigen. Naast ons woonde een Surinaams stel, dat we nooit hoorden, maar als ik ze eens tegenkwamen op de trap, lachten ze heel vriendelijk naar me en begonnen ze  gelijk te mopperen over het verveloze trappenhuis en de tochtoverlast die ze hadden door de kieren van hun balkondeuren. ‘Dan moet je de huurverhoging weigeren’ zei ik. ‘Dat doen wìj ook, dan komt Arie Tibout misschien eens in actie.’ ‘Ja, dat zouden ze doen.’ Maar ze deden het niet want ze waren voordat het 1970 werd al verhuisd.

Voor ons was dat wel aardig want wij mochten toen van Arie ook die achterwoning gaan bewonen. We braken de muur tussen de woningen weg en maakten er een mooie grote woning van. Onder onze achter woning, was een woonruimte die al een tijdje had leeg gestaan.  Aan de voorkant woonde Carel, een veertiger, die erg zwaar was, veel rookte en ook nog eens alcoholist was. Aan de achterkant kwamen Ben en Tina wonen. Een stel van onze leeftijd, twintigers dus. We hadden al snel goed contact met ze. Ben was student in Delf; hij was bezig een proefschrift te schrijven over de milieuvriendelijke verwerking van aardappelschillen. Tine was directie secretaresse bij de AMRO-bank. Allebei kwamen ze van oorsprong uit Alkmaar daar hadden ze elkaar op de lagere school ook leren kennen. Ben vond ik gelijk al een leuke vent: hij hield van de zelfde muziek als ik, we lazen de zelfde boeken en zo bleek later we hielden ook van dezelfde regisseurs. Hèt grote verschil tussen ons was: hij hield niet van voetballen en daar was ik nou net dol op. Ook hielden we niet van hetzelfde type vrouw. Hoewel … Ben vond mijn Tine al van het begin af aan een leuke vrouw, zo te zien. Ik, Tine in het begin ook wel. Hoewel ik de eerste drie jaar dat ze bij ons op de trap woonde moeite heb gehad met die halskraag die ze altijd maar om had,  daarbij hield ze haar hoofd altijd een beetje scheef …  blijkbaar kon ze met die kraag om haar nek niet lachen, want dat heb ik haar die eerste tijd niet zien doen. Er was bij een auto ongeluk iets goed mis gegaan met haar nek, vertelde Ben me. Ze had een whiplash. Daardoor kon ze niet zo veel lachen. Wel kon ze soms opeens hard krijsen. We dachten dat ze zo tekeer ging tegen Ben. We konden niet precies horen waarom.

maandag 6 december 2021

MUZIKAAL

 Ik heb alle gelegenheid gehad om mij muzikaal te ontwikkelen. Mijn opa van vaderszijde was een getalenteerde  mandoline-speler. Ik hoorde van mijn moeder dat hij het leuk zou vinden als ik, zijn eerste kleinzoon,  ook mandoline zou leren spelen maar dat wilde ik niet. Mandoline-les was alleen op woensdagmiddag  …  dan ging ik liever op een voetbalclub. Ik was toen negen jaar.  Mijn opa was bijzonder teleurgesteld … hij wilde mij muziek leren spelen; dat wilde ik ook wel maar, zoals geschreven, niet op woensdagmiddag. Op donderdag om half vijf was er accordeon-les … dat leek me wel wat. Mijn opa betaalde dat want mijn ouders hadden daar geen geld voor. Maar na drie maanden vond ik accordeon spelen toch niks aan. Ik heb één liedje leren spelen: varia, varia, varia, varia, vaaaaaaaria. Toen heb ik per ongeluk mijn mini-accordeonnetje  in tramlijn 16 laten staan. Ik heb mijn opa nooit zo boos gezien.  De accordeon was in bruikleen en nu foetsie. Opa moest nu de hele koopsom van de accordeon aan die akelige accordeon-juf betalen.

Toen ik vijftien jaar was kwam Hans Kabel in mijn leven. Hans Kabel was een neef van me: de zoon van een (toen reeds overleden) zus van mijn moeder.  Hans was een paar jaar ouder dan ik. Hij had een plannetjes met mij. Allereerst had hij een goocheldoos. En bijna alle trucjes uit die doos kende hij: een knoop uit een touw laten verdwijnen … een kaart raden die iemand in zijn hoofd had genomen … een heleboel blauwe balletjes uit zijn mond halen (smerige truc)  … ook haalde hij een zakdoek uit mijn zak, die ik er zelf nooit had in gestopt. Gelukkig hoefde ik geen trucjes te leren … nee, ik moest hem alleen maar assisteren: ‘dames en heren hier is de wereld beroemde goochelaar Abi Kadabrie’, want zo wilde Hans Kabel altijd genoemd worden, als we tussen de schuifdeuren optraden.

Een optreden met alleen goochelen vond hij maar niks. Hij had bedacht dat we samen een zangduo zouden gaan vormen met de naam de Hajo’s (van Hans en Jos) en hij had ook al bedacht dat we zouden gaan goochelen èn zingen voor een hoog bejaard publiek. Ik vond zelf het liedje ‘Ik wil een cowboy als man’ van Ria Valk wel leuk om te doen maar dat vond Hans Kabel niks voor een jongen van mijn leeftijd om te zingen.  ‘Jonge jongens willen geen cowboy als man, tenzij ze homo zijn,’ zei hij. Van homo’s had ik toen der tijd nooit gehoord. 

Twee liedjes had Hans al uitgezocht: ‘Ik heb eerbied voor jouw grijze haren’ en ‘Een moederhart een gouden hart.’  Die twee songs gingen we instuderen en tegelijkertijd gingen we alle verpleeg- en verzorgingshuizen af met de vraag of we de ‘Hajo-show’ daar mochten  laten zien. Binnen twee weken waren we voor een maand uitgekocht  (we hoefden er natuurlijk niks voor te hebben)… twee keer per week traden we op . Het werd een doorslaand succes. Het is dat de meeste toeschouwers te terminaal waren om erg enthousiast op ons te reageren maar aan de tevreden uitdrukking op die ouwe bekkies konden we duidelijk afleiden dat ze zeer in hun nopjes waren met ons optreden.  Hans wilde er na deze geweldige maand nog wel een paar weken aan vastplakken maar ik was het zat. Ik leerde in die tijd ook de muziek kennen van Bob Dylan en de Rolling Stones en daar ging mijn hart toch steeds meer naar uit dan naar de gezapige producties van Gert en Hermien  Hans weigerde pertinent om Dylan en de Stones  bij de oudjes ten gehore te brengen. Hij ging onverdroten door met goochelen en zingen als de solo-artiest ‘Hazojo’ (Hans zonder Jos). Op zijn achttiende stopte hij er abrupt mee, om hopman bij de scouting te worden.

Ik zou het op muzikaal gebied niet ver schoppen: gitaar heb ik nog een blauwe maandag geprobeerd …. tevergeefs … vele jaren later, ik was zelf inmiddels een ouwe man, zat ik ook nog een klein jaartje op het wijkkoor alwaar ik met koorlid Frans liederen als  ‘Jungen komm bald wieder’ en ‘Mexico’ ten gehore bracht.