zaterdag 2 april 2016

CREMATIE

Het overlijden van Annie is allemaal zo snel gegaan. Helemaal kapot ben ik er van. Ik denk niet dat ik er ooit nog bovenop kom. Ik kreeg een telefoontje van het buurthuis, waar ze op de breiclub zat, dat ze met een ambulance naar het Sint Franciscus ziekenhuis was gebracht. Ze schreeuwde het uit van de pijn en greep daarbij steeds naar haar hartstreek. Nog geen tien minuten later kreeg ik een telefoontje van het ziekenhuis of ik maar met de hoogste spoed wilde komen. want ze vroeg steeds naar me. Dus ik sprong op me fiets, een taxi kan ik niet betalen … en binnen het half uur was ik daar.
Was Annie al gestorven! Er was niks meer aan te doen. Ze had een gescheurde aorta. Zesenzestig was ze pas .. ik vierenzestig en ik moest nog een jaar werken ook … hoe ik dat thuis zonder Annie allemaal moest organiseren … ik wist het niet.
De crematie … Annie wilde persé gecremeerd worden, was een zielige vertoning. Sonja en ik waren er, iemand van de breiclub en de directeur van het buurthuis. Toen de plechtigheid bijna ten einde was kwam Sjanie als een wilde binnenzetten met haar begeleidster Connie.
‘Mamma, mamma, mamma, riep Sjanie en ze liep als een bezetene heen en weer in die plechtigheidsruimte maar wist zij veel dat ze Annie al lang hadden laten zakken. Misschien waren ze haar al aan het verbranden. Tegen die begeleider vertel ik wat er tot nu gebeurd was en vroeg haar zo snel mogelijk weer weg te gaan met Sjanie. Ik was doodsbang dat mijn stiefdochter zich te pletter zou vallen. Het was hartverscheurend om te zien en te horen hoe ellendig mijn stiefdochter zich voelde. Ze werd pas wat rustiger toen haar stiefzusje Sonja naar haar toeging en haar in haar armen nam. Begeleidster Connie keek toe hoe de vrouwen bij elkaar uithuilden en elkaar troostten. Ik kon me er beter niet mee bemoeien want dan gaat het bij Sjanie meestal van kwaad tot erger. Sonja was zo verstandig om Sjanie en Connie naar buiten te werken en ze te bedanken voor hun komst en dat ze nu maar moesten gaan.

Buiten stonden Sonja’s echtgenoot Ben en hun twee kinderen te wachten. Ben wilde ik er absoluut niet bij hebben … bij de crematie. Zijn kinderen, twee tieners, jongens, hadden er wat mij betreft wel bij mogen zijn maar Ben zijn standpunt was: als ik niet welkom ben, dan wil ook niet dat mijn kinderen daar bij zijn …  Sonja was natuurlijk des duivels maar er viel met mij niet over te praten. Wat Ben, mij en Annie had aangedaan kon ik hem niet vergeten of vergeven. Acht jaar lang heeft hij mijn bloedeigen dochter en mijn kleinkinderen bij Annie en mij weggehouden en toen ik daar een keertje over kwam praten met hem, was meneer zo’n held om mij in zijn dwaze dronkenschap een flessie bier naar mijn hoofd te gooien … ik kon nog net bukken, het nog volle flesje bier vloog kapot tegen zijn fraai gegranolde wandje …’wegwezen’ moest ik ‘vuile viespeuk’ noemde hij mij …  en waarom? … volgens hem zou ik Annie, Sjanie, Sonja  en ook zijn twee jongens seksueel misbruikt hebben … een vuile gore fantast is hij!

vrijdag 1 april 2016

TEHUIS

Het begon met schelden tegen Annie, mijn vrouw, toen ging Sjanie met van alles lopen gooien, liep in huis hard te schreeuwen en het meest angstaanjagende van alles was, dat ze  zomaar steeds kwam te vallen tijdens haar gegooi en geschreeuw .. epilepsie leek het wel. De ene keer kwam ze lelijker terecht dan de andere keer. Een keer brak ze d’r neus en verloor ze drie tanden. En dat allemaal in een voor Annie en mij onbegrijpelijk woedeaanval en dan deed het zich feitelijk alleen voor als ik  niet thuis was. Het was een soort van afreageren op Annie, zeg maar.. Ze was vaak nog bezig als ik uit mijn werk thuis kwam. Ik deed dan rustig mijn jas uit, zette mijn pet af en liep naar Sjanie toe. Ik merkte gelijk al dat ze wat rustiger werd. Ik zei helemaal niets. Ik wees alleen maar in de richting van haar kamer. Ik zette grote ogen op, ik zei niks … wees naar haar kamer. Achteruit liep ze naar haar kamertje . Vlak voor haar slaapkamer draaide ze zich om, opende de slaapkamerdeur en ze wilde hem meteen op slot draaien maar die vlieger ging niet op. Met één grote stap was ik ook bij de deur en hield hem open. Zonder dat ik ook maar iets hoefde te zeggen ging Sjanie op haar bed liggen. Ik bleef haar met grote  ogen aankijken. Dat bleef ik doen totdat zij in slaap was gevallen.

Dit was een patroon. Voor mij was dit nog wel vol te houden maar voor Annie was dit niet te doen. Zijn raakte zo nu en dan gewond door die, met dank aan Sjanie, rondvliegende voorwerpen. Op een keer smeet ze onze mooie fruitschaal in Annie d’r richting en dat deed ze met zoveel kracht dat Annie’s scheenbeen daarvan brak. Toen hebben Annie en ik elkaar eens aangekeken en uiteindelijk besloten om haar uit huis te laten plaatsen … ook voor haar eigen bestwil. Maar ik moet wel zeggen dat zo’n beslissing altijd pijn doet, pijn voor Annie als moeder natuurlijk maar zeker ook voor mij als haar stiefvader, want ik heb noot en te nimmer verschil willen maken omdat ze toevallig mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Katja altijd net zo behandeld als haar.


Het is nu al weer bijna twintig jaar. Met deze Pasen is het precies twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. Het werd Huize de Koeling in Vriezenkoop. Elk weekend gingen we bij ons meissie op bezoek. En het is nu ook al weer bijna achttien jaar geleden, dat we  uit Vriezenkoop te horen kregen dat het beter was alsdat we niet meer op bezoek zouden komen bij Sjanie. Ze hadden gemerkt dat ze zowel voor als na afloop van ons bezoek helemaal uit haar doen was … ze ging schelden, hard door de gangen lopen, gooien met van alles dus dat was heel vergelijkbaar met hoe ze zich thuis gedroeg. Vandaar dat ze dachten dat we voorlopig maar niet moesten komen. Dat duurt nu achttien jaar. Met Goede Vrijdag had ik nog even gebeld naar de Koeling om te vragen of Sjanie een middagje langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds Annie vier jaar geleden de geest gaf … maar dat kon niet want ze was die middag al bij haar zusje, ja, bij mijn eigen dochter Katja nota bene. Je zou zeggen Theo, dan ga je daar toch lekker naar toe … die woont vlak bij je in de buurt. Ja, dat klopt … alleen mag ik daar ook al niet komen … maar dat heeft hier niks mee te maken.  

donderdag 31 maart 2016

TAXICHAUFFEUR

Mijn dochter Sjanie, mijn aangenomen kind, begon op haar achttiende ineens kuren te vertonen. Voor die tijd was ze ook wel bijzonder,  daar niet van, maar vanaf haar achttiende werd het echt storend.
Vòòr haar achttiende was ze erg rustig, teruggetrokken bijna. Op school sprak ze nooit. Ze knikte als het ‘ja’ moest zijn en schudde haar hoofd bij ‘nee’. Ze wisten op haar eerste school niet eens of ze wel kon praten. Bij ons thuis praatte Sjanie wel, niet honderduit … maar … gewoon … Toen Sjanie tien was besloten ze op die school om haar te laten onderzoeken en daar is uitgekomen dat ze naar een andere school zou moeten. Een school met meer kinderen zoals zij ... de een praat weinig, de ander veel, weer een ander kan nog niet schrijven of lezen kortom allemaal kinderen met een vlekkie. Die school was alleen niet naast de deur: aan het andere end van de stad. Dus ze werd elke dag met de taxi gehaald en gebracht. Nou, zo ging het een tijdje goed … ze begon een beetje te praten op school …  tot ze een paar dagen achter mekaar helemaal overstuur uit school kwam: stampen, gillen, kreisen en dikke tranen huilen.
‘Wat is er Sjanie?’’ Ik neem mijn stiefdochter stevig in mijn armen en leg haar op haar bed. Ik blijf bij haar in de buurt … streel over haar haren, over haar rug. Ze komt tot rust. Nog een keer vraag ik: ‘Wat is er gebeurd Sjanie?’ Ze schokt met haar schouders. Maar zij hoeft mij niks te vertellen. Ik weet wat hier achter zit. Het is die taxichauffeur, die aan haar gezeten heeft. Daar is ze overstuur van. ’Sjanie,’ zeg ik, ’papa gaat morgen mee met jou in de taxi. Papa gaat mee naar jouw school, meissie. Ze knikt en snikt. Ik zeg niks tegen haar over mijn vermoedens.
 De volgende morgen sta ik met Sjanie klaar voor de taxi. Ik noteer eerst even zijn nummerbord, voordat ik instap. Zij zit voorin; ik achterin.
‘Waarom moet jij mijn nummerbord noteren, ouwe?’
‘Ouwe?… ouwe? … moet jij eens goed naar me luisteren met die gluiperdkop van je; je weet donders goed dat ik meneer Spreeuwenhoven ben, ja?!  Ik laat ik me niet piepelen door zo’n lul van een taxichauffeur als jij. Ik  ga jouw baas vertellen hoe of jij mij denkt te kunnen behandelen ... en waarom ik jouw nummerbord  noteer? ….. dat gaat je geen ene klote aan vuile tyfuslijder, dat je d’r bent … rijden moet je .. schiet nou maar op!

Zie je wel dat ik gelijk had … zelfs waar ik bij zit kan hij niet met zijn vieze gore graaiklauwen van mijn stiefdochter afblijven. Vanaf de achterbank zie ik ineens dat rechterklauwtje van meneer de chauffeur opschuiven in de richting van mijn dochter d’r bovenbeentjes. Precies op het moment dat ik dat zie gebeuren,  geef ik een enorme trap tegen de arm van de chauffeur.  Hij schreeuwt het uit van de pijn … hij kan nog maar ternauwernood zijn stuur recht houden.
‘Dit muisje krijgt nog een staartje meneer de chauffeur. Ik heb je op heterdaad betrapt.’
Sjanie was helemaal overstuur.  Ik ben even bij haar gebleven op school en toen mijn zij weer was gekalmeerd, ben ik gelijk naar de taxicentrale gegaan en heb met de directeur gesproken. Die wist onmiddellijk over wie ik het had. Die chauffeur was al eerder in de fout gegaan. De man werd op staande voet ontslagen. Dat hadden ze trouwens al veel eerder moeten doen.

Tot haar achttiende is Sjanie verder redelijk rustig gebleven; op school ging ze zelfs praten. Na haar achttiende was ze thuis helaas niet meer te handhaven.

dinsdag 29 maart 2016

KINDERBIJSLAG

Sjanie van Tiggelen is mijn stiefdochter. Zij was twee toen ik, Theo Spreeuwenhove, haar adopteerde. Ik wist precies wie of de vader was  en mijn vrouw Annie natuurlijk ook.   En de vader was niet Annie d’r eerste man … nee dat was een soort van ‘uitstapje’ van Annie. Nou ja ‘uitstapje’ is eigenlijk helemaal niet juist omschreven: Annie d’r eerste man Joop van Tiggelen was vrijwel helemaal verlamd en met dat verlamde lichaam van hem had hij een deal gemaakt  met Koos Dorpse, een vriend van hem, dat Koos een kind zou verwekken bij Annie. Kan je het nog volgen. Kan het nog gekker? Dus we besloten allebei, Annie en ik, Sjanie maar niet de achternaam van d’r echte vader te geven maar de naam van de toenmalige verlamde partner van Annie.
Ik ben altijd al twee jaar ouder geweest dan mijn vrouw en zij, Annie dus heeft heel lang, van kinds af aan al achter me aan gelopen, snap je wat ik bedoel? Ze wilde mij als partner. Maar ik vond mezelf meestal nog te jong. Ik had tegen mezelf gezegd als ik 23 ben is het tijd zat om aan trouwen te gaan denken. Tsja, alleen, toen ik 23 was,  was Annie al getrouwd met die Joop van Tiggelen. Joop is al heel snel en jong overleden aan die verlammingsziekte. En toen was voor mij de weg vrij om te gaan trouwen want ik was toe inmiddels al 24 jaar. Al die jaren heb ik mijn moeder en mijn broertjes en zusjes zo goed en zo kwaad als het ging geholpen. Ik moest ook wel want toen ik zestien was heb ik mijn vader het huis uit geschopt.
De man was gewoon een sadist en een egoïst.
Mijn op een na oudste broer Daan, daar had ie de pik op. Om het minste of geringste ging die hem slaan of schoppen, soms tot bloedens toe en dan was Daan alleen nog maar vijf minuten te laat voor het eten thuis gekomen. Op een keer, we lagen allemaal al op bed hoorden we onze moeder kermen ‘neen, laat los, nee, niet doen au, au, au.’ Dus ik mijn bed uit … zit me vader boven op mijn moeder, zit ie haar strot dicht te drukken met zijn duimen … nog een geluk dat ze nog geluid kond maken. Toen kon het natuurlijk niet lang meer duren
We waren met zijn achten, acht kinderen, er kwam dus elk kwartaal aardig wat kinderbijslag binnen maar denk maar niet dat wij thuis ooit wat van dat geld te zien kregen. Hij bracht het of naar de kroeg of naar dat wijf … Gusta Vijfkilo, ergens in Crooswijk, op de Paradijslaan. Ja, Ik heb hem eens op de fiets achtervolgd van zijn werk naar die troela van Vijfkilo. Toen dat secreet van een vader van me daar binnenstapte, sprong ik ineens tevoorschijn, ik was toen zestien. ’Zo ‘, zei ik, ‘nou weet ik waar al onze kinderbijslag naar toe gaat.’

‘Wie is dat brutale joch?’ vroeg dat wijf van Vijfkilo. ‘Ik ben Theo, ik ben de oudste zoon van die coléreleijer die daar bij jou naar binnen stapt, jullie zijn het waard om allebei een flinke oplawaai te krijgen van mij. Toen kwam mijn vader dreigend naar me toe met opgeheven hand maar ik gaf geen krimp ….’Kom maar op Godvredomme, als je durft …je krijgt van mij drie keer zo hard terug vuile teringschoft die je d’r bent’. Ik weet nog goed dat ik dat zei.

maandag 28 maart 2016

STAMPPOT

Theo Spreeuwenhove is wel goed maar niet gek … ook al maak ik fietsbellen bij de Sociale Werkplaats. Toen mijn vrouw daar ook nog werkte moest ze de etiketten van potjes met bonen afweken waar de uiterste verkoopdatum van verlopen was …. en ze moest er weer nieuwe etiketten opplakken met een datum van een jaar verderop. Zo ging dat … neen, zo gaat dat nog steeds. Je wordt belazerd waar je bijstaat.

Ik zelf ben een enorme muziekfan. Eigenlijk alleen van Nederlandstalige muziek. Ik heb wel Engelstalige muziek maar alleen van de Blue Diamonds en de George Baker Selection en o, ja er is één echte Engelse zangeres waar ik dol op ben en dat is July Francis. Ik mag wel zeggen dat ik op het gebied van Nederlandstalig alles heb van Willy Alberti tot Gerard Cox. Ik heb ook alles op het gebied van afspeelapparatuur: speakers en een versterker natuurlijk, twee platenspelers (één voor enkel singletjes), een cd-speler, een cassetterecorder en een grote bandrecorder (zo een met van die banden, waar zes uur muziek op kan). Ik werd met mijn muziek ook veel gevraagd op bruiloften en partijen …  nee, ik speelde geen dj, ik zette alleen de nummers op waar de mensen om vroegen … om dj te zijn, daar ben ik veelste verlegen voor. Nou heb ik zo veel verschillende platen van verschillende Hollandse artiesten maar als ik uit me werk kom, dan wil eigenlijk maar één plaat horen en die zet ik dus ook altijd op: de Rotterdamse potporie met: Ketelbinkie, Langs de Maas, Stad waar ik eens ben geboren, Zo werd getokt in Rotterdam, Neem de metro, mama, 't Lied van de haven, Als ik één ding nog 'ns over kon doen … ahh heerlijk … en na het horen van die klanken voel ik me helemaal fris na weer een fietsbellendag.

Op een dag kreeg ik geen geluid uit mijn speakers, toen ik mijn potporie wilde afspelen, godsamme wat had ik de pest in …maar ik had al gauw in de gaten wat er loos was  … mijn vrouw Annie had muziek zitten luisteren en dat vind ik helemaal geen probleem maar dan moet ze het wel goed doen, anders zit ik met de gebakken peren. Ik zeg tegen Annie, met mijn lieve stem: ’Annie, heb jij misschien een plaatje gedraaid of een cassettebandje afgespeeld?’ Ze gaf geen antwoord, ze keek wel een beetje bangig naar de grond. ‘Annie,’ zeg ik, en ik ging naast haar zitten, streelde haar hoofd, nek en rug, ’als jij me nu zegt dat je naar muziek geluisterd hebt, dan zet ik straks jouw lievelingsplaatje op’.
Maar ze hield haar mond stijf dicht.
Ze had een cassettebandje gedraaid en daarom deed mijn muziek van de elpee het niet over de speakers.. Elpees gaan over uitgang 1 en cassettebandjes gaan over uitgang 2. Toen ik dat eenmaal door had kwam de muziek natuurlijk probleemloos..

Ze zei nooit veel, Annie. Koken was meer haar ding, dat deed ze ook goed en veel; vrijwel elke dag. Zonder veel variatie, dat wel. Meestal maakte ze stamppot; daar was ze echt goed in. ‘s Zomers en ’s winters, ja. Zelf had ik wel eens trek in wat anders, nasi of zo maar dat kon ze niet, dus dat deed ik gewoon zelf,  voor mezelf en de kinderen. Zij lustte ook geen nasi. Ik maakte dan voor haar witte rijst met boter en suiker. Nou daar zat ze me toch van te smullen.

zondag 27 maart 2016

FIETSBELLEN

Ik ben Theo Spreeuwenhove, van voor de oorlog, 31 mei 1939.  Zevenenzeventig ben ik nou. Ik heb geen school gehad, ben afgekeurd voor militaire dienst   … ik kon geen Nederlands en ik kon niet rekenen. Mijn vader is gestorven toen ik tien was. Ik was de oudste van acht. Dan weet je het zeker wel. Als je als jongen de oudste bent wordt er heel veel van je verwacht. Maar als je dan pas tien bent. kan je nog niet zo veel. Aan de ene kant was ik wel blij met de dood van mijn vader …. hij sloeg me moeder vaak en niet zo’n klein beetje ook … de alcohol … als jongen van tien doe je daar weinig tegen, hè? Ik dacht wel: ‘Wacht maar papa, als ik eenmaal groter en sterker ben, geef ik jou wel een paar stevige tikkies.’ Maar toen ik groot en sterk was, was hij al dood.
Ik hielp mijn moeder overal mee, luiers verschonen van mijn broertjes en zussies, eten koken, boodschappen doen, noem maar op. En voor geld deed ik ook twee krantenwijken .. en het onderhoud van twee tennisbanen; eentje op de Enk en een bij Kralingen …mijn verdiende geld ging allemaal op in het huishouden … ja, want er was helemaal niks geen geld verder bij ons thuis. Zo gauw als  het  mocht ging ik echt werken bij een baas; bij de Movi Golfkarton op de Stadionweg. Daar heb ik 10 jaar gezeten en toe kreeg ik zomaar ineens de zak. Ik had vakantie opgenomen en ze zeiden bij personeelszaken dat ik daar helemaal niks over gezegd had, dat ik zomaar ineens drie weken weggebleven was. Ze dachten zeker dat ik gek was. Maar tegen dat ontslag was gewoon niks meer te doen. Zo ging dat toe. Ik kreeg alleen twee maanden loon mee dankzij de bemiddeling van een soort vakbondsknakker. Gelukkig had ik binnen die twee maanden weer werk bij het bedrijf dat naast de Movi zat de Fifa, daar maakten ze matrasveren. Ik heb daar tot mijn dertigste gewerkt,  toen ben ik op de Sociale Werkplaats gaan werken. Een van mijn kennissen lachte me in mijn gezicht uit: dat jij daar gaar werken … daar werken toch alleen maar gekken, debielen en mongolen. Ik kon me gelukkig goed inhouden omdat hij over het algemeen een goede jongen was. Maar hij heeft het natuurlijk helemaal mis. Er werken daar wel gehandicapten, maar ook gewone normale mensen zoals jij en ik. Ik heb daar tot mijn vijfenzestigste fietsbellen in elkaar gezet ik denk dat er toch zeker zo’n kleine dertigduizend fietsbellen door mijn handen zijn gegaan.

Op mijn tweeëndertigste ben ik getrouwd met Annie, ze werkte ook op de Sociale Werkplaats. Ze was iets ouder dan ik, we scheelden twee jaar en zij had al een dochtertje van twee, dat bij d’r moeder was als ze werkte. Ik heb dat meisje, Sjanie, geadopteerd. Na ons trouwen wilde ik niet dat Sjanie nog naar de moeder van mijn vrouw ging.  M’n vrouw moest maar stoppen met werken, vond ik. Daar was zij het wel mee eens. Ze deed nooit zo  moeilijk. Ik verdiende wel  niet zo veel maar toch genoeg om met zijn drietjes van rond te komen. Met z’n viertjes ook zelfs, want Annie en ik hebben er al heel snel eentje bij gemaakt: onze dochter Tiny.

donderdag 24 maart 2016

KROEIF

We bellen meestal op donderdagavond met elkaar mijn vriend Keith, een  Engelsman en ik. Of hij belt of ik. Deze keer had ik er totaal niet meer aan gedacht. Niet dat ik het nou zo druk had vandaag  … sterker ik had de hele dag zowat geen fuck te doen.

’s Morgens van elf tot twaalf mijn ex aan de lijn gehad in verband met de belastingaangifte 2015 en wat nooit gebeurt: ik heb tot half twee in mijn in mijn pyjama de krant zitten lezen.

Een van de dingen die ik vandaag persé nog wil doen, is bij de Action een nieuwe nietmachine kopen, gelijk nietjes erbij natuurlijk, voor al die belastingpapieren. En als je dan toch bij de Action ben dan denk je al gauw o, ja, een plantenspuitje, dat heb ik ook nodig en dat leuke witte pannetje kan ik ook goed gebruiken en … nu de ‘schijf van vijf’ toch weer helemaal veranderd is, neem ik die zak olienoten ook maar gelijk mee: tja, je moet tegenwoordig  minimaal 25 gram olienoten eten per dag … zoutloos … hè verdorie zijn die Action-nootjes mèt zout; zie ik thuis pas. Ik had eigenlijk ook nog handschoenen nodig maar die verkopen ze in de lente niet meer bij de Action. Nergens niet trouwens.

Keith belde mij deze keer. Hij loopt steeds slechter, zegt hij.  Slijtage aan knieën en enkels. Hij schuifelt in zijn huisje van fauteuil naar fauteuil, naar deurpost, naar keukenstoel, naar aanrecht en gaat daar thee zetten.  Zo zag ik hem tenminste bezig, toen ik afgelopen zaterdag even bij hem op bezoek was.
‘Nog steeds zo slecht met je benen?’ vraag ik.

‘Ik ben er helemaal kapot van, Jee …. Ik hoorde vanmiddag dat Kroeif was overleden ik moest er bijna van janken. Ik heb hem in 1966 nog tegen mijn cluppie Liverpool  … zien spelen, voor de Europa Cup … Ajax won toen met Kroeifie er al bij, hij scoorde ... achttien jaar was hij. Twee keer heb ik Kroeif nog gezien. Als coach van Barcelona, ook tegen Liverpool.  Nu wonnen wij. Pele, Maradonna en Kroeif zijn de  beste voetballers van de wereld op Lionel Messi na dan, want dat is wel de allerbeste.
Heel goed is ook het werk van die Kroeif-foundation: wereldwijd zijn er duizenden voetbalkooien en –clinics opgezet met o.a. zijn geld.’ Keith is niet te stuiten en vol lof over Cruijf .

‘Ik heb Johan Cruijff ook altijd bewonderd, Keith. Nooit zal ik zijn rol vergeten in het Nederlands Elftal tijdens het WK van 1974.  Nederland werd toen bijna wereldkampioen.
Wat ik zo mooi van hem vind is dat hij in zijn carrière steeds de tijd heeft genomen voor zijn publiek. Een bewijs daarvan is een foto van Cruijff, gewillig poserend met mijn zoon en een vriendje van hem, na afloop van een voorwedstrijdje in het Sparta-stadion. Die foto zie ik nog altijd in de kast staan bij mijn zoon. Hij is er blijkbaar trots op … ik ook wel een beetje.’
Keith is er een beetje jaloers op, zegt hij.

We hebben het vandaag alleen maar over Johan Cruijff. Ik spreek, voordat we het gesprek beëindigen, met Keith af dat ik volgende week donderdag bij hem langs kom. Dan bellen we die donderdag dus niet … tja: ’ieder nadeel heeft zijn voordeel.’


Als ik zou willen dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd.

J. Cruijff