zondag 10 mei 2015

WIET

Ik word wakker van het gemorrel van een sleutel in het slot van de voordeur. Voor de tv ben ik in slaap gevallen. In de gauwigheid zie ik de mislukte clownskop van Matthijs van Nieuwkerk. Het is tien voor half twee in de nacht.  Ik verwacht niemand meer. Mijn vouw is al vanaf half twaalf onder zeil. Mijn kinderen zijn al jaren de deur uit.
Ik sla met mijn vuist op de deur: ‘ Wat moet dat daar?! Oprotten. Dit is niet jouw huis!’zeg ik zo stoer als ik maar kan.

‘Oh, sorry, ja, nu zie ik het ook. Ik sta bij de verkeerde deur, sorry, nogmaals. Ik ben Manuel, je buurman van nummer tweehonderd zevenentachtig. Ik herken zijn stem. Hij ziet eruit als een verzopen kat. Zonder er goed bij na te denken bied ik hem een bak koffie aan.
‘Dat sla ik niet af,’zegt hij.

Hij vertelt me dat hij uit het ziekenhuis is weggelopen. Zijn opgezwollen voeten heeft hij kapot gelopen en de wonden waren gaan etteren. In het ziekenhuis hebben ze zijn voeten gedesinfecteerd en verbonden. Het zou het beste zijn als hij de hele nacht in het ziekenhuis zou blijven. Hij was te onrustig. Langer dan een half uurtje hield hij het daar niet uit.
Normaal is het van het ziekenhuis naar huis drie kwartier lopen. Nu, met die pijnlijke poten zou die er zeker anderhalf uur over doen.

Het was erg druk in zijn hoofd, dat had hij van zijn moeder. Hij had daar wel pilletjes voor ingenomen. Die wilden nog niet zo helpen. Hij was al meer in dit ziekenhuis geweest. Nu wist hij alleen niet welke kant hij op moest om thuis te komen. 
Vanmiddag was hij nog even langs geweest bij zijn zwaar depressieve moeder. Zij is suïcidaal, daarom zit ze in een verpleeghuis. Zijn moeder had hem gezegd, dat hij bij het ziekenhuis langs moest gaan voor zijn voeten. Dat deed hij braaf. Onderweg naar het ziekenhuis kwam hij toevallig langs de coffeeshop. Hij kon de verleiding niet weerstaan om een grammetje wiet te scoren.

Hij dacht dat ie de kant van de parkeergarage op moest. Het liep daar  dood. Dat muurtje over klimmen kon wel ... over dat muurtje … een sloot! Tot aan zijn middel plonsde hij daar in. Niet zo best voor zijn voeten …  zo’n gore sloot.
‘Den Haag’ stond op het informatiebord boven de weg … dat was de verkeerde kant op …  of toch niet? … hij moest nog ergens een plattegrondje hebben ... tureluurs werd hij van die krioelende sterren hoog aan de hemel. Alsof er van binnenuit tegen zijn schedeldak gebeukt werd, zo voelde het.
Zijn rugzak was godzijdank nog droog. De wiet in het zijvakje ook. Hij  plofte neer op een bank om een jointje te bouwen. Wiet en Javaanse jongens waren Manuel een puike combinatie. Hij nam een flinke lange hijs van zijn joint, hield de rook zo lang mogelijk in zijn longen en ademde weer uit. De heftige binnenwaartse druk op zijn schedeldak nam vrijwel meteen af. Langzaam kwam de  sterrenhemel  tot rust. Schuin boven hem hing een bord met grote oogverblindend witte letters op een knalblauwe achtergrond: ‘Oude Noorden’ … die kant moest hij op. Hij zat niet op een bank maar op de vlijmscherpe vangrail van de A13. Vòòr hem, op de grond lag zijn plattegrondje … zeiknat. Dat had hij niet meer nodig, nu wist hij weer precies hoe hij thuis moest komen ... eerst lopen richting Gordelweg ... oversteken … nee stoppen … het stoplicht stond op superknalrood. Manuel negeerde het. Er kwam toch niks aan.
Na een uurtje stond hij hier bij mij aan de deur te morrelen.

De koffie smaakte goed. Dat zei hij  tenminste: hij was er helemaal van bijgekomen.

Op tv zat dat ventje van  DWDD nog steeds vreselijk druk te lullen (met het geluid uit nog wel). Ik heb mijn tv snel uitgedrukt en ben naar bed gegaan.

zaterdag 9 mei 2015

GAST

Sjoerd, een collega van me,  is voor het eerst bij me op bezoek.
M’n vrouw is een dagje shoppen in Amsterdam. Met een vriendin.
Ze eten daar ook wat.
Sjoerd, een collega, eet vandaag bij mij. We gaan samen wat maken.
 ‘Wat wil je drinken? vraag ik.
‘Wat hebbie? vraagtie.
‘Pils, wijn, fris, sap.’
‘Rode of witte wijn?’
‘Ik heb alleen witte.’
‘Geef dan maar een biertje … o, eh, wat voor bier heb je eigenlijk in huis?
‘Ik heb altijd maar één soort, dat Best Bier, weet je wel? Moet je er een glas bij?
‘Nou nee, Jee, lamaar  …  doe maar een sappie, sinasappelsap graag.’
‘Sinasappelsap heb ik geloof ik niet, nee … wel  appelsap, lekkere koude appelsap.’
‘Prima, dan neem ik dat toch; maar eerlijk gezegd  hóéft sap van mij nooit zo koud te zijn ... op kamertemperatuur komt de zuivere vruchtensmaak  vaak veel beter tot zijn recht, vind ík dan, hoor.’
‘Jammer, maar dàt kan ik je niet aanbieden. Alle sappen die ik in huis heb, staan nu koud. Ik  kan natuurlijk nú wel even een pak appelsap uit de koelkast halen, dan is het  over een dikke twee uur wel op kamertemperatuur.’
‘Heb je ook abrikozen-perziksap koud staan?
‘Jazeker.’
‘Wil je dan voor mij een pak abrikozen-perziksap uit de koelkast halen … voor straks. Maar voor nu lust ik wel een  koud appelsapje van je.’

‘Na het werk moet ik altijd even bijkomen in mijn schommelstoeltje, die stoel waar jij nu zo lekker in zit, Sjoerd. Daar drink ik altijd een biertje, een koud Best Biertje. Maakt niet uit of het nou zomer of winter is.’
‘Proost Sjoerd, op een fijne avond.’
‘Ja, Jee, proost, een leuke avond.’
‘Stom hè? Ik vind dat Best Bier goed te drinken, maar mijn zonen noemen het zwerversbier.’
‘Die zonen van jou hebben geen verkeerde smaak, jongen,dat Best Bier is echt niet te zuipen, sorry hoor.

Iets anders …  heb jij misschien een kat in huis. Er hangt in dit huis een verstikkende kattenpislucht.’
‘Onze kater is een beetje kierewiet. Hij piest altijd náást in plaats van ìn zijn blauw – oranje kattenbak en zijn pies gaat  in, onder en tussen het zeil en het houtwerk zitten … en stinken natuurlijk. Schoonmaken is haast niet te doen. Vandaar die penetrante lucht.
‘Kijk, daar is Thijs, onze kater, de grote boosdoener. Ja, hè, dat komt nou allemaal door jou, hè Thijs, door jou zitten we hier samen in de stank, ouwe viespeuk.’ Thijs begint enthousiast te snuffelen aan Sjoerd, die angstig stijf met zijn knieën tegen elkaar gedrukt op mijn schommelstoel zit. Thijs kijkt Sjoerd even recht in zijn ogen en in een wip zit hij, luid spinnend, bij hem op schoot en staat hij te dauwtrappen op zijn corduroybroek. Onze kater heeft een voorliefde voor bange mannen.
Heel voorzichtig, om Thijs niet te storen, pakt hij zijn glaasje koude appelsap en neemt een paar slokken. Sjoerd vermant zich en durft Thijs voorzichtig te aaien. Voor Thijs is dan de lol er af en hij verdwijnt weer naar zijn hoekje in onze werkkamer.
‘Hebbie ons nieuwe uittenue al gezien, Jee? Bespottelijk toch?’
‘Zeker, dat blauw - oranje, het doet gewoon pijn aan mijn ogen, joh … weet  je wat ik denk, volgend seizoen worden we bij elke wedstrijd keihard uitgelachen en ingemaakt of andersom.’

‘Ja, zeker weten. Maar eh … zullen we dan nu eerst de keuken in gaan, Sjoerd? We eten peentjes en peultjes met biefstuk. Schil jij aardappelen? Een pond is wel genoeg voor ons tweetjes. De aardappelen staan in dat blauw-oranje mandje onder het aanrecht. Dan begin ik vast met de peultjes af te halen.’

vrijdag 8 mei 2015

SCHULD

Mijn schuld was het, jaren geleden al weer; dat is buiten kijf! Ik had hem gewoon aan de riem moeten houden. Sita loopt alsmaar aan me te trekken, zijn riem staat constant strak. Dat gaat de hele weg al zo, van ons huis naar het bos, toch gauw zo’n drie kilometer. Het gaat Sita niet snel genoeg. Ik heb geen idee hoe dat gaat bij honden. Van mensen weet ik het wel, dat ze al lol kunnen hebben over iets dat nog moet komen. Voorpret noemen we dat. Zullen honden ook zoiets hebben? Heeft hij er nu al plezier in om die lieve konijntjes straks de stuipen op hun lijfjes te jagen.
Ik kan absoluut niet sneller. De jongste hangt in een draagzak op mijn buik en slaapt als een roos. De oudste, Fred, loopt braaf aan mijn hand mee. Onder zijn vrije arm heeft hij zijn bal  … zijn onafscheidelijke bal. Van Fred weet ik het zeker. Hij heeft voorpret. Thuis zei hij al, dat hij met mij een balletje gaat trappen.
Het is juni en niet eens zo warm. Twintig graden. Normaal is het warmer. Wel fijn dat het niet zo druk is. Bij zesentwintig graden en hoger is kan je hier niet fatsoenlijk lopen.
Het voelt alsof mijn arm twintig centimeter langer is geworden, door dat gesleur van die klote hond. We gaan even op een bankje zitten met uitzicht op de plas. Ik laat Sita los. Hij rent linea recta naar het strandbadje en jaagt en passant een stel meeuwen op.  Met grote, hoge sprongen springt Sita het water in en zwemt een paar minuten rond. Hij schudt zich droog bij een stel mensen, dat staat te barbecueën. Twee van de barbecueërs lopen op Sita af, ze  schreeuwen en maken schoppende bewegingen naar hem. Nu heeft hij de schrik ook eens goed te pakken. Als een gek komt hij op ons afgerend en spettert ook ons nat door zich droog te schudden. Rudie, is wakker geworden van het gespetter van Sita en …. zo te ruiken heeft die kleine Rudie een verrassing voor me in zijn luiertje. Eerst even verschonen dan maar. Ik heb Sita aan een boom vastgezet en aan Fred heb ik geen omkijken, die vermaakt zich wel met … die magische bal.
We wandelen verder in de richting van het bos. Ik laat Sita daar los. Als een echte jachthond sjeest hij achter de konijnen aan, razendsnel is hij maar nooit krijgt hij een konijn te pakken. Bij een kleine open plek in het bos gaan we even zitten. Ik leg Rudie op zijn draagtas en ga even een balletje trappen met Fred. Hij heeft al een heel goede traptechniek. Veel kracht ook, voor zo’n ventje van vijf.  Je kan er natuurlijk nog niet veel van zeggen maar dat ie talent heeft, is een ding dat zeker is.
Sita hebben we al een hele tijd niet gezien en we moeten nu toch echt naar huis. Eten maken. Onderweg roepen we steeds: ‘Sita!’. Dat hoort hij en dan komt hij wel. Zo is het wel vaker gegaan.  Vandaag dus niet. Als we de drukke weg naar huis moeten oversteken, is ie er nog steeds niet.
Ook staat hij niet in onze achtertuin, ons hijgend op te wachten. Dat is ook wel eens gebeurd.
Het gaat nu heel anders. Rudie doet een middagdutje. Fred zit voor de tv. En ik heb net de prei gesneden, als de telefoon gaat. Politie. Ze hebben een hond gevonden. Met een chip in zijn oor. Mijn telefoonnummer staat er op. De politieagente vraagt of ik mijn hond kwijt ben.
Dat van die chip in Sita’s oor  was ik helemaal vergeten.
‘Dat klopt,’ zeg ik, ‘ik ben mijn hond kwijt. Hij is in het bos weggelopen. Hij liep los.’

De politieagente zegt dat ik van geluk mag spreken, dat mijn hond nog leeft, met al dat drukke verkeer. Ik kan hem bij het dierenasiel gaan ophalen. Voor de injecties, het gebruik van het hondenhok en de boete voor het los laten lopen moet ik honderd gulden neertellen. Allemaal door mijn schuld!

donderdag 7 mei 2015

BETTY

Vandaag wordt mijn mooie schoonzus Betty gecremeerd. Afgelopen zaterdag is ze op 88 jarige leeftijd overleden; op 16 juni zou ze 89 zijn geworden. Zeven weken geleden kreeg ze een herseninfarct en sindsdien heeft ze liggen worstelen met de dood. Veelal in stilte. Een enkele keer liet ze wat strijdvaardige kreten horen. Soms in het Nederlands soms in het Indonesisch. Ze is in Indonesië geboren, in Pangkalpinang. In de oorlog woonde ze daar ook.  Vijf jaar lang heeft ze  in het Jappenkamp, de Japanse versie van het concentratiekamp, gezeten. Van mijn schoonmoeder hoorde ik, dat niemand in dat kamp blijmoediger was dan Betty. Maar in haar doodsstrijd in het verpleeghuis, kwam angst en boosheid naar boven: ’Niet buigen voor die vent. Hij wil ons opsluiten, onze vrijheid afpakken!’
Die lieve Betty was degene, die mijn schoonvader (haar vader dus) de les las toen hij op kinderlijk jaloerse wijze, weigerde om kennis te maken met mij. Ze maakte haar vader duidelijk, dat haar jonge zusje, mijn huidige vrouw dus, best zelf kon uitmaken met wie ze door het leven wilde gaan. De kogel was daarmee door de kerk. Binnen een week na Betty’s interventie serveerde m’n schoonpapa me een lekker koud biertje en zat ik met hem te discussiëren over politieke en religieuze zaken.
De crematie is in Bergen op Zoom. Normaal gaan  mijn vrouw en ik met de trein. Maar omdat Betty een leuke, lieve  tante was voor onze kinderen, willen zij ook afscheid nemen van haar. We kunnen meerijden met onze oudste. Hij en zijn vrouw komen ons om tien uur ophalen. We rijden naar Dordrecht om onze jongste op te halen. Onderweg verdrijven we de spanning enigszins door te babbelen over de leuke nieuwe baan van onze schoondochter, de eerste stapjes van onze kleinzoon en de weergaloze Barcelona voetballer Messi, die de avond tevoren wonderschone doelpunten had gemaakt.
Twee uur te vroeg arriveren we bij het crematorium, dat is gebouwd op het terrein van een grote begraafplaats. We hebben ruimschoots de tijd voor een wandeling. Opvallend is dat tijdens de wandeling geregeld met ontzetting en verbazing gereageerd  wordt op met name de jonge doden.  Het grafje, met een tweeling, waarvan de een na acht dagen en de ander na negentien dagen overleed.  ‘ De ander kon echt niet zonder de een,’ is de strekking van de tekst op hun laatste rustplaatsje.
Betty is 88 geworden en wat haar betreft was het zeven weken eerder, tegelijk met haar herseninfarct, afgelopen geweest. Maar ja …. zeggen we dan altijd …. je hebt het niet voor het zeggen.
De witte kist, met Betty, staat centraal in de zaal. De fraaie sarong, opvallend simpel gedrapeerd over haar kist,triggert mijn tranen. Het is de sarong die bij Betty thuis over haar bankje lag. Bij binnenkomst …  het stemgeluid van Leonard Cohen die ‘Halleluja’ zingt … mijn tranen stromen.
Betty’s dochter en kleindochters nemen zeer tegen hun zin afscheid van hun moeder en oma. Mijn vrouw schreef nog een mooi briefje aan haar zo geliefde ouwe zus. Ze scheelden ruim twintig jaar. Mijn vrouw leest het briefje voor… het kleine meisje dat bij Betty mocht logeren … Betty als voorbeeldmoeder en -gastvrouw ….  Betty, die zo gezellig kon praten en goed kon luisteren …… ze zal Betty’s positieve, opgeruimde, energieke persoonlijkheid  missen. Net als alle aanwezigen hier

woensdag 6 mei 2015

MANNENCAFÉ

Het is een groezelig café vol oude mannen. Daar ben ik er wel één van, zeg ik er eerlijk bij. Achter de bar staat  een ietwat deftig ogende al wat grijzende dame met hoog opgestoken haar. Ze heeft een wit truitje aan, dat haar toch al rijke natuur ook nog eens accentueert. Ze draagt een zwarte leren rok waarvan ik niet kan zien waar die eindigt. Even later, als ze wat tafeltjes schoonmaakt,  zie ik dat die rok valt tot  op haar kuiten.
‘Zegt het eens jongeman,’ begint ze tegen mij. Best zwaar, haar stem … voor een vrouw dan.
‘Doe maar een kopstoot’ zeg ik. ‘Bier en jonge borrel  wil ik ijs en ijskoud.’
 ‘Kijkt eens jongeman, je kopstootje.’
‘Dank u wel mevrouw.’
‘Zegt nou maar gewoon Greet tegen mijn, dat doet iedereen hier.’
‘Okee, ... nou …  eh … Greet, mijn naam is gewoon Jee.

Als ik hier zo eens even rondkijk, dan is dit overduidelijk een mannencafé. Een grote foto van de allerbeste Feyenoorder aller tijden, Coen Moulijn, hangt prominent aan de wand boven de tafeltjes tegenover de bar. Daaromheen foto’s van Feyenoord – Celtic, de Europa Cupfinale van 1970 gespeeld in Milaan. Feyenoord won als eerste Nederlandse club die Cup met de Grote Oren (2 – 1 na verlenging). Grandioos wat een feest! Samen met het meisje, dat nu mijn vrouw is, stond ik daar te juichen en te springen in het San Sirostadion.

De kopstoot smaakte goed. Ik neem er nog een. Het gaat hard hoor met dat spul. Staat een kerel naast me met een Sparta sjaal. Ik geef hem wat te drinken … een wijntje … tja, dat wil die toch echt zelf.
‘Wat stond die Treytel toen goed te keepen,hè?’
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
‘Toen … in Milaan bedoel ik,’legt die Sparta Piet mij uit.
‘Man,’ zeg ik,’ nou sta je toch echt uit je nek te lullen, hoor. Treytel deed helemaal niet mee in Milaan!  Eddie PG, die ouwe lul, stond in de goal ... Kom …  geef maar weer terug dat wijntje, dat gaat zo niet goed met je.’

Leuk café wel .. echt mannencafé. Affiches van schaars geklede, mooie meiden, die de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben of inmiddels de pijp uit zijn: Brigitte Bardot, Marilyn Monroe, Audrey Hepburn, Elisabeth Taylor en zelfs die  Patricia Paay  zie ik er tussen hangen.

 Achter in het café vlak bij de toiletten zie ik tot mijn schrik een echte uil staan. Hij is een paar dooie kuikentjes aan het dollen. Greet zag me zeker verschrikt kijken.
‘Je hoeft niet bang te wezen, hoor, das Bram daar. Hij doet niks.  Het is een Siberische oehoe. Die benne heel  tam. Hij eet alleen maar kleine lieve diertjes, hahaha. Bovendien zit ie vast aan de ketting. Hij ken geen kant op. Straks als jullie allemaal benne opgehoepeld, laat ik hem hier effe rondvliegen …  effetjes maar … vindt ie lekker. Die schat hep zo lang niet meer te leven, vrees ik. Hij is al 28 Meestal worden ze niet ouder dan 30. Als ie dalijk uitfladderd is, komp tie op mijn schouder zitten ...  praten we nog effe gezellig na over vanavond en dan zoekt ie uit ze eige zijn ketting weer op, de schat.
Voordat ik de boel hier afsluit en me bed in duikt, zet ik hem in ze kooi en  krijgt ie nog een paar levende kuikentjes van me. Heel soms, met de kerst geeft ik hem een piepklein konijntje …  ja levend natuurlijk. Dan wordt ie ech he-le-maal gek, Jee … hahaha … dat kejje toch wel?’
‘Nog een laatste kopstootje voor we sluiten? Deze hebbie van mijn, hoor.

Die Bram weet ech wel wat lekker is … weet je, Jee, geloof het of niet, ik zou me god niet weten wat ik zonder die schat moest beginnen.’ Greet haar ogen fonkelden.

dinsdag 5 mei 2015

FIT FOR FREE (2)

Lockers vervangen ….waarom??
De vervanging van de lockers verliep nogal chaotisch. De oude lockers werden gewoon nog gebruikt. Waar moest je anders heen met je waardevolle spullen?  Hals-over-kop moesten die lockers leeg en weg. Daar stond je dan met je spulletjes ...  te wachten op de nieuwe kast. Er moest ook nog snel een slotje voor gehuurd of gekocht worden. Kon het omwisselen van die kasten niet vòòr of na openingstijd?

Fit For Free gaat er niet op vooruit. Die oude lockers waren iets moderner én voor de sporter gratis (For Free). Voor die nieuwe kast moet een hangslot gekocht (5 euro) of gehuurd (1 euro per keer) worden.
Fit For Free had van de oude lockers een reservesleutel en kon die, zonodig, altijd openen. Bij die nieuwe kast is dat niet zo en moet Fit For Free minstens het hangslot forceren.

Het zou meer van deze tijd zijn, als de oude locker vervangen was door een digitaal te openen en af te sluiten locker. Er zijn digitale systemen in gebruik voor onder andere het lidmaatschap, toegang, openen en sluiten van lockers. Allemaal vast te leggen op één simpel lidmaatschapskaartje (of sleutelhanger). Ongetwijfeld zal ook Fit For Free te zijner tijd op zo’n systeem overgaan.

De nu door Fit For Free aangeschafte kledingkasten hebben voor mij persoonlijk enige nostalgische waarde. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw waren dat type kasten populair in het bedrijfsleven. Mijn vader werkte in 1958 bij een groot Rotterdams havenbedrijf. Als kleine jongen ging ik hem wel eens ophalen uit zijn werk. Hij kleedde zich dan om en hing zijn kleren in precies zo’n type kast als wij nu hebben bij Fit For Free. Het is voor mij alsof de tijd zestig jaar heeft stil gestaan. Ook mijn vader sloot zijn kast, met een hangslotje af. Soms mocht ik dat voor hem doen.

Toch wil ik iets positiefs over die nieuwe kasten kwijt:
ze zijn prachtig glanzend bruin gelakt (of gespoten). Oogverblindend!

Minder Spinning
Het valt mij nu pas op, dat de spinninglessen van de woensdag- en vrijdagochtend van het rooster verdwenen zijn. Ik heb jarenlang bij Life Line en de Fitnessclub, drie keer in de week gespind. Op maandag-, woensdag- en vrijdagochtend, telkens om 9 uur. De bezetting was niet altijd 100% maar dat is nooit een reden geweest om die spinningsessies te cancelen. Nu blijkbaar dus wel.

Terwijl het aantal uren spinning verminderd wordt, zie ik een prima trainer  bij Fit For Free steeds meer dan voorheen receptiewerk doen, rollen schoonmaakpapier vervangen en flessen met desinfecteermiddel vullen. Natuurlijk … voor een sportschool erg belangrijk werk ... moet ook gedaan worden. Maar toch zeker niet door een trainer? Die moet met sporters aan de slag! Zonde … die onbenutte kwaliteiten.

Uitpuilende vuilnisbakken
Voor mij geheel nieuw in deze nog jonge Fit For Free periode is het verschijnsel van de uitpuilende afvalbak. Voorheen leken er meer schoonmaakuren gemaakt te worden in de sportschool. In de jaren vòòr Fit For Free was het nooit nodig de receptie te melden, dat een afvalbak overvol was.
Maar … toegegeven … vrij kort na zo’n melding was die bak wèl weer geleegd.



Ach, misschien waren Life Line en de Fitnessclub wel een beetje tè goed bezig voor hun leden … en … óók misschien, moet Fit For Free er nog eventjes inkomen. Ze zijn hier in Noord tenslotte nog maar net een half jaartje bezig.

maandag 4 mei 2015

FIT FOR FREE

Koffie was op de sportschool aan de Zomerhofstraat altijd gratis (For Free). Ik kon altijd zoveel koffie drinken als ik wou. Dat was zo bij Life Line, bij de Fitnessclub en tot voor kort ook bij Fit For Free. Maar … per 1 mei 2015 wilde Fit For Free geld zien voor de koffie. Ik betaal nu  één euro voor een bakkie.

Ruim een half jaar geleden werd de Fitnessclub overgenomen door fitnesgigant  Fit For Free. Ik werd lid van die nieuwe organisatie voor 9,95 euro per maand exclusief groepslessen. Voor groepslessen vroeg Fit For Free 6 euro extra. Ik deed alleen Spinning. Om zes euro meer te betalen, alleen voor die spinning, vond ik overdreven.  Bij de Fitnessclub (ook 9,95 euro per maand) hoefde niks extra’s betaald te worden voor groepslessen.

In de Fitnessclub werd de sporter via stickertjes op ramen, wanden en deuren of op een andere manier herinnerd aan sportschoolregeltjes. Zoals bijvoorbeeld:
-          Ramen niet openzetten
-          Geen mobieltjes in de oefenruimte.
-          Meerdere toestellen in gebruik.
Het gebeurt wel eens dat ik mijn oefening niet kan doen  omdat een andere sporter op twee of meer toestellen bezig is: op toestel 1 is die ander aan het oefenen, op toestel 2 ligt zijn handdoek en naast toestel 3  staat zijn bidon. Als ik die ander vraag of ik dat toestel met zijn handdoek er op mag gebruiken, is het antwoord heus niet altijd positief of vriendelijk.
-          iPod- gebruik.
Onlangs kon ik de oefening voor mijn liezen en bovenbenen niet doen. Een dame hield het toestel dat ik nodig had bezet. Ze was druk in de weer was met haar iPad. Nou, dacht ik, dan doe ik toch alvast een ander toestel. Maar ook toen ik daar mee klaar was zat die dame nog druk te tikken op  haar iPad. Mobiel bellen is niet toegestaan. Dat is alle sporters nu wel duidelijk. iPads zijn op deze manier net zo hinderlijk. Kennelijk gedoogd Fit For Free dit.
-          Lezen.
Op de cardio-toestellen zitten sporters(??) kranten, tijdschriften of boeken te lezen. Ze bezorgen weliswaar niemand overlast maar ik zou met liefde dat leesvoer onder hun neus vandaan trekken. Ik vind dat lezen en sporten niet matchen. ‘Doe dat maar ergens anders zou ik zeggen.’
-          Hard praten.
Hard pratende medesporters vind ik hinderlijk. De sfeer op de sportschool hoeft van mij echt niet die van een schaakoefenruimte te zijn. Praten en lol maken horen bij sporten. Sommige sporters maken echter zoveel lawaai dat anderen zich niet verstaanbaar kunnen maken.  

Surveillance
Veel akkefietjes kunnen sporters best met elkaar opknappen. Vaak lukt dat ook niet en moet er iemand van Fit For Free aan te pas komen. Om problemen voor te zijn zou Fit For Free op elke verdieping wat meer (of permanent) moeten surveilleren. Dan zal het  hierboven ongerief zeker afnemen en het plezier in het sporten neemt dan toe.

Douche

Het is alweer enige weken geleden. De mannen konden lange tijd niet douchen. Werk in uitvoering. Die situatie heeft veel te lang geduurd. Waarom? Bij de damesdouches heeft ook zoiets gespeeld, heb ik begrepen.

morgen meer