woensdag 10 september 2014

THIJS

Ons huisdier, de kater Thijs, rood, cypers en gecastreerd irriteert me mateloos. En die irritatie neemt met de week toe. Waarom? Gewoon omdat hij zich irritant ten opzichte van mij gedraagt. Om te beginnen stuift hij al meteen als ik ons huis binnenstap, weg naar de voor hem gemakkelijkste plaats om onzichtbaar te zijn voor mij.  Het heeft geen enkele zin om te proberen Thijs pakken te krijgen. Dat weglopen van hem dat vind ik echt heel jammer. Ik wou dat hij me eens duidelijk kon uitleggen waarom die dat deed.
Een oud collega van me vertelde me eens dat de beste manier om een kat te lokken, was op een zachte vriendelijke toon in zijn richting praten, het maakt niet uit wat je zegt als het maar zacht en vriendelijk klinkt:
‘Vuile vieze rot kat, heb je nu alweer gekotst op het vloerkleed?’
Dit laatste moet je, als zoiets echt gebeurt, natuurlijk niet zo lief zeggen, dan schiet het zijn doel voorbij. Thijs moet er dan van schrikken, dus moet je het wel bulderen. .
‘Ja,’ zeg ik  dan liefelijk tegen Thijs, ‘baasje gaat vandaag je poep-en-pies-bakkie weer eens helemaal spik en span schoonmaken; hij laat al je inmiddels keihard geworden drolletjes en die natte steentjes soepel in de vuilnisbak glijden en dan doet hij een hele zak vol superschone blauw - witte pearls in je bak.   
En dan is de bak nog niet eens klein halfuurtje verschoond of Thijs presteert het om ernaast te zijken. Ik bulder dan:
‘Thijs, heb je nou alweer naast de kattenbak gezeken?’
Ik weet wel, dat bulderen geen zier helpt, hij wordt er waarschijnlijk alleen nog maar nerveuzer van en dan gaat hij misschien nog wel meer naast de pot piesen. En dat betekent ook dat ik weer heel wat dagen lief, zacht en vriendelijk tot hem moet spreken; anders blijft hij voor me wegrennen. 
Doelbewust pesten zal ik Thijs nooit doen. Ik heb echter de indruk dat hij dat wel bij mij doet: als ik ’s  nachts in de badkamer moet zijn. Om de een of andere reden laat Thijs me keer op keer vreselijk schrikken door, nog in het pikkedonker, razendsnel uit die badkamer  weg te schieten. Ik wen daar nooit aan.
Ik wil ook echt wel leuke goede dingen over hem vertellen. Nou, als ik zie hoe mijn vrouw en hij met elkaar omgaan: als ik in de woonkamer naar een televisieserie zit te kijken, dan denkt Thijs waarschijnlijk dat hij niet bang voor mij hoeft te zijn. In ieder geval gaat hij dan heel relaxed op de stoelleuning naast mijn vrouw ook mee zitten kijken naar die serie.
Mijn vrouw borstelt hem ook iedere dag; dat zal ook best een goede band scheppen. Als mijn vrouw uit bed komt of ze komt thuis van weggeweest dan wordt ze luid en duidelijk begroet en hij houdt niet op met kwaken (want daar lijkt het geluid dat hij voortbrengt nog het meeste op) en cirkeltjes om haar draaien totdat zij hem uitbundig geaaid heeft.
Op zich zou ik wel zo’n goede relatie willen hebben met Thijs als mijn vrouw heeft.
Ach ja, ik zal wel een jaloerse zeurpiet zijn.


dinsdag 9 september 2014

VOETBALLEN

Voetballen betekent eigenlijk alles voor me. Bijvoorbeeld: meestal zit ik ’s avonds rond negen uur een stukkie te schrijven zoals dit maar  deze avond is er een wedstrijd van het Nederlands Elftal (tegen Tsjechië) en die wordt gespeeld tussen tussen kwart voor negen en half elf. Dus kan ik dan niet schrijven. Daarom moet ik het nu doen; en nu is het daar veel te laat voor. Het zal dus wel een klote stukkie worden, dat kan haast niet anders. Het is nu al elf uur …
Wat een klootzak zeg, die Janmaat, om die bal zo terug te koppen op zijn eigen keeper en dan nog wel in de allerlaatste minuut… zijn kopbal komt tegen de paal … en de terugstuitende bal is dan een makkelijke prooi voor de Tsjechische aanvaller, die scoort en Tsjechië wint met  2 – 1. Een ouderwetse klote wedstrijd van het Nederlands elftal was dat dus ga ik er vanaf nu geen woord meer aan vuil maken. Vanaf nu alleen nog maar leuke dingen, op een na.
Voetbal is het enige waarmee ik alles kan vergeten. Heb ik de grootst mogelijke heibel met collega’s of met mijn baas en eet, drink en slaap ik al tien dagen slecht, gegarandeerd; als er op elfde dag een goede voetbalwedstrijd op tv is dan vergeet ik zeker twee maal drie kwartier alles en zelfs ook tijdens dat kwartiertje van de rust zit ik niet te tobben.
De eerste foto waar ik als min of meer normaal mensje op sta, ben ik te zien zoals een voetballer op een elftalfoto staat: met zo’n beetje gemeen lachje (‘pas maar op ik ga toch wel van je winnen) en zittend op mijn hurken. Alleen op die foto, en dat zie je bij voetballers op een elftalfoto meestal nooit, heb ik een bal in mijn handen … mij eerste leren bal!
Erg jammer was dat de dag, dat die foto genomen werd, mijn zusje haar Eerste Heilige Communie deed. Daarom moest ik de hele dag in een wit overhemd met een flikkerstrikje lopen en ook in  een  net kort broekje, grijze sokjes en bruine sandalen, want het was ook altijd warm weer met Eerste Communies toentertijd tenminste want het wat toch altijd met Hemelvaartsdag toch? Een bril had ik ook op die foto op … dat klopt ook want volgens de dokter had ik destijds een bril nodig, eerst dacht ik nog: dat zie je toch nooit een voetballer met  een bril maar toen bedacht ik me, dat in de tijd dat die foto van mij genomen werd, in de jaren vijftig,  er genoeg voetballers en ook keepers waren, die met een bril op voetbalden of keepten natuurlijk. De keeper van Sparta, mijn lievelingsclub, droeg altijd een bril. Dat was dus ook in de vijftiger jaren.

Mijn iets  oudere neef Klaas stond ook op die bewuste foto. Hij stond ook echt zoals een voetballer staat op een elftalfoto. Een ietwat stoer lachje, een beetje voorover gebogen en met zijn handen leunend op mijn schouders. Maar Klaas heb ik er af afgeknipt. Niet dat we niet lekker met elkaar konden ballen, daar gaat het niet om. We deden boompjesvoetbal, putjesvoetbal, de bal tegen de stoeprand gooien, de bal zo hoog mogelijk schieten, we namen penalties op elkaar, de ene keer was ik keeper dan weer hij. Neen, ik heb hem eraf geknipt, omdat hij een keer, toen we samen op mijn kamer waren, wilde zien of ik ook haar op mijn lul had en hoeveel.

maandag 8 september 2014

HELD

Hij heeft op 8 september 2014 zeker alle Nederlandse kranten gehaald en misschien komt hij vanavond ook nog bij Pauw of Humbert Tan. Voor mij is die man een regelrechte held: Hans Boland. Hij is vertaler van beroep. Vertaler vanuit het Russisch naar het Nederlands Hij vertaalde onder andere werken van Dostojevski, Achmatova en Poesjkin. Voor deze vertalingen èn voor zijn verdiensten op cultureel en onderwijskundig gebied, is hem de hoogste Russische culturele onderscheiding toegekend.
Uit politieke overwegingen heeft Hans Boland, die hoge onderscheiding geweigerd. Op 4 november zou hij de prijs in ontvangst kunnen nemen uit handen van president Poetin.
DUS WAAROM IS DEZE BOLAND VOOR MIJ NU DE ABSOLUTE HELD?  
BOLAND BEDANKTE VOOR DIE EER DIE PRIJS TE ONTVANGEN UIT HANDEN VAN POETIN!!
Dat hij de prijs zou krijgen, hoorde hij van de cultureel attaché op de Russische ambassade. Hans noemt die attaché, een  keurig ontwikkelde man, precies het tegenovergestelde van Poetin. Hij heeft er nog een paar dagen over nagedacht, omdat hij die ambassademan niet voor het hoofd wilde stoten. Maar hij heeft toch besloten om zich niet voor het karretje van Poetin te laten spannen, zoals onze koning Willem Alexander wèl heeft gedaan door zijn bezoek aan Poetin in het Kremlin. Poetin stak bij die gelegenheid z’n middelvinger op naar het Westen.
Hans Boland noemt Poetin een gevaar voor de wereldvrede; hij veracht en haat de werkwijze van de Russische president. Voor Boland is Poetin volstrekt verwerpelijk en absoluut niet beter dan Hitler of Stalin.
Als hij de prijs zou accepteren, zou hij verraad plegen aan zijn ouders, die hem principieel hebben opgevoed. Het zou verraad zijn aan de dichteres Anna Achmatova, symbool van het Russisch verzet tegen Stalin. Het zou verraad zijn aan Poesjkin, die een provocateur was, een sociaal onmogelijk figuur, maar hij was oprecht en iedereen vergaf hem. Hans zegt dat Poesjkin leeft in zijn geest en hij zou het walgelijk vinden als zijn naam en de naam van Poesjkin met die van Poetin in verband zou worden gebracht.
Hans Boland heeft in de jaren negentig, zes jaar in Rusland gewoond. Hij heeft toen een aantal gedichten aangeboden aan een literair tijdschrift, twee werden niet geplaatst uit zelfcensuur. De redactie was bang, dat er een bom zou ontploffen op kantoor. Het waren gedichtjes over antisemitisme … antisemitisme is in Rusland nog altijd verschrikkelijk.
Op 4 november, de dag van de officiële prijsuitreiking, wordt Hans, samen met zijn partner in het Kremlin verwacht.  Jawel, samen, met z’n partner: Hans is homo en heeft een relatie met een 31 jarige man uit Indonesië. Dat wist Poetin, die homohater, vast niet. Kort geleden heeft Boland een roman geschreven: ‘De zachte held’; hij is van plan om op die vierde november relaxed  in die roman te gaan zitten lezen, als een stil protest tegen Poetin.
Waarschijnlijk zal hij  nooit meer worden toegelaten tot Rusland. Bij een bezoek eerder dit jaar heeft hij al min of meer van het land afscheid genomen.  Maar Poesjkin laat hij zich niet afpakken. Momenteel zit hij hartstochtelijk brieven van Poesjkin te vertalen.


deels uit:
Volkskrant

8-9-2014

zondag 7 september 2014

FLOWERPOWER

Achteraf gezien was ik veel en veel liever thuis gebleven. Als ik alleen al zie dat er op NED 1 ’50 jaar Tros in Ahoy’ was , met cabaretier Hans Liberg (!!), die terugblikt op de hoogtepunten van 50 jaar Tros.
Maar ja, mijn vrouw en ik zaten nu al in de kantine van onze volkstuinvereniging. Daar was een flowerpower feest. Van de ruim driehonderd leden van de vereniging waren er nauwelijks veertig komen opdagen, waarvan er nog geen dertig gekleed waren in de flowerpower stijl, terwijl dat toch uitdrukkelijk door de organisatie gevraagd was.
Veel mannen en vrouwen hadden lange-haren pruiken op. Verder werden kleurrijke jurken en bloesjes gedragen veelal in bloemrijk dessin, alsook, opvallende hoofddoekjes en opzichtige sieraden, kettingen, armbanden en ringen. Wij, mijn vrouw en ik dus, hadden ook beantwoord aan het verzoek van de organisatie.
Mijn vrouw zag er uit zoals de Amerikaanse zangeres Janis Joplin er uit zou zien als ze nu nog zou leven. Joplin is van 1943 dus ze zou nu 70 zijn.  Ze droeg een veelkleurig hoofddoekje, à la Joplin, en in haar haar stak een rode roos; verder had ze een bloemenbloesje aan, een rode, met bloemen geborduurde omslagdoek en een zwarte broek. 
Ik zag er uit als de nu 70 jarige Keith Richard.  Ik liep rond op zwarte laarzen met ultra spitse punten; rode jeans met daarboven een zwart t-shirt en daarop een grillig gekleurd gillet. Om mijn hals droeg ik een ketting, geregen van minuscule witte en rode kraaltjes en om mijn hoofd had ik een shawl geknoopt, zoiets wat Keith Richards ook vaak doet ‘on stage’. Het voordeel van die sjaal om mijn hoofd was, dat zowel mijn kaalheid als mijn grijsheid aan het zicht werden onttrokken. Vandaar natuurlijk dat ik van een van de vrouwelijke feestgangers te horen kreeg dat ik nu ook ineens weer mooi geworden was. Van haar kon ik dat helaas niet zeggen. Ze had zich in een donkergroene lange jurk, zonder kraak of smaak,  gehuld en een zwart zweetbandje om haar hoofd gespannen. Dat was het dan. Misschien wilde ze er wel tien jaar ouder uit zien. Daar was ze uitstekend in geslaagd.
Een bijna onherkenbaar verklede medevolkstuinder, Frans, speelde niet onverdienstelijk deejay. Hij wist precies welke muziek hij moest draaien op dit flowerpower feestje: Pink Floyd, Led Zeppelin, Rolling Stones, Beach Boys, James Brown enzovoorts. En wat minstens zo goed was van deze deejay: hij liet je trommelvliezen heel. Het fijne daarvan was weer dat er met de muziek als achtergrond lekker met elkaar gebabbeld kon worden, als je daar tenminste  behoefte aan had.
Eigenlijk vond ik er geen ene bal aan, aan dat feestje. Misschien was ik wel de enige hoor. Want toen ik zo in mijn eentje in de kantine om me heen stond te kijken, toen zag ik  toch meestal  glimlachende hoofden, die naar elkaar keken, met elkaar spraken, nipten aan een glas wijn of lurkten aan een flesje bier. Ik lurkte aan mijn pilsje, bewoog mijn hoofd lichtjes op de maat van de muziek en keek een beetje wat om me heen.
Op muziek van de band, bestaande uit enkele muzikale volkstuinders, werd levendig gedanst. Ook door mijn vrouw en mij. Mijn vrouw danst  nog heel goed, al zeg ik het zelf, heel soepel. Ik zelf dans dan wel levendig maar ook wel erg vals; uit de maat noemen ze dat bij dansen, nietwaar? De band speelde soms heel goed en soms ook heel vals maar dat kon niemand ze natuurlijk kwalijk nemen want in feite waren die musici gewoon volkstuinders.
Mijn vrouw en ik hadden het met elkaar nog even over die flowerpower tijd: over hoe goed we ons al de songs uit die tijd nog weten te herinneren.
We aten wat stukjes kaas en worst. Zij dronk een glaasje rode wijn en ik een flesje bier. Toen dansten (slepen) we nog even op  ‘The house of the rising sun’ van the Animals. Voor mij mocht het nu afgelopen zijn. Met de anderen in de feestzaal kon ik al de hele avond geen contact krijgen.  Mijn vrouw lukte dat wel. Nu eens babbelde ze hier, dan weer daar.
Mij bekroop de afgrijselijke gedachte dat ik tot één uur in de nacht hier zou moeten blijven. Althans, zolang  als dit feest zou duren. Misschien, hopelijk stoppen ze er wel eerder mee. Tot één uur ga ik het absoluut niet redden.
Mijn vrouw verloste me:‘Het is nu half elf Jee, zullen we gaan?’

‘Nu al?’ zei ik..........’Nou ja, okee dan ….. laten we maar gaan.’

zaterdag 6 september 2014

BEN

 Drie weken geleden kon Ben, mijn kleinzoon, alleen nog maar achteruit kruipen. Vandaag kruipt hij eerst een stukkie áchteruit en dan schiet hij  wel een meter vóóruit … en dan …  valt hij om. Met zijn hoofdje op het harde zeil … en tja dan is het (heel hard) huilen geblazen … even maar want opa heeft hem liefdevol opgetild en aait hem over zijn zere bolletje. Hij is al gauw weer over de schrik heen en grist, misschien wel als wraak, mijn bril van mijn neus … laat de bril gelijk los en laat hem op de grond stuiteren. Gelukkig is tie nog heel.
Eens in de veertien dagen, op vrijdag, zijn mijn vrouw en ik, oppasopa en -oma. Dat doen we nu ruim vijf maanden. Ben is nu zeven maanden. In die zeven maanden is heel wat gebeurd met Ben en dat is maar goed ook, het hoort ook zo want stilstand is achteruitgang.

Vandaag zijn voor mij ‘opeens’ de beginnetjes zichtbaar in zijn onderkaak van twee snijtandjes. Ja, werkelijk ‘opeens’, want ik had hem, doordat er een vakantie tussendoor kwam, drie weken niet gezien. Ben is duidelijk nog niet aan die tandjes gewend. Met een uiterst komisch gek bekkie, zit hij met zijn bovenkaakje op die voor hem vreemde nieuwe tanden te ‘knarsen’.  Ja, het lijkt echt een soort knarsen alleen, het maakt nog geen geluid .
Drie weken terug blijft  de kleine man zitten als ik hem in de zit-houding zet en nu gaat ie gewoon vanzelf vanuit de kruiphouding zitten en kijkt hij me aan met een blik van:
‘Kijk eens opa. Ik zit! Goed van mij hè?!’
Inmiddels is zijn menukaart ook danig uitgebreid. Waren er eerst dagelijks vrijwel uitsluitend borstvoeding en flesjes melk, tegenwoordig heeft Ben een behoorlijk gevarieerd menu:  ’s morgens brood en een flesje, ’s middags brood met kaas en fruithapjes (gepureerd fruit), een halve banaan (halverwege de middag) en ’s avonds een prakje aardappelen, worteltjes met kip en een Danoontje toetje. Vooral dat toetje vindt Ben erg aantrekkelijk want het is hem al twee keer gelukt  om dat met een snelle beweging van tafel te meppen .. splatsh … daar lag het  opengebarsten yoghurtje naast de kinderstoel.

’s Middags bij lekker weer een paar uurtjes door Dordrecht wandelen met Ben in de MaxiCosi vind ik persoonlijk een van de leukste opamomenten van het oppassen. Mijn vrouw en ik worden nogal een nagekeken als we met de wandelwagen op stap zijn. Maakt niet uit man of vrouw, jong of oud, met goedkeurende, lachende blikken worden we gadegeslagen. Vind ik wel mooi. Ik moet alleen wel eerlijk zeggen dat ik dat zelf nooit zo gedaan heb.
Op weg naar  de kinderboerderij dook er zelfs een aardige vrouw met haar hoofd in de MaxiCosi:
‘O, wat een schatje … (ik lach, knik bevestigend, oma ook, Ben lacht) ,
een jongen toch, hè  … (ja, nou en of ..)
zes maanden … (neen zeven; Ben kijkt boos ; ze schatten Ben meestal te jong)
‘Mooi kindje …’ mag ik een foto maken?
Ik kijk even naar oma; zij knikt dus het is goed. Ze  vraagt of ze nòg een foto mag maken ….. dat mag ook van ons … maar dan is het genoeg geweest … we gaan weer verder.


Volop beesten in kinderboerderij ‘Ezeltje prik’ … logisch natuurlijk  ...  maar de enthousiaste aandacht van Ben gaat, vreemd genoeg niet uit naar die beesten maar naar de mensen: ouders en kinderen. Ben kraait van plezier en zit druk met zijn armpjes en beentjes te spartelen. Oma heeft de wandelwagen stil gezet bij een varkensverblijf waar ook wat ganzen rondwaggelen. Twee ganzen waggelen onze kant op. Bij ons aangekomen, gakken ze ter hoogte van Bens oortjes, boosaardig hard, en uiterst schel. Zijn gezichtje vertrekt van schrik en uiterste traag ontwikkelt zich een heel zware huilbui; zo een heb ik er nog niet meegemaakt. Het duurt lang, voordat oma hem getroost heeft. Uiteindelijk wordt hij stil als hij in zijn MaxiCosi op zijn speentje kan gaan liggen sabbelen.  Echt van de schrik bekomen lijkt hij  pas na een minuut of tien; zolang heeft Ben in zijn slaap nog liggen nasnikken.

donderdag 4 september 2014

GENAAID

Ik hoor metaal op stenen kletteren en tegelijk een harde schreeuw. Het is spitsuur op de Beukelsdijk. Ik fiets dan ter hoogte van de Statentunnel. Tussen vrachtverkeer, autobus, personenauto’s en fietsers door ligt aan de overkant, op het fietspad een donkere jongeman onder zijn fiets. Met een verbouwereerd gezicht krabbelt hij op. Kijkt dan in het rond alsof de dader van de  valpartij nog in de buurt moet zijn. Vervolgens bekijkt hij zijn  beschadigde fietsje.
Misschien dat ik die jongen ergens mee kan helpen. Ik ga naar hem toe. Het duurt alleen erg lang voor het stoplicht op groen springt dus ik knal met m’n eigen fiets door rood.  Wat je helaas zo vaak ziet: voetgangers en fietsers om hem heen doen net of er niks gebeurd is …   een keurig boogje wordt om hem heen gefietst.
Hij sleept zijn fiets het trottoir op. Ik ben bijna bij hem. Mijn fiets zet ik tegen de tunnelwand.
‘Ben je gewond?’vraag ik. Wat een stomme vraag, want ik zie overduidelijk dat zijn linkerknie en zijn  rechterelleboog bloeden. Wat ik eigenlijk wil weten is of hij wat gebroken heeft. Al snel is me duidelijk dat hij goed Nederlands spreekt.
Wanneer hij ziet dat ik uit mijn fietstas mijn verbandtrommel pak, zegt hij dat dat niet nodig is.
‘O, nee hoor, meneer, dank u wel, dat hoeft echt niet, ik ben hier vlakbij huis en mijn moeder is verpleegster.’
‘Het is wel belangrijk dat de wonden snel ontsmet worden, hoor,’ zeg ik.
‘Ja eh … Nee, dank u wel meneer, dat doet mijn moeder ook zo dadelijk wel.’
Ik dring niet verder aan; hij vertrouwt dit zijn moeder duidelijk meer toe.
Dan stapt er opeens kordaat een dame op de jongen af; ze negeert mij en duwt me zelfs wat opzij:
‘Je hebt een flinke smak gemaakt, hè boy. Ik kwam aanlopen en zag het  gebeuren. Gaat het een beetje jongeman?’
Hij knikt.
Dan richt ze zich tegen mij: ‘Nou meneer, Ik heb er grote waardering voor dat u deze jongeman wilt helpen; dat gebeurt zo zelden tegenwoordig. Succes ermee, hè.’ En weg was ze.

Het zou me niet verbazen als de jongen uit Nigeria kwam, met zijn zeer donkere huidskleur en een gezicht met wat Europese trekjes.
Als Ik hem vraag of hij niks gebroken heeft, haalt hij zijn schouders op:
‘Ik weet het niet, meneer, ik voel nergens niks ergs, dus zal het ook wel niks zijn, denk ik.’
Met een beteuterd gezicht staat de jongen naar zijn fiets te kijken. Het ding dat op het trottoir ligt, lijkt helemaal niet meer op een fiets … en langzaamaan wordt me duidelijk hoe dat komt: het frame is gebroken.
Een junk heeft hem die fiets verkocht voor tien euro. Bij het station. Nog geen kwartier geleden.  De fiets zag er mooi uit … zat goed in de zwarte glanzende verf. De zwakke plekken had die junk slim gecamoufleerd … en de fiets, die crashte zeer snel.
De jongeman kon niks anders doen dan het fietswrak bij de Statentunnel achter te laten. Ik belde de Roteb om het op te laten halen.
‘Nou, ik ga naar huis, meneer, nog bedankt, hè.’

‘You’re welcome.’

woensdag 3 september 2014

FIETS

Buurman Peter en ik fietsen, met de wind mee richting Hoek van Holland. Normaal dammen we altijd op de woensdag maar daar is het vandaag wederom veel te mooi weer voor. Dus zitten we op de fiets.

In het weekend kwam Peter naar me toe en maakte me er op attent dat de Montana,  Peters mountainbike, bij de Wielershop is afgeprijsd van zeshonderd naar vierhonderdvijftig euro. Niet gek. Tot op heden moet ik het nog steeds doen met die ouwe opoefiets, die ik ook nog eens moet delen met mijn vrouw. Prima fietsje hoor, daar niet van, maar eigenlijk is het ding alleen maar geschikt voor ritjes in de buurt en voor de boodschappen.
‘Met zo’n Montana, Jee, ga je gewoon vanzelf meer kilometers maken. Zie je eens wat meer dan alleen het Oude Noorden. Ik heb er zelf al heel wat ritjes opzitten richting Gouda, Leiden, Dordrecht Brielle en ga zo maar door.’

Het lijkt mij best wel wat zo’n mountainbike  … met lekker weer, mooie lange ritten maken, hele dagen onderweg, boterhammetjes mee, in een dorpje onderweg een kopje koffie drinken maar … vierhonderdvijftig euro  …
‘Hij is dan wel afgeprijsd, Peter … het is toch veel geld.’
‘Dat is zo, Jee, maar je mag gespreid betalen. Dat maakt het wat aantrekkelijker, toch? Hoewel ik natuurlijk niet in je portemonnee kan kijken.’
‘Ik heb het er eerst eens met mijn vrouw over, Peter.’
‘ Jee, zal ik je eens wat vertellen: het lijkt me echt verdomd leuk om samen met jou een beetje in de omgeving van Rotterdam te gaan toeren, serieus.’

Nou ja, om een lang verhaal kort te maken: ik heb die afgeprijsde Montana gekocht, op afbetaling, dat dan weer wel. Ik was nog maar net een blokje om geweest of Peter stond me op te wachten:
Om te vertellen dat ik nog allerlei accessoires nodig had met zo’n fiets: een wielrenshirt; een wielrenbroek met zeemleren kruis; een helm; een bidon; wielrenhandschoenen, en toeclips (wielrenschoenen die ik aan mijn trapper vastklik).
‘Ja, dag hoor Peter, je kan me nog meer vertellen. Een shirtje, broek en handschoenen vind ik voorlopig genoeg. Ik fiets verder met gewone sportschoenen en bidons heb ik  niet helemaal nodig: ik hergebruik limonadeflesjes.’

We hadden er om en nabij de twee uur over gedaan om  naar Hoek van Holland te fietsen. We hadden windje mee gehad. Voor mij was dat een groot voordeel. Ik  was nog helemaal niks gewend.
Peter oogde nog zo fris als een hoentje. Enthousiast stond hij zijn rek- en strekoefeningen te doen op het pleintje met uitzicht op het Hoekse strand.
‘Kom op Jee, dat is belangrijk, rekken en strekken, kom op!’
Ik zat er nog niet helemáál doorheen maar ik voelde mijn bovenbenen wel en ondanks die door Peter veelgeprezen wielerbroek, had ik al behoorlijk pijn aan mijn kont. Ik hield mijn hart vast voor de terugweg met windje tegen.
Vanmorgen, voordat we vertrokken had ik mijn vlug NS-Voordeelkaart nog even in mijn portemonnee gestopt … kan ik  altijd nog, als het heel erg afzien wordt, met de Montana in de sprinter naar Rotterdam Centraal  stappen.
Maar zover was het nog niet. We gingen eerst wat eten en drinken. Peter had zijn pakje brood nog niet opengemaakt of er landde zeven meeuwen rakelings om ons heen. Het openen van mijn pakje brood trok maar drie meeuwen. Misschien lusten ze niet zo graag zuurdesembrood.  Ze naderden ons heel dicht en als ze te dichtbij kwamen joegen we ze  weg. Het hielp weinig: ze vlogen dan op en met en bocht kwamen ze terug en landden ze weer voor onze voeten. Af en toe deed een van de vogels een poging Peter zijn brood te pikken (niet dat van mij). Zo ging dat spel enige tijd door, totdat Peter zijn broodzakje weggooide in de afvalbak, toen verdwenen zeven meeuwen en toen ik klaar was met eten verfrommelde ik het aluminiumfolie dat om mijn brood zat en gooide het weg en ook de laatste drie meeuwen verdwenen toe.

Volgens Peter was het toen de hoogste tijd om weer eens terug te gaan. Geen goed idee vond hij het om de trein te pakken dus …..