woensdag 1 april 2015

Duo's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Vanuit de basisschool even verderop lopen mij twee onderwijzers tegemoet. Druk gebarend; het duo is vast aan het werk. Ze lopen nu langs de Bergse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het, allebei. Klein van stuk. Hij heeft een bebrild grijs koppie, is tanig en heeft een diep doorgroefd gelaat, dat deels verborgen gaat onder de bontkraag van zijn leren jas. Het is ook  zo guur dit voorjaar.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang git zwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze draagt een zwarte regenjas tot net boven de knie. Die jas is echt te koud  met dit weer.  Onder haar regenjas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot. 
Het duo is druk met elkaar in gesprek. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Deze middag  is een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: veranderen van boven- of van onderaf. Dan wil ik jullie over een halfuurtje weer terug zien.’
Ze tonen een welgemeende belangstelling voor elkaar en lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Lichtelijk beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.
‘Godverdomme!’ Hij werkt vast niet op de school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn gewond. Zij schrikt en helpt hem overeind. In haar tasje zoekt ze naar de tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn strakke spijkerbroekje is op kniehoogte kapot gescheurd. Die kan straks zo de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, veegt  het vuil van zijn kleding en gaat gewoon verder.
Hij is haar dankbaar voor de hulp en ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen klik tussen beiden.)
Het duo loopt nu langs me heen  en de juf zegt:
 ’Ik vind veranderingen helemaal oké,’ Peter, ‘als het maar gegenereerde veranderingen zijn.’
‘Ja, daar ben ik het van harte mee eens Marleen,’zegt hij,  terwijl hij met een van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp wrijft, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt.  
Ik weet bij God niet wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. En het vervelende is dat het duo gewoon doorgelopen is en zich inmiddels een paar honderd meter achter me bevindt. Ik kan het dus niet meer vragen. Ik heb in het woordenboek gezocht en ik denk dat het (gewenste) veranderingen zijn in het onderwijssysteem van de school.

Verder wandelend langs de Bergse Plas, kom ik nog een ander duo tegen: een paar luid kwetterende eenden, peddelend op de plas. Ze hebben mot met mekaar. Het eendje kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had  liggen voor d’r  eitjes. Acht wil ze er hebben dit jaar. Die eitjes moeten nu eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nu nog veel te koud is. ‘Nog even geduld hebben, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei. En wij ….. acht!’

Het eendje houdt wijselijk haar snavel toe. Om haar snavel ligt een glimlach, want zij weet dat hij toch spoedig zal  zwichten voor haar verleidingen.

dinsdag 31 maart 2015

BAARD

Het laten staan van een baard heeft uiteenlopende reacties tot gevolg. Aanvankelijk opperen kennissen, dat de scheermesjes ‘zeker’ op zijn en dat ik  geen geld heb voor nieuwe mesjes. Katja, een vriendin,  maakt me er duidelijk op attent, dat ik me nu echt moet scheren, want het is zó geen gezicht, zó onverzorgd.  Een stuk onvriendelijker klinkt het uit de mond van mijn vrouw:
‘Als je maar niet denkt, dat ik zo naast je ga lopen, zitten, of  staan.’
Mensen die ik een tijdje niet gezien heb, doen net of ze me niet kennen of zeggen achteraf dat ze me niet herkend hebben. Mijn zus Maria, die een kinderopvangbedrijf heeft, denkt gezien het hoge wit/grijsgehalte van mijn baard, dat ik voor hulpsinterklaas studeer. Ze  wil me al gelijk boeken voor het Sinterklaasfeest op 5 december.
Voor mijn  zonen ben ik, met baard  de IGLO Visstick-held. Ze begroeten me dan steevast met:
‘Ha, die Kapitein Iglo?’

Grappig is het te ervaren hoe mensen van houding veranderen naar mij als baarddrager. De reactie van vrijwel alle mannen in mijn omgeving is:  ’Staat je goed maar je lijkt wel een stuk ouder’.

Bij vrouwen maakt het nogal wat uit of ze het gevaar lopen door mij gekust te worden. Veruit de meeste dames geven de voorkeur aan een glad geschoren hoofd met een lekkere after shave. Van de schurende ‘touch’ van een ongeschoren kop ‘van enkele dagen’, willen dames vaak niks weten.
Uit eigen ervaring weet ik: de schurende touch is niet leuk.
Mijn vader dacht grappig te zijn: ‘Zal ik  je een beschuitje geven, jongen?’ Vraagt hij op een jolige toon aan mij. Ik ben dan vier. Hij pakt me op en schuurt met zijn ‘ongeschoren kop’ over mijn zachte kleuterwangetjes. Mijn rechterwangetje voelt de hele dag heet en pijnlijk aan. Natuurlijk moest ik hard huilen. Het deed pijn! Hij deed het veel te hard. Mijn vader zei toen lachend dat ik me niet zo moest aanstellen en dat ik een mietje was. Ja, toen al….en eigenlijk had paps daar wel gelijk in.

Een baard hebben  is toch weer heel anders dan ‘niet goed geschoren’ zijn. Een baard is een  tamelijk volumineus harig omhulsel van wang, kin, hals, onder- en bovenlip. Dominant aanwezig op   het gezicht.

Van mijn buurvrouw Yvette, weet ik via, via, dat ze me ‘iets meer dan aardig’ vindt. Ze grijpt elke kans aan om me te zoenen. Oók nu ik een baard heb! Yvette is echt een voorbeeld van een vrouw die ‘door een baard heen’ kan kijken. Haar gaat het duidelijk om mij, baard of geen baard. Met dat zoenen van Yvette bedoel ik,  gewoon zoenen, op de mond of de wang. Nee, tongen doe ik niet met Yvette, hoewel ik zeker weet dat ze dat graag zou willen.

Petra en ik werken in de kleine uurtjes bij de ‘dierenambulance.’Wij helpen alleen kleine lieve diertjes zoals goudhamsters, cavia’s, parkieten, roodborstjes, dwergkonijntjes, eekhoorntjes en kikkers.
Petra is typisch een vrouw, die  helemaal niks van baarden  moeten hebben. Daarentegen is ze heel lief is voor de  aaibare kleine zachte diertjes als cavia’s en hamstertjes maar een baarddrager aanraken zal ze nooit doen. Ze is gewoon afkerig van ze. Als ze er een ziet lopen zegt ze:
‘Moet je kijken, die griezel, die engerd, die izegrim, die landloper daar.’
Nu ik zelf een baard heb, houdt ze zich een beetje in maar er is duidelijk veel meer afstand tussen ons. Ze is minder amicaal en mijdt angstvallig iedere aanraking.
Op mijn fris geschoren wangen zoende ze me bij elke feestelijke gelegenheid. Sinds de dag dat ik mijn baard liet staan,  ben ik jarig geweest, is mijn vrouw bevallen van een tweeling en  was ik vorige week twaalf en een halfjaar bij de zaak: Petra feliciteert me hartelijk, schudt me de hand en that’s it!. 

Een van mijn nichtjes, het lelijke eendje van de familie,  Toosje 11 jaar oud, ontmoet ik weer eens op een verjaardagsfeestje. Ze begroet me en wil me kussen. Hoorbaar en zichtbaar gruwt ze bij de aanraking van haar puistige wangetje met mijn behaarde wang. Ze probeert de walging te onderdrukken als ze me aankijkt.
‘Oom Jee, ik …. ‘
‘Laat maar, Toosje,’ zeg ik tegen haar, je vindt het zeker een vies gevoel hé, die baard van oom Jee?’
‘Vies ja’, ze knikt en giechelt.

Ik vraag me nu even af, waarom ik Toosje toestond mij te zoenen. Achter haar lelijkheid zag ik haar schoonheid. Daarom. Zij kan dat nog niet.   

maandag 30 maart 2015

BITCH

‘Bijna drie jaar geleden heb ik je al gezegd, dat ik wilde scheiden. Je had toen stiekem je pillen (lithium) tegen je stoornis niet geslikt. Je werd hypomaan en iedereen in je omgeving werd gek van je.  Je maakte mij voor rotte vis uit, je zonen waren niet goed bij hun hoofd en de leden van de toneelvereniging hadden het stuk voor stuk te hoog in de bol. Aan jou … aan jou mankeerde natuurlijk helemaal niets. Ik wilde dit niet nog een keer meemaken.’ Dit zei mijn vrouw vier weken geleden tegen mij.
Mijn reactie toen was dat ik beslist niet wilde scheiden. Ik heb er sowieso al geen geld voor. Niet om helemaal opnieuw te beginnen. Niet voor een huisje en al helemaal niet om het helemaal in te richten. Bovendien vond ik het in en in treurig om al het positieve van ons samenzijn van 1970 tot  nu (45 jaren maar liefst) bij het grof vuil te zetten.

Bijna drie jaar hoor ik haar niet meer over scheiden. Wel koestert zij in die drie jaar haar woede jegens mij. Dat uit zich dikwijls in een grafstemming zolang we met z’n tweetjes thuis zijn. Komt er bezoek dan slaat haar stemming om naar een tot hysterie neigende vrolijkheid. Zelfs tegen mij doet ze dan opgewekt. Drie sombere jaren samen waren dat. Maar het kan nog erger. Ongeveer drie weken geleden, slaat de vlam in de pan.  Ik heb dat al eens eerder beschreven. Zij zet, zonder mij wat te vragen, wat spulletjes, in de net opgeruimde kasten in mijn kamer.  Dat wil ik niet. Ik wil niet dat mijn kast weer volgestouwd wordt. Háár spulletjes zet ik weer terug in háár kasten. Als ze dat ziet springt ze, als door een adder gebeten, op en scheldt mij luid en duidelijk uit voor ‘lul’ en ‘klootzak’.
Mijn vertrek uit háár huis was op slag  weer actueel geworden. Wij wonen hier dan wel acht jaar samen in dit huis, dit is niet òns huis. Het is háár huis. Zij is verliefd op dit huis. Dit huis is haar geliefde. Als mijn vrouw het voor het zeggen krijgt, kan ik bij een scheiding dit huis wel vergeten. Maar daar is nu nog geen sprake van. We blijven gewoon bij elkaar. Ons huwelijk is daar te waardevol voor.
Het enige waar we beiden eigenlijk al die jaren altijd héél slecht in zijn geweest is neuken. Het was echt om te huilen, elke keer weer. Hoewel we uiteindelijk toch twee prachtige zonen bij elkaar hebben geneukt … al zeg ik het zelf.  
Nu ik toch dit tussenstapje bewandel: ik durf er om te wedden dat er op de hele wereld geen echtpaar te vinden is, dat in 45 jaar zo weinig geneukt heeft. Deze extreem lage score wordt,wat in feite heel logisch is, goedgemaakt door het uitermate hoge aantal masturbaties mijnerzijds.
Wie weet halen we het Guinness Book of Records als de exacte cijfers bekend zijn.

Het gebeurt wel eens dat mensen aan mij vragen.
 ’Wat is dat nou voor een type, die vrouw van jou?’ Dan is mijn antwoord tot nu toe, altijd positief. Zelfs al is de sfeer thuis om te snijden. Ik ben trots op haar, zeg ik dan en ik vertel, dat zij een leuke, mooie, gezellige, intelligente, sociale en creatieve vrouw is.
Op een party ontmoeten mijn vrouw en een vriend van mij elkaar. Mijn vriend vertelt haar over mijn positieve bewoordingen aan haar adres.

Als we thuis zijn vraagt mijn vrouw aan mij:
’Waarom ben je toch altijd zo positief over mij? Waarom zeg je niet gewoon dat ik een bitch ben!’

Natuurlijk is ze dat ook, soms. Maar voor mij prevaleren toch nog die positieve eigenschappen. 

zondag 29 maart 2015

MATHÄUS-PASSION

Op deze zondagmorgen ga ik met Daphne, een gezamenlijke vriendin van mij en mijn vrouw ( maar toch vooral van mijn vrouw) naar de Mathäus-Passion in de Laurenskerk. Om half elf gaat het beginnen. Het is teringweer en we moeten een kwartier lopen. Het stortregent en de paraplu die ik bij me heb, heeft het binnen vijf minuten begeven. Zeiknat komen we in de kerk aan. De kerk is stampvol. De passion is op zich gratis maar we hadden wel een stoeltje moeten reserveren of kopen. Nu moeten we plaatsnemen op de ongenummerde stoeltjes, helemaal links achteraan vlak achter een pilaar met een diameter van een meter. We zitten tussen veel grijze, kale gereformeerde koppen, gestoken in een zwart kostuum met daaronder een wit overhemd met zwarte stropdas. De dames, met hun uniforme grijsblauw permanentje, vertonen zich zowaar iets kleurrijker.
Het orkest klinkt goed. Violen, bassen, cello’s, dwarsfluiten en het magnifieke  kerkorgel van de Laurenskerk. Er wordt nogal hard gespeeld, te hard, als je het mij vraagt.  Ze stopten met spelen toen de predikant uit de bijbel ging lezen:
‘Jezus zond twee discipelen uit en zei tegen hen: Ga naar dat dorp ginds en je zal een vastgebonden ezelin vinden, met een veulen. Maak haar los en breng haar bij Mij. En als iemand daar wat van zegt, zeg dan, de Heer heeft ze nodig. Hij zal ze snel weer terugsturen.

Het orkest zet hard en meedogenloos ‘Geduld, Geduld’ in. De bas en bariton hebben de grootst mogelijke moeite om er met hun toch al beperkte capaciteit bovenuit te komen. O ja, want dat ben ik nog vergeten te vermelden, de toegangsprijs is gratis, omdat de Passion uitgevoerd wordt door goedwillende amateurs. Aan het slot van ‘Geduld, Geduld’ neemt het hele koor als het ware wraak op het oorverdovende orkest door zò hard te gaan zingen dat, behalve het orgel, vrijwel geen muziekinstrument er bovenuit kan komen. De dirigent geeft als een wezenloze décrescendo aan naar zijn koor. Maar dat trekt zich er  (terecht) niks van aan en gaat zo crescendo als het maar kan, want die koorzangers willen zich ook wel eens laten horen.
Dan gaat de predikant verder:
‘Uw Koning komt naar u toe, zachtmoedig en rijdend op een ezel en een veulen. De discipelen brachten de ezelin en het veulen naar de Heer, ze legden hun klederen op de ezelin en het veulen en Hij ging daarop zitten. De mensen langs de weg spreidden hun klederen op de weg, braken takken van bomen en wierpen die op de weg.’

Ik moet eerlijk zeggen, dat ik beslist niet zo goed kan zingen als die solisten van het koor. Bij lange na niet zelfs. Maar ….. nu het orkest zich eindelijk een beetje gedraagt en niet meer zo onbeschoft hard speelt lukt het de bas, bariton en sopranen eerlijk gezegd nog steeds niet om een voor mij hoorbaar stukje tekst te zingen. De eerste en de laatste drie, vier woorden van een zin worden krachtig, duidelijk en meestal ook heel zuiver gezongen maar naar de tekst die daar tussen zit moet ik meestal  maar raden. Jammer.
De predikant beëindigt zijn bijbelverhaal.
De mensen langs de weg en zij, die voorop liepen en hem volgden riepen: Hosanna voor Hem, die komt in de naam des Heeren. En toen Hij Jeruzalem binnenging, kwam de hele stad in rep en roer. ‘Wie is dit?’ zeiden zij. ’Dit is de profeet Jezus van Nazareth in Galilea,’ zeiden zij.

De Matthäus-Passion duurt alles bij elkaar zo’n vier uur.  We zitten nu op de helft. Er is nu een uurtje pauze ingepland. Daphne en ik kijken elkaar aan:’Wat zullen we doen? Kappen we of blijven we hier tot half vier zitten? We besluiten om een broodje te kopen, ergens wat te drinken en naar huis te gaan.

Het regent zo mogelijk nog heftiger dan vanmorgen. Bij mij thuis drinken we om warm te worden nog een kop koffie en ondertussen luisteren we naar een professionele versie van de Matthäus-Passion van het Collegium Vocale Gent. Die vond ik op Spotify.  Dit is wel even wat anders dan wat d’oprechte amateur er vanmiddag van bakte. Maar ik mag natuurlijk geen appelen met peren vergelijken.

zaterdag 28 maart 2015

UIT ELKAAR

Ik ben nog steeds geen 11 jaar. Mam doet de laatste tijd zowat niks meer. Daarom geef ik mijn kleine broertje, Léon maar de fles en schone broeken. Zijn poep ruikt niet lekker maar niemand zijn poep ruikt toch lekker?! Léon is heel lief, hij huilt weinig, hij is een echte lachebek. Als alle mongooltjes zo zijn mogen we niet mopperen, vind ik. Mam is duidelijk nog steeds niet de oude. Ze huilt veel, ligt meestal in bed en zegt tegen mij dat ik haar werk maar moet doen. Dat kan ik toch echt niet allemaal in m’n eentje doen. Mijn zusjes en pap kunnen toch ook wel eens wat doen. Maar mijn zusjes weigeren boodschappen te doen en pap valt na zijn werk gelijk in slaap op de bank. Dus ik moet toch alles doen. De allervervelendste taken vind ik  bedden verschonen (die piesbedden elke dag!), stofzuigen en eten klaarmaken.

De grote zoon van onze buren komt steeds bij mam op bezoek. Hij is een grappige man. Heel  groot en dik. Ik weet niet precies hoe oud hij is, misschien wel 25. Als hij bij mam is hoor ik mam soms ineens hard lachen. Soms blijft hij wel van 11 uur  ’s morgens tot vlak voordat pap uit zijn werk komt. Dan gaat hij naar de zaak, zegt hij. Hij is kok in een restaurant. Tegen mij heeft hij wel eens gezegd wat hij  kan maken … allemaal heel moeilijke namen … Franse namen …  binnenkort gaat hij  voor ons eten klaar maken. Dat vind ik een goed idee want dan hoef ik tenminste een keertje niet te koken.

Toevallig hoor ik mam en pap praten. De deur van mams slaapkamer staat op een kier. Pap zit op de rand van haar bed. Mam is aan het praten ‘…… dus zit er niks ander op dan dat we uit elkaar gaan’. Pap, die zijn stinkende werkgoed nog aan heeft, laat zich languit vallen op mam d’r bed en barst in huilen uit. Het is de tweede keer dat ik pap hoor huilen. De eerste keer was bij het voetballen; toen werd er een bal hard op pap zijn zak geschoten …. dat deed erg pijn …..  …… maar nu heeft hij meer verdriet.
Pap loopt nu al zeker drie weken te huilen. Niet de hele dag gelukkig. Hij loopt  gebogen met zijn rug. Met zijn gezicht naar de grond.  Als een zwak, zielig mannetje, zo ziet hij er nu uit. Hij gaat ook al een poos niet naar zijn werk ….pap zegt:’ik kan het niet opbrengen.’ Rare uitdrukking eigenlijk: hij kan zijn werk niet opbrengen … waarop dan? Nou ja,….
Mam wordt gelukkig weer wat vrolijker en actiever. Dan kan ik tenminste weer eens wat voor mezelf doen. Weet je wat ik stom vind? Dat mam vrolijker wordt en pap steeds verdrietiger.
  
Pap zit droef in zijn stoel voor zich uit te kijken. Ik vind het heel zielig voor hem. Hij was af en toe wel bozig en schreeuwerig tegen mij en hij stonk ook meestal wel zuur maar hij werkte wel heel hard op de schoolmelkvrachtwagen, voor centjes voor ons allemaal.
Vandaag woont pap voor de laatste dag bij ons. Ik moet daarom ook huilen. Pap ook. Mam niet. De zoon van de buurman komt vandaag  koken voor ons allemaal. Omdat pap weggaat. Hij maakt Coq au vin; kip in rode wijn, met allerlei groentes en patatjes. (De zoon van de buurman heeft me geleerd hoe je coq au vin moet schrijven want eerst schreef ik helemaal fout ’kok o ven’ .)
Pap heeft duidelijk geen trek. Hij zit alleen maar een beetje met zijn patatjes te spelen.


Na het eten brengt de zoon van de buurman pap naar zijn nieuwe huisje een half uurtje rijden hier vandaan met de auto. Als pap weg is zegt mam tegen mij, mijn zusjes en Léon, dat we voortaan pap mogen zeggen tegen de zoon van de buurman. Hij blijft voortaan ook bij ons slapen. Bij mam in bed.

vrijdag 27 maart 2015

HUMEURIG

Nog steeds ben ik 10 jaar. Als het grote vakantie is, ben ik pas jarig, dat vind ik jammer want ik mag nooit eens in de klas trakteren. Een keer mocht het wel, toen ik negen werd. Van die lekkere karameltoffees en van die rode zuurballen trakteerde ik toen. En wat er overbleef heb ik met mam en pap en mijn zusjes thuis opgepeuzeld.
Met mijn beste vriend, Thom, ging ik alle klassen nog langs.  De meesters kregen een sigaret van mij. ‘Gefeliciteerd’ zeiden die meesters, pakten een sigaret uit mijn pakje, rommelden in hun lessenaars en haalden er een stomme kaart uit. Een kaart met een molen en paar koeien of een kaart met een vrachtauto. Ik houd helemaal niet van koeien, molens en vrachtauto’s. Ik heb al die kaarten gelijk in de prullenbak bij mij in de klas gegooid, op één na: een foto van het hoofd van Abe Lenstra.  Pap zei altijd dat Abe Lenstra de allerbeste voetballer was, dus gaf ik die kaart aan Pap. Ik dacht dat hij er wel blij mee zou zijn.  ‘Wat is dat?’ vroeg hij. Ik zei: ‘Nou, kijk dan pap, Abe Lenstra.’ ‘O,’zei hij en keek verder naar een cowboyfilm op de televisie.
Mam had al een eerder tegen me gezegd dat pap altijd al zo was; hij kon niet zo goed blij zijn. ‘Boos kon hij wel heel goed zijn’ zei mam. Nou dat hoefde ze mij niet te vertellen, dat wist ik heus wel. Hij schreeuwde dan zo hard dat mijn oren er pijn van deden. Pap was eigenlijk alleen maar boos op mam en op mij. Toen ik eens stiekem een gesprek afluisterde tussen mam en tante Lien, toen hoorde ik mam zeggen, dat ik haar oogappel was. Oogappel betekent lievelingetje. Raar, wat heeft dat nou met ‘oog’ en ’appel’ te maken. In ieder geval was pap daarom jaloers op mij, denk ik dan.
Pap is ook een beetje knorrig, omdat mam steeds dikker wordt. ‘Ja,’’zei mam,’ik eet de laatste tijd een beetje te veel pannenkoeken.’ Dat was helemaal niet waar. Dat zei ze de laatste keer ook. Toen kregen we mijn jongste zusje er bij.. Nee, ik weet het haast wel zeker: we krijgen er nu weer een broertje of een zusje bij. Maar ik doe net of ik van niks weet. Want ze kan toch al niet zo veel hebben de laatste tijd. Mijn zusjes trappen natuurlijk wel in dat leugentje van mam, want die zijn nog niet zo slim.
Nu mam steeds dikker wordt, wordt ze ook steeds chagrijniger. Ze is ook altijd maar moe. Toen mijn jongste zusje nog bij mam in d’r buik zat, was mam altijd vrolijk en druk in de weer …(ook raar hè zo’n uitdrukking: ‘in de weer ….’ zit je dan echt in de weer?)

Pap stinkt. Mam kan daar niet tegen nu. Soms houdt ze haar neus dicht als pap uit zijn werk komt.
Pap werkt bij een melkfabriek. Hij is bijrijder op een grote vrachtauto. Kwartliterflesjes schoolmelk brengt hij ’s morgens vroeg naar alle scholen. Er gaan natuurlijk wel eens flesjes kapot en de melk  komt dan op straat terecht en op pap zijn kleren. En als het warm weer is wordt de melk in paps kleren zuur. Mam wordt daar misselijk van.  Moe, misselijk, chagrijnig, het zal ook wel met mijn nieuwe broertje of zusje te maken hebben.
Kort nadat Léon, ons nieuwe broertje geboren is, wordt mam langzaam weer  normaal.

Léon is een leuk ventje, met heel aparte ogen. Mam zegt dat Léon een mongooltje is ……. mongooltjes hebben allemaal zulke ogen.

donderdag 26 maart 2015

NAAR BED

Ik ben nu bijna tien. Ik moet zo naar boven, naar bed. Het is koud. Mam brengt  mijn zusjes naar bed. Ze zal ze wel lekker instoppen. Ze zijn acht, zeven en drie jaar.  Mam leest ze altijd Sneeuwwitje voor.  Dat sprookje hoef ik niet meer zo nodig te horen. Ik heb dat verhaal met die zeven slijmbal-dwergen nu al zo vaak gehoord.
Het is koud en als het koud is mag ik van mamma mijn pyjama op de kolenhaard leggen. Pap wil dat eigenlijk niet hebben maar hij zegt er niks van omdat ie weet dat ie dan ruzie met mam krijgt.
‘Kijk je wel uit dat je pyjama niet in de fik gaat, jongen?!’
‘Ja hoor pap, ik kijk uit.’ Ik weet eigenlijk niet eens wat ‘de fik’ is maar ik vraag het hem maar niet. Pap zit nu net zo lekker zijn krantje te lezen. Ik weet zeker dat wanneer ik hem wat vraag, dat hij een beetje chagrijnig gaat doen. Raar ….soms gaat hij dan ook ineens vloeken. Mam zegt dat dat komt, omdat pap de hele dag hard heeft moeten werken en dat we hem daarom ’s avonds na het avondeten met rust moeten laten.
Ik sta nu helemaal in mijn nakie voor de kolenhaard en doe mijn pyjama aan .  
Mijn vriend Tom heeft een veel mooiere: een Donald Duckpyjama zonder gulp en zonder knoopjes. De mijne heeft knopen en streepjes, blauwe en witte en een veel te grote gulp, waar mijn piemel steeds uitpiept.
Pap heeft zijn grote stinkvoeten naast zijn mok koffie op de bijzettafel geplant. In zijn sokken zitten grote gaten. Als pap zijn schoenen uitgetrokken heeft kom ik liever niet meer bij hem in buurt. Mam zegt ook altijd tegen pap dat hij, als hij uit zijn werk komt,  gelijk zijn voeten moet wassen ….. en ‘trek alsjeblieft ook gelijk een paar schone sokken aan,’ zegt ze dan. Als ze zoiets zegt tegen pap, moet mam altijd heel diep zuchten.
Pap had de krant uit zijn handen laten glijden en hij was een stukje naar opzij weggezakt in zijn stoel …. hij snurkt zachtjes. Ik pak mijn leesboek ‘Arendsoog en de avondmannen’ . Ik loop zachtjes naar boven en  halverwege de trap, roep ik knoerhard: ’Welterusten Pap!!’ Ik hoor pap grommen en brommen, ik hoor het bijzettafeltje omvallen en de koffiemok kapot vallen ………, ‘godgloeiendegodverdomme’ vloekt pap.  Nou, als ik zo’n lelijk woord zou zeggen, dan zou er wel iets voor mij zwaaien. Rare uitdrukking vind ik dat, want zwaaien is  toch iets leuks? Maar als er voor mij iets zwaait dan is dat weer helemaal niet leuk voor mij … nou ja…..
 Mam komt  net de slaapkamer van mijn twee oudste zusjes uit. Mam stinkt nog  naar de kamer van mijn zusjes, naar pies. Dat komt omdat mijn oudste zusjes nog in hun bed piesen … hun hele kamer stinkt daardoor naar pies ….. daar kunnen ze echt niks aan doen, hoor ….. die pies komt gewoon ongemerkt. Ze liggen nog te giechelen, die twee, hoor ik.
Mam buigt zich naar mij en geeft me een lieve zoen op mijn voorhoofd. ‘Welterusten, jongen, lekker slapen.’
Ik vind het heel fijn als mijn moeder me lekker instopt. Zeker met dat koude weer.  En ook dat ze het licht op mijn slaapkamer uit doet. Maar ik vraag het haar maar niet, want ze zal wel moe zijn na zo’n hele dag met drie van die bewerkelijke kinderen als wij;  vooral ik dan. Meestal als ik haar ’s avonds toch eens een keertje  iets vraag (iets voorlezen ofzo), dan zegt ze:

‘Ik dacht het niet, jongen, ik ben onderhand echt wel aan een bakkie koffie toe.’