vrijdag 4 maart 2016

HONDJE

Gisterenmiddag stond ik even op het balkon, het was lekker weer, blauwe onbewolkte hemel, niet te veel wind en tamelijk zacht. Ik kijk een beetje rond over het binnenterrein en mijn oog viel op een tamelijk kleine, blonde man met blauwe bodywarmer, die zijn hondje, een zwarte cocker spaniel, aan het uitlaten was. Niks bijzonders zou je zeggen, man liet hond uit. Ik keek weer wat verder rond en zag een donkere dame lopen met een meisje in het rood, dat duidelijk nog maar net kon lopen. De vrouw was groot en moest diep naar opzij buigen om het meisje een hand te kunnen geven. 
Toen hoorde ik plotseling het gejank van een hond, dat door merg en been ging. Ik vroeg me af of dat gejank van die cocker spaniel kwam. Het kon ook nog van een van de balkons van mijn flatgebouw gekomen zijn.
Voor alle zekerheid bleef ik dat mannetje met die spaniel even volgen en opeens zag ik het die man doen: hij liep over het gras en gaf zijn hondje een flitsend ‘hakkie’ … op zijn snuitje. Weer dat jammerlijke gejank. Het beestje wilde niet meer achter zijn baasje aanlopen. Hij bleef staan … zette zich schrap in het gras. Maar zijn baasje was natuurlijk veel sterker. Die won het van het hondje. Maar dat was nog niet alles. Bij zijn voordeur hing deze ‘hondenliefhebber’ zijn hond nog even op aan zijn eigen riem en liet hem heel even boven het trottoir bungelen. Vervolgens liet ie hem op de straattegels pletteren. Ditzelfde tafereel herhaalde zich nog eens … en dat allemaal op klaarlichte dag.

Dit kon ik niet zo maar laten gebeuren, dit mishandelen van zo’n lief hondje. Die cocker spaniels zijn toch meestal heel lieve, zachtaardige hondjes. Ruzie met die kerel wilde ik ook niet. Mijn bedoeling was eigenlijk alleen, om hem rustig te zeggen, wat ik hem zojuist met zijn hondje had zien doen, dat ik daar boos om was en dat ik van plan was dat aan de politie te melden. Dat was mijn bedoeling maar ik had alleen nog maar tegen hem gezegd: ‘wat ie met zijn hondje had gedaan’ of hij siste me agressief toe: ‘Weg, weg, weg,’ en hij zwaaide zijn linkerarm al omhoog om me een oplawaai te verkopen. Normaal ben ik nooit zo’n held maar haast instinctief deed ik een stap naar voren, naar hem toe en zei: ’Wat!? Wil je me slaan? Kom dan maar op, als je durft!’ Hij hield zich, gelukkig, gelijk in. Ik ging toch maar weg bij die sadist. Thuisgekomen belde ik met dat hele verhaal de dierenbescherming. Die raadde me aan ook nog de politie te bellen omdat het dierenmishandeling was, een misdrijf.

Ik heb niet de hele middag voor het raam gestaan om te zien of er politie langs gekomen is bij die agressieveling. Aan het einde van de middag werd ik uiteindelijk door de politie gebeld. Ze hadden met die vent gesproken, hij ontkende alles. Zolang zich geen getuigen melden van de mishandeling kan hem, volgens de politie, niks worden gemaakt. Ik ben best een beetje beducht voor die klootzak maar desondanks ga ik vanavond officieel aangifte doen … ik laat dat arme hondje niet stikken.       

donderdag 3 maart 2016

ERFENISJE

Een paar maanden geleden is mijn broer Tinus overleden. Hij was verstandelijk gehandicapt en woonde in een woonzorgcentrum in Middelharnis. Speciaal voor mensen zoals hij. Tinus had dan nog op de anderen, die bij hem in huis woonden, voor, dat hij zelf kon lopen. Die anderen zaten, zonder uitzondering  in heel knap gefabriceerde rolstoelen. Maar Tinus is er dus niet meer. Hij is 64 geworden; zijn lichaam was helemaal op. Zijn broers en zussen hebben hem gecremeerd in Crooswijk. Daar, bij het crematorium hoorden we van de boekhouder, dat Tinus niet al zijn geld had opgemaakt. Hij, die boekhouder, beloofde niks, maar als hij zich niet vergiste, zat er wel een klein erfenisje aan te komen.

En gisteren 2 maart 2016 was het dan zo ver … het kleine erfenisje was op mijn bankrekening bijgeschreven. In eerste instantie had ik er nog niet eens erg in … ik had gedacht dat dat geld van Tinus pas tegen de kerst zou komen, die boekhouder was niet zo’n vlotte … Neen, ik dacht eerst, dat ik de huur- en zorgtoeslag vervroegd op mijn bankrekening had gekregen maar het was toch echt het erfenisje van Tinus. Toch leuk zo’n extraatje.
Wat ik er mee ga doen weet ik nog niet. Er spookt van alles door mijn hoofd. Het Ronald Mc Donaldhuis bijvoorbeeld, dat huis, weetjewel, waar kinderen met een tumor en kanker worden opgevangen en waar hun ouders, broertjes, zusjes en oma’s ook de hele dag mogen blijven. Daar zou ik het wel aan willen schenken. Die organisatie kan het goed gebruiken. Maar er zijn zoveel goede doelen. Ik kan er natuurlijk voor kiezen om alle doelen, die ik góéie doelen vind een deel van het erfenisje te geven. Dat zou ik wel kunnen maar dat doe ik niet. Als ik het geef aan een goed doel, dan aan één goed doel. ‘Artsen zonder grenzen’, prima vind ik het, dat die afgestudeerde artsen met gevaar voor eigen leven, in oorlogssituaties, gewonde en zieke mensen behandelen. Klasse!
Of het Liliane fonds. Dat fonds helpt kinderen, die het slachtoffer zijn geworden van een oorlog: delen van hun beentjes of armpjes moesten worden geamputeerd. Daarvoor in de plaats worden dan op kosten van het Liliane fonds protheses bij de kinderen aangemeten en leren ze weer bewegen met die kunstarmpjes en -beentjes. Dat Lilianefonds gun ik het eigenlijk nog het meest.

Toch vind ik dat ik ook mezelf niet tekort moet doen.
Ik ben helemaal niet op de hoogte van wat je tegenwoordig betaalt in een sexclub, voor een gezellig avondje met twee frisse, sappige dames als gezelschap. Ik denk dat ik met het geld van het erfenisje zeker wel een keer terecht zal kunnen in zo’n tent. Lijkt me bijzonder aanlokkelijk …  egoïstisch, dat wel … maar zeer aanlokkelijk.

Neen, toch maar geen schenkingen aan goeie doelen of  bezoeken aan sexclubs.  Ik ga vannacht, met Tinus zijn geld, gewoon eens lekker ouderwets gokken in het Holland Casino! Daar heb ik de kans om het geld te verdubbelen; alles gaat dan naar een goed doel … de kans bestaat echter ook dat ik alles verspeel … tja, in beide gevallen ben ik dan weer even rijk als op 1 maart 2016. 

woensdag 2 maart 2016

SPINAZIE

Eerst even naar de apotheek om mijn pillen te halen tegen het ‘zomaar in de broek plassen’. Heb ik tegenwoordig nodig. Schaam me dood voor die meiden in de apotheek. Dat is vandaag mijn eerste activiteit buitenshuis.
Dan naar de Jumbo. Daar ga ik voor zo’n vijfentwintig euro levensmiddelen kopen. Dure zaak, hoor, die Jumbo! Ik ben er helaas wel op aangewezen, omdat het de dichtstbijzijnde super is en ik nog niet zo ver kan sjouwen met mijn nog niet helemaal herstelde lichaam. Wat zielig! Al wandelend naar de Jumbo neem ik me voor om ‘stamppot spinazie met kaas’ te gaan eten vanavond. Als ik me bij  de groenteafdeling buk om de laatste zak van 300 gram spinazie te pakken duwt iemand zowat een winkelwagentje mijn kont in. Ik hoor ‘sorry’ en wat binnensmonds  gemompel: ‘laatste zak spinazie verdomme’ … het geluid klinkt alsof het uit de mond komt van een doorrookte havenarbeider maar als ik me omdraai blijkt er een keurig gesoigneerde oudere dame bij die stem (en dat winkelwagentje) te horen en … ik kan zo wel zien: een travestiet is het niet.
‘Ja, u heeft pech mevrouw maar misschien hebben ze die zakken nog in de voorraad liggen … ik zou het even vragen als ik u was.’
‘Ja, dat lijkt me zo’n gek idee nog niet, baste ze .. tja, want ik zat vanmorgen aan mijn ontbijtje en toen dacht ik, het lijkt me heerlijk om vandaag eens spinazie te eten … lekker en ook nog zo gezond, hè? Nou, ú gaat in ieder geval vanavond wèl spinazie eten … weet u wat u dan eens moet proberen? Een stamppotje spinazie met kaas … dat is me toch lekker!!!
‘Dat lijkt me een uitstekend idee, mevrouw,’ lulde ik met haar mee,‘ Ik loop meteen naar de kaasafdeling. Welke kaas kan ik het beste nemen, denkt u? Oude of oud belegen?’
‘Zelf neem ik altijd oud belegen … oooh als ik er aan denk dan loopt het water me al in de mond … oooh ik hoop toch zo dat er nog  wat spinazie is … even aan die verkoopster daar vragen: verkoopster … oehoe … verkoopstertje’(dat ‘oehoe’ klinkt helemaal niet bij dat ruige stemgeluid van haar.)
Ik loop snel door naar de kaasafdeling. Een paar meter achter me is de zware-stem-dame druk in de weer met een in het geel gestoken Jumbo medewerkstertje. Ik had graag kaasblokjes gekocht maar nou heb ìk pech: er waren noch oude noch oud belegen kaasblokjes te koop. Ik besloot toen maar voor het eerst sinds mijn val een homp kaas van een pond  te kopen. Ik hoop dat ik het voor elkaar krijg om dat stuk kaas in blokjes te snijden. Alleen vrees ik dat mijn rechterhand er nog te zwak voor is, hoewel ik sinds de val, al weer heel wat dingen heb leren doen met rechts: sinds deze week kan ik de veters weer strikken van mijn wandelschoenen, met een stokertje en een ragertje de spleetjes tussen mijn tanden schoonmaken, knippen met een gewone schaar, met de nagelknippertje mijn nagels knippen, mijn deurslot met de sleutel openen en … m’n kont afvegen! Het is me alleen nog niet gelukt mezelf fatsoenlijk te bevredigen met rechts.


Die kaas heb ik trouwens keurig in blokjes kunnen snijden en samen met de puree en spinazie heb ik er een heerlijke stamppotje van gemaakt waarvan ik lekker heb zitten smullen.

maandag 29 februari 2016

BIECHTEN

Nu Rob er niet meer was vond ik er niet veel meer aan in Nieuw Heeten. Ik zou graag nog een keertje lekker vrijen met Tonia, voordat ik naar Rotterdam vertrok. Het was een mooie dag en ik dacht: ‘kom,  ik vraag of Tonia een eindje met me wil wandelen en op een rustig plekje in de bosjes langs de autoweg naar Raalte verleid ik haar.’ Alles klopte die dag behalve ‘het verleiden’. Zij wou niet met mij. Alleen zo’n zelfde neuszoentje als van gisteren wou ze geven, meer niet.
We stonden uit het zicht van voorbijgangers, tussen  struikgewas en in de schaduw van een paar kastanjes.
Tonia zei: ‘Ik vind je wel leuk, lief en aardig, maar ik ben niet verliefd op je, sorry Jee.’
Deze simpele mededeling van haar kwam bij me aan als een mokerslag. Ik dacht na gisteravond dat ze mij aardiger vond dan Rob.
‘Dan ben je zeker verliefd op Rob, hè?’
‘Gatverdamme, nee, ik houd niet van zo’n machotype. Gisterenmiddag op de hooizolder stond hij mij als het ware met zijn ogen uit te kleden en dan kom jij d’r aan en dan drukt hij me nog eens bijna plat tegen die blote bast van hem. Voor mij hoefde dat niet. Maar Rob doet gewoon wat hij wil; met mij houdt hij geen rekening!

‘Maar eh, op wie ben je dàn verliefd … àls je tenminste verliefd bent op iemand.
‘Tsja Jee, dat is een beetje moeilijk. Ik wil het je wel vertellen maar je moet me beloven, dat je het niet doorvertelt … ik heb het ook nog tegen niemand verteld. Alleen degene op wie ik verliefd ben weet het.’

‘Nou nee Tonia, ik denk dat het beter is, dat ik niet weet, op wie je verliefd bent. Waarom zou ik dat eigenlijk moeten weten. Wat schiet ik er mee op. Ik ga straks weer naar Rotterdam en jij gaat tralalalala naar je lieve vriendje en ik zit diep treurig te zijn in de trein. Misschien ga ik die gast nog wel in elkaar slaan voordat ik wegga, als ik weet wie het is. Nee, Tonia, vertel mij maar niks.’

Ze is tegen een kastanje aan gaan zitten.
‘Het is een onmogelijke liefde eigenlijk, Jee.’ zei ze bedrukt. ‘Ik ben verliefd op de nieuwe, jonge meneer pastoor hier.  Henk Schaap heet hij. Hij heeft zo’n lief gezicht, mooie blonde krullen en een fijne krachtige stem. Drie maanden geleden is hij hier in de parochie gekomen en al die tijd ben ik verliefd. Als ik naar de mis ga zit ik op de voorste bank onrustig heen en weer te wiebelen om zijn aandacht te trekken … maar hij ziet me niet zitten.
Vorige week besloot ik om te gaan biechten bij hem. Toen heb ik mijn liefde voor hem opgebiecht. Zijn reactie was verrassend, hij zei dat hij ook op mij verliefd was maar dat hij God al had beloofd om  hèm altijd trouw te blijven.
Hij zei: ’Tussen mij en God zullen wel geen gekke dingen gebeuren dus, Tonia,  word maar gerust verliefd op een ander, hoor.’
‘Nee! Ik ben verliefd op jou, Henk,’ zei ik ‘ik wil met jou. Ik ga God bidden en smeken om jou!’
‘Alleen jij, Jee, Henk, ik en God weten hier nu van.’
‘En als God en Henk elkaar nou toch trouw blijven, Tonia?’

‘Tsja, dan zit er voor mij niet veel anders op dan op een dag naar jou in Rotterdam toe te komen. Ga je daarop wachten, Jee?’ 

zondag 28 februari 2016

HAAN

Tonia is gisteravond rond elf uur naar haar eigen bed gegaan. We hebben het scrabble niet meer helemaal afgemaakt. Zij had meer punten dan ik omdat ze meer vieze woorden wist dan ik, althans ze beoordeelde meer woorden als ‘vies’ dan ik.
‘Scheet’, ‘spleet’, ‘gat’ enzovoorts, ik vind dat allemaal geen vieze woorden; zij wel  …  en maar steeds vijfentwintig punten erbij tellen. Daar werd ik beetje chagrijnig van … ik had er niet veel zin meer in om op zo’n kinderachtige manier verder te scrabblen. Vandaar dat we elf uur gestopt zijn … zij had wel langer door willen gaan … maar daar leende ik me niet meer voor. Tonia wilde wel graag morgen verder gaan, dus moesten we het spel heel voorzichtig van onze benen optillen en op het tafeltje neerleggen. Nou ja, dat lukte natuurlijk niet helemaal. Er vielen ongeveer twintig van de veertig steentjes op de grond. Dus die moesten we ze weer in de goede woordvolgorde op het bord terugleggen. Daar waren we wel tot een uur of twaalf mee bezig. Ik in mijn onderbroek en zij in haar babydoll. Grappig plaatje.
Nou, welterusten , zei ze toen we daarmee klaar waren en ze gaf me een zoen op het puntje van mijn neus. Dat vond ik leuk. Dus ik gaf haar een neuszoentje terug.

Het was kwart voor zes in de ochtend en het leek wel of er een haan gek geworden was. Natuurlijk …. hanen kraaien altijd ’s ochtends vroeg, dat horen ze te doen en dat is de natuur ook van het beestje maar zoals dit beest kraaide … het leek wel een combinatie van het geluid van een kwakende kikker, een balkende ezel en een krolse kat. Werkelijk afgrijselijk en oorverdovend. Die haan zat ergens in de hooizolderruimte en ik lag in het logeerkamertje, twee vertrekken verder dus en ik hoorde die klote-haan nog luid en duidelijk. Als Rob al niet wakker wàs, dan was hij hiervan wel wakker geworden. Ik snap trouwens niet dat al die kippen een haan met een dergelijk stemgeluid tolereren. Ik hoorde het voor de eerste keer maar die kippen moeten dat kabaal dag-in-dag-uit aanhoren. Afschuwelijk!
Klaarwakker was Rob en hij lag met zijn vingers in zijn oren hard te gillen terwijl hij hard met zijn hielen op de hooizoldervloer stampte. Rob ging zelf zo te keer dat hij niet in de gaten had dat de hond Wodan onderaan de ladder van de hooizolder luid maar ook een beetje angstig zelfs, stond te blaffen. Hij hield het daar niet meer uit, Rob. Met een ruk stond hij op en deed een stap in de richting van de ladder van  de hooizolder en zakte door zijn benen. Kon niet meer op zijn hielen staan  … die had hij met dat harde beuken op de hooizoldervloer kapot gestampt.  De hooizoldertrap kon hij nog net kruipend bereiken maar naar beneden lopen kon mij niet meer. Hij donderde naar beneden, tegen die haan aan die halverwege die trap bleek te zitten. Van schrik fladderde de haan weg en toen bleek het beest toch een redelijk normaal hanengeluid te kunnen maken. Wodan was net te laat met wegspringen. Rob kwam vol op het arme beest terecht. Wodan hield er een gebroken achterpoot aan over.  Rob zelf had geluk dat zijn val gebroken werd door Wodan. Voor Rob bleef het bij gebroken hielen.
Behalve foto’s maken konden ze in het ziekenhuis niets voor Rob doen. Hij moest zich zes weken in een rolstoel voortbewegen en daarna zes weken weer voorzichtig leren lopen.
Hij is die dag gelijk per taxi weer naar Rotterdam gegaan. De boerderij was hem te rolstoelonvriendelijk.

Boer Grollemans besloot onmiddellijk om Wodan in te laten slapen. Het beest was weliswaar nog niet zo oud maar de revalidatie zou alles bij elkaar te veel in de papieren gaan lopen. Tja, op de boerderij doen ze nooit zo moeilijk over dit soort zaken.

zaterdag 27 februari 2016

SCRABBLE

 Het leven op een boerderij gaat ’s nachts, zij het wat minder heftig, gewoon zijn gangetje. Zeker op de hooizolder kan je daar flink last van hebben. Ook ’s nachts wordt er door de dieren toch ook gewoon stevig doorgeneukt en verder blijven de kippen kakelen, de varkens knorren, stoeien en gillen (soms van de pijn) en geven de koeien zo af en toe wel eens een loeiriedel weg. Ratten worden ’s nachts heel actief, op zoek naar etensresten en niet te vergeten de katten, die nieuwsgierig komen snuffelen aan een voor hen onbekende indringer zoals Rob. Door al dat leven in de boerderij zal  Rob niet zo veel slapen .. zeker niet deze eerste nacht.
Ik zal niet zo veel last hebben als Rob; ik lag dan ook in het logeerbedje in de logeerkamer. Het was een aangename verrassing voor mij dat, tamelijk laat in avond, Tonia nog even op mijn kamer kwam. Zij was al in haar pyjama, een baby-doll. Na mijn ervaring van vorig jaar met haar (ze heeft toen drie weken gedaan alsof ik lucht was) had ik zoiets niet verwacht. Bovendien … als ik zag hoe ze nu met Rob omging, had ik het idee dat ik toch weer niet meetelde voor haar.

Ze vroeg of ik zin had in een spelletje scrabble, in bed. Ik làg al in bed en zij kroop er dus bij aan het voeteneinde. Met één voet lag ik tegen haar kruis zij met een voet tegen het mijne. We moesten er een beetje om lachen maar meer niet. Het scrabblebord lag op onze schenen … we moesten dus verder wel een beetje stil liggen anders zouden alle letters van het bord af kieperen.
Tonia stelde voor een bonus te geven voor elke vies woord dat op het bord werd neergelegd  … een bonus van vijfentwintig punten bovenop de gewone woordwaarde. Ik vond dat wel een grappig idee maar ik wilde wel goed afspreken, wat nou precies een vies woord was. Kijk: ‘kut’, ‘lul’  en ‘neuken’ vind ik heel duidelijk vieze woorden en ‘drol’ en ‘gulpknoopje’ ook. Het moest in ieder geval met seks of met poep en pies ofzo te maken hebben. Tonia vond ‘gulpknoopje’ absoluut géén vies woord. Ik wel!
Tonia legde als eerste woord ‘condoom’ neer … gelijk al een bonus! Ik sloot bij de ‘c’ aan met het woord ‘clitoris’. We vonden dit allebei géén vies woord. We vonden dit een heel mooi woord.

‘Eh, Jee, wat vind jij nou van  Rob? Is hij nou ècht een vriend van je? Ik vind hem maar een raar, opschepperig, overdreven mannetje. Je merkt aan zijn hele gedrag dat ie er van overtuigd is, dat ik hem geweldig vind. Ik durf  er om te wedden dat ie paar grote zussen heeft, die altijd bewonderend om hem heen cirkelen.
Zal ik eerlijk eens zeggen wat ik van hem vind?’
‘Nou?’
‘Een zak!’.
‘Dat is een bonuswoord,’ zeg ik.
‘Neen, nou even serieus Jee: hééft ie zussen Jee, ja of nee?’

Met c van condoom legt ze ‘scrotum’ neer.
‘Mooi woord hè, Jee? Heel knap en weer een bonus. ‘
‘Nou Tonia, zei ik, ik vind scrotum eigenlijk ook geen vies woord. Het is een heel net woord voor klootzak. Dus ik vind: geen bonus.

‘Zussen, of Rob zussen heeft? Ja hij heeft er wel drie en ze zijn inderdaad allemaal gek op hem. Een van hen was ook gek op mij. Ik heb wel eens met haar gevreeën. Eén keer. Dat was geen succes.  Ze was dan wel 16 maar nog erg kinderlijk; ze hield bijvoorbeeld haar mond stijf dicht met zoenen.’
Dat ik gevreeën had met die zus van Rob vond Tonia duidelijk niet zo leuk om te horen; haar gezicht betrok een beetje. Zou ze mij dan nu misschien ineens wèl leuk vinden?


Ik leg bij de ‘t’ van clitoris het woord ‘tongen’ neer; geen bonus. Tonia vindt van wel. ‘Wat is er dan vies aan ‘tongen’ vraag ik haar?

donderdag 25 februari 2016

~HOOIZOLDER

Rob was er al. Dat had ik goed aangevoeld. Ik hoorde hem kraaien van plezier. Het geluid kwam van de hooizolder. Hij was een soort kussengevecht aan het doen maar dan met strobalen. Twee kleine Grollemansjes, jongens van7 en 8 jaar deden mee en Tonia het oudste kind (16)  van Grollemans ook. Rob was in korte broek en ontbloot bovenlijf, net als die kleine ventjes. Alleen Tonia was nog geheel in de kleren.
‘Hé, Rob’ riep ik naar boven, ‘dat heb je snel gedaan! Je was er nog eerder dan ik!’
Rob stopte onmiddellijk met het spel liep naar Tonia toe pakte haar beet, tilde haar een klein stukje op en kuste haar op haar neus. Toen kwam hij van de zolder naar me toe om me met een stevige hug te verwelkomen.
Rob zei dat hij het laatste stukje van Deventer naar Nieuw Heeten niet met de bus was gegaan maar was gaan liften. Dat scheelde anderhalf uur! Hij had alleen een heel vervelende lift. Op zich een leuke chauffeur, Peter heette die, prima auto ook maar ik moest op de achterbank gaan zitten naast een Duitse herder. Naast de chauffeur zitten ging niet, omdat op die stoel een grote vogelkooi stond met een papagaai, die onophoudelijk ‘opzij klootzak!’ riep.
Die Duitse herder was duidelijk blij met mij. Ik niet zo met hem. Met zijn natte neus besnuffelde hij vreugdevol alle nieuwe geuren, die met mij de auto in waren gekomen. Het beest snuffelde voor en achter me langs en probeerde ook nog met zijn neus onder mijn schoenen te komen. Ik was ondertussen kotsmisselijk van die oude benauwde bijna verstikkende lijfgeur van het op zich heel goedmoedige dier.
Peter zei: ‘Als je last hebt van Wodan, dan moet je hem maar een zet geven, hoor Rob.’
‘Ik ben hier nou een half uurtje … wat was ik blij dat ik uit die auto kon stappen.’

Rob zei dat hij inmiddels kennis had gemaakt met boer en boerin Grollemans en drie van de zes kinderen.  Rob vond Tonia wel een lekker ding en ik wist dat wanneer hij zoiets zei, hij vrijwel zeker zou proberen haar te ‘pakken’, zo was hij nu eenmaal.

De Grollemansjes begroetten me hartelijk maar maakten me meteen wel duidelijk dat er in de woning geen plaats was voor twee gasten. Er was maar één logeerbed. Van het boerenechtpaar mocht Rob wel blijven maar dan moest ie op de hooizolder slapen.

Rob vond dat geen enkel probleem. Hij had een slaapzak bij zich. Rob zou Rob niet zijn als hij de allereerste avond Tonia niet had weten te verleiden bij hem op de hooizolder te komen.  Tonia had een zak engels drop mee naar boven genomen en die hadden Rob en zij samen lekker liggen oppeuzelen en ze hadden gezellig met elkaar gepraat over scheldende  papaaien en snuffelende honden. Toen de zak engels drop bijna leeg was gaf ze een kusje op Rob zijn voorhoofd wenste hem welterusten en ging slapen in haar eigen bed in de woning.