donderdag 9 mei 2024

SMERIG.

Mannen spugen (spuwen) nogal veel. Onnodig vaak en overal. Vrouwen doen dat gelukkig niet zo veel. Ze spugen wel maar alleen als het echt nodig is … vrijwel uitsluitend thuis … wanneer ze ziek zijn of een nare smaak ergens van in hun mond hebben.


Thuis spugen mannen altijd ‘netjes’: in hun zakdoek, wc of wasbak. Een enkeling doet het in zijn eigen tuin of vanaf zijn balkon … in de tuin van zijn benedenburen. Vroeger waren het vooral oude mannen. Die spuwden een ruime sloot zwarte nattigheid uit. Van uitgekauwde pruimtabak. Tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw hingen er verbodsbordjes in het openbaar vervoer: ‘verboden te spuwen’. De oude mannen hielden zich daar netjes aan. Want er werd streng op gehandhaafd.

Het spugen begint met wat speeksel of slijm in de mond. Dat moet daar gauw weg! Dus worden de binnenkanten van de wangen en de lippen naar binnen gezogen … de tong wordt tegen het gehemelte gedrukt … het speeksel schuift naar het puntje van de tong. Dan wordt diep ingeademd, via de neus … de mond gaat open … het speeksel schuift door tot tussen de lippen .. en tot slot volgt dan een krachtige ademstoot, waarmee het speeksel met kracht de mond uit wordt gestoten.

Sporters zijn veelspugers. De fluimen bijvoorbeeld van onze in oranje gehulde voetbalhelden belanden doorgaans op de grasmat … een enkele keer op hun eigen schoenen of dat van hun medespelers. Ook wordt soms doelbewust een tegenstander bespuwd.

Thuis, voor de tv , heb ik eens een wedstrijd zitten turven … in twee maal drie kwartier heb ik iets meer dan honderd klodders voorbij zien flitsen.

Het is me als fietser nogal eens overkomen, dat ik bespuugd werd door een fietser, die ik net aan het passeren was. Natuurlijk doet die andere fietser dat niet expres. Dat snap ik ook wel. Het is gewoon nonchalance.

Zo beschouwen veel jonge mannen het tegenwoordig normaal om op de dansvloer van de disco te spugen.

Een taai ongerief: dat spugen. Er zal door dit stukje helemaal niks veranderen en … er zijn natuurlijk ergere dingen ...maar ik wilde dit even kwijt. Ik ben het spuugzat.

woensdag 8 mei 2024

KOE.

Een kennisje van me, ze is slechts 1.52 m, moet opgenomen worden in een woonzorghotel om te herstellen van gecompliceerde breuken, die ze heeft opgelopen bij een ernstig verkeersongeluk. Nu ga ik niet gedetailleerd schrijven over dat godsgruwelijke ongeluk. Het gaat me nu om Koe.


Dat een hoog bejaard vrouwtje (87) zoiets op haar leeftijd nog mee moet maken en moet overleven. Want dat hoor ik tante Aal (zij wil beslist niet met haar echte naam in dit stukje) herhaaldelijk zeggen: ’Was het, potdikkeme maar gelijk afgelopen geweest.’ Ze heeft zèlf de moderne uitdrukking ‘ondraaglijk lichamelijk lijden’ niet paraat. Maar dat is het wel! Met dergelijk lijden kan je als mens in aanmerking komen voor de euthanasie. Haar artsen beoordelen tante Aal als nog tè vitaal om te euthanaseren.


Het is nu ruim een week na het tragische voorval. Duidelijk wordt dat tante Aal zeker een half jaar in dit Woonzorghotel moet revalideren. Dat betekent nogal wat voor Koe, haar eveneens bejaarde konijn (8). Kort na het ongeval belde Aals zoon uit Nieuw-Zeeland, waar hij woont: of ik voor haar konijn wilde zorgen. Dat was die eerste paar dagen geen probleem. Om de andere dag eten en drinken geven, stro verschonen, een paar lieve woordjes zeggen. Geen probleem.


Koe heeft echter wel wat problemen. Daar had tante het wel eens over gehad. Hij is blind aan zijn linker oog en doof aan zijn rechteroor ... maar zò vriendelijk. Toen ik hoorde dat tante Aal een half jaar moest revalideren, besloot ik om Koe in huis te nemen. Bij Piekfijn kocht ik een ruime kooi (1 bij 1,5 meter). Daarin kon hij lekker heen en weer schuifelen. Ik ging bij de dierenspeciaalzaak langs voor wat voer en nam wat zakjes stro mee om Koe’s uitwerpselen op te vangen. Als ik hem zo bezig zie in die kooi, voelt hij zich al aardig thuis bij mij.


Ik had nu al wel herhaaldelijk tegen tante gezegd, dat ik voor Koe zou zorgen maar dat drong blijkbaar nauwelijks tot haar door. Ze was in de heilige overtuiging dat Koe bij dat ongeluk om het leven was gekomen. Als ik bij haar op bezoek was in het Woonzorghotel, zei ze me, zeker te weten dat haar lieve Koe in de konijnenhemel opgenomen was.


Thuis drink ik een kopje koffie met een krakelingetje erbij. Ik zie het konijn springlevend in zijn kooi zitten. Dan draait Koe opeens met zijn linkeroor, om dat krakende geluid te lokaliseren. 

dinsdag 7 mei 2024

WEER SLAAPWANDELEN.

Acht jaar geleden is er drie maanden lang het ene na het andere onderzoek gedaan. Toen kwamen de dokters er pas achter dat er met mij niks loos was, maar dat ik toen een medicatie-mix (morfine, lithium) nodig had die slaapwandelen veroorzaakte.


Ik stapte destijds, in diepe slaap, mijn bed uit. Liep, zonder huissleutels, in mijn pyjama, de deur uit en liet die wagenwijd open staan. Ging de trap af, vier verdiepingen, liep de flat uit en wandelde toen ongeveer een kilometer, op die regenachtige herfstavond. Toen ik na een kilometer wakker werd wist ik me van het opstaan en de wandeling tot hier niets te herinneren.

Acht jaar heb ik niet geslaapwandeld. Maar vannacht deed ik het opeens weer. ’t Moet half vier geweest zijn. Ik moet uit bed zijn opgestaan. Ik moet naar de voordeur gelopen zijn. Ik moet de voordeur hebben dichtgedaan. Toen werd ik wakker en realiseerde ik me dat ik, zonder sleutels in mijn pyjama op de galerij van de 4e étage voor mijn eigen voordeur stond. Ik heb een tijdje staan dubben wat ik nu moest doen. Feitelijk was er maar één oplossing. Dat was aanbellen bij mijn buurvrouw, die een sleutelbos van mij heeft, voor het geval dat. Ik ga haar zeggen dat ik mezelf heb buitengesloten en vraag haar of ze mijn deur wil open maken. Ik durfde haar eerst niet midden in de nacht uit haar bed te bellen. Toen ik het erg koud kreeg èn ik het idee had dat er ongedierte op de galerij rondspookte, heb ik toch maar bij haar aangebeld.

Ze deed meteen open toen ze door de smalle vitrage van haar voordeur mij in mijn pyjama voor haar deur zag staan. Ik vertelde haar wat er gebeurd was. Nog voordat ik was uitgesproken ging ze mijn sleutelbos al pakken uit het laatje van het kleine antieke kastje. Ze liep met me mee naar mijn voordeur. Vroeg verder niks en deed de deur open.

‘Lekker verder slapen’, zei ze.’

‘Ja, dankjewel, buurvrouw’. Ik stapte mijn huis in, pakte een banaan, ontdeed hem van zijn schil en at hem op. Liep naar mijn slaapkamer, stapte in mijn bed en viel meteen in slaap.

Hoop dat het hierbij blijft. Aan die medicatie-mix kan het nu niet gelegen hebben.

maandag 6 mei 2024

KRULSTAARTJES.

 Ik ben onaangekondigd op bezoek gegaan bij Frans en Betsie, kennissen van me. Zijn ze niet thuis, dan zijn ze niet thuis. Jammer maar helaas.



Bij deze mensen is de kans erg klein dat ze niet thuis zijn, want ze hebben een boerenbedrijf: voornamelijk veeteelt. Ze zijn heel druk in de weer met hun 10 koeien (waarvan 1 melkkoe), en 15 varkens. Hun zoon Harm, student algebra, steekt hier soms ook zijn handen uit de mouwen. Ze mesten hun dieren flink vet en verkopen ze dan aan het slachthuis. Met uitzondering van Astrid, hun melkkoe, die blijft haar hele leven bij Frans en Betsie. De geslachte dieren gaan naar de slagerijen, die het vlees weer verkopen … overigens niet aan mij, want ik ben vegetarisch.


Ik arriveerde bij Frans en Betsie tegen het einde van de middag. Frans zat Astrid te melken. De melkemmer was nog half leeg. Mij een hand geven kon Frans nu niet. Zijn handen had hij immers vol. Gastvrij keek hij me aan: ‘Wij zijn hier, zoals gewoonlijk weer vreselijk druk, Arend, sorry’.


‘Ga rustig je gang, Frans, ik zoek Betsie intussen wel even op.
'O, daar loopt ze met Harm naar de varkensstal.’ ‘Neen, Arend, dat is Harm niet, die zit met tentamens. Je ziet de ZZP’er, die we hebben ingehuurd voor een klusje’.


‘Oké, Frans , dan zou ik zeggen: melk ze nog even. Dan loop ik naar Betsie’.
‘Ja, prima Arend’.


‘Hé! Betsie!’ Ze is in de varkensstal in gesprek met de ZZP’er. Allebei kijken ze enigszins verschrikt op.
‘Hallo Arend! Liet jij me even schrikken!’


Ik stik zowat van die stank in die stal. Adem langzaam in, door mijn neus, dat filtert in ieder geval wat. Hoewel … ik sta al gelijk te tranen.
De varkentjes kunnen nauwelijks bewegen in hun smerige stal. Ze knorren en af en toe klinkt er een venijnig gegrom.


‘Deze man', zegt Betsie, 'is hier om de krulstaartjes van de varkentjes af te knippen. Als hij het niet doet dan bijten ze zelf, in zo’n piepklein stalletje als dit, elkaars staartje af. Dan worden ze ziek en waardeloos. Eigenlijk moeten ze vrij rond kunnen lopen, Arend, in de wei maar daarvoor hebben we nu eenmaal te weinig land’.


Als ik weer op huis aan ga, zie ik haar in de wei staan. Zij heeft het het best getroffen van alle dieren hier: Astrid: ‘La vache qui rit.

zondag 5 mei 2024

CULTURELE MIDDAG.

‘Nee, dat wil ik niet en zeker niet op 13 juli! Laat mij nou maar gewoon al die zware en technische klussen doen samen met de andere jongens’. Doorgaans is Piet niet zo goed in ‘nee’ zeggen. Maar nu spuit het er spontaan uit. Zijn vrouw, Ellie heeft hem al opgegeven voor de culturele middag van het dorpje Nieuw Heeten. Nadrukkelijk wordt deze keer óók van de mannen verwacht dat ze iets creatiefs bijdragen. Het is dit jaar op 13 juli. De tiende keer dat de culturele middag plaatsvindt.



Veel waardering is er in het dorp alom voor de enige vrouw in het bestuur van de organisatie: Ellie Visser. Zij is er in geslaagd voor het creatieve aspect in dit 10e jaar een stel mannen te charteren.
Heel moeizaam verliep de opstart van het clubje mannen … omdat het nogal geforceerd aanvoelde voor hen.


Aanvankelijk en ook uiteindelijk bestaat het clubje uit vier mannen. Met, tegen wil en dank, Piet Visser, Ellie d’r man. Eigenlijk hadden het er minstens 10 moeten zijn, maar helaas … In eerste instantie denkt de mannenclub klaar te zijn met het organiseren van een aantal Koningsdag-achtige activiteiten als zaklopen, spijker-poepen en koekhappen maar zo gemakkelijk komen de heren er niet vanaf. Een beoordelingscommissie, mèt Ellie Visser, vindt dat dit soort bezigheden gespeend is van iedere creativiteit. Dit plan wordt dus gecanceld.


De 13e juli, tevens de verjaardag van Piet Visser, naderde met rasse schreden en in feite was er nog helemaal niks concreets uit de mannenbreinen ontsproten. Hoewel ze toch al weer zes weken bezig waren. Elke maandagavond van half acht tot tien uur. Meer dan, zeg maar ‘spijker-poepen was er nog niet uitgekomen.
Sigaretjes rokend, thee, koffie en bier drinkend, zuchtend, steunend en hoofdschuddend, brachten ze de maandagvonden door.


Tot Piet een theezakje pakte uit de Pickwickdoos. Hij wordt verrast door wat er op het kartonnetje van het theezakje staat. Hij leest het de mannen voor: ‘Welke zangeres wil je graag eens playbacken?’. 'Dat is het jongens, dat gaan we doen!' Alle vier zijn ze enthousiast.


De mannen kiezen ieder hun favoriete zangeres en gaan elk twee nummers doen. Op het affiche van de culturele middag wordt het optreden aangekondigd van: Blondie,(met Denis en Heart of Glass) Tina Turner (met Simply the best, River deep mountain high), Lady Gaga (met Just dance en Poker Face) en de Zangeres zonder Naam (met Mexico en Mandolinen in Nicosia).


De culturele middag is pas over negen weken maar nu al wordt in het dorp reikhalzend uitgekeken naar die toppers.

zaterdag 4 mei 2024

MOTIVATIE (2)

Mijn motivatie om dienst te weigeren ligt op mijn bureau, thuis. Arthur en ik zijn dan al buren. Hij woont naast me. Heeft geen douche … ik wel. Dus hij komt geregeld lekker douchen bij mij. Óók als ik er niet ben. Dan neemt meneer ook tegelijk mijn privé stukken even door. Zo ook die militaire-dienstweigeringsmotivatie.



Op de avond dat Arthur dat stuk gelezen had, kreeg ik van hem te horen, dat hij het maar een uiterst slappe en naïeve motivatie vond. Niet echt leuk om te horen zo vlak voor de zitting bij Defensie. Die zou de volgende dag al zijn in Den Haag. Daar moet ik mijn motivatie toelichten.


Hartelijk dank voor het ‘compliment’, Arthur. Dit was het allerbeste wat ik er van kon maken. Een halve dag voordat ik in Den Haag voor de Commissie Dienstweigering moest verschijnen ging Arthur er dus ‘met gestrekt been’ in tegen mij. Ik blokkeer en ben doodnerveus.


Maar …. wie schetst mijn verbazing en verrukking: de Commissie Dienstweigering vond mijn motivatie duidelijk, helder en eerlijk.
Dikke vinger voor Arthur!

Ik werd officieel erkend als dienstweigeraar. Vervangende dienstplicht moest ik wel doen. Pas drie jaar later, op mijn 25e, in 1975, kreeg ik te horen wat dat betekende . Ik werd ingedeeld bij de Bescherming Bevolking (BB). Dat was een afdeling van Binnenlandse Zaken. Bij rampen of calamiteiten kwam de BB in actie. Bij een overstroming, windhoos, bosbrand of aardbeving. Om puin te ruimen, te blussen, zandzakken te plaatsen langs rivieren en … heel concreet mensen uit hun netelige situatie te bevrijden. Bij overstromingen zoals nu weer in Zuid-Limburg, daar zou ik dan ingezet worden … als de BB tenminste nog zou bestaan. Maar in 1986 is de BB opgeheven. De brandweer, het Rode Kruis en Defensie namen de taken over.


Ik heb gedurende mijn vervangende dienstplicht nooit een vinger hoeven uit te steken om de bevolking te beschermen.

vrijdag 3 mei 2024

MOTIVATIE.

Arthur is van alles van me. Ik ken hem al heel lang. Zestig jaar zeker. Eerst, in 1964, als broer van een vriendje. Toen werd hij mijn vriend. Wat later wordt hij zelfs mijn zwager. Mijn toenmalige schoonzus en hij gaan samenwonen. Samenwonen naast het huis waar ik woon. We zijn dus buren. Voetballen gaan we samen bij Neptunus. Met onze vrouwen gaan we eind vorige eeuw ook een paar keer naar het IFFR (Filmfestival Rotterdam).  

 

Bij dat IFFR loop ik Arthur vele jaren later, in 2024 weer tegen het lijf. We zien dezelfde film. Na afloop wat drinken lijkt me wel gezellig. We hebben elkaar vast wel wat te vertellen. Over onze kinderen en echtscheidingen bijvoorbeeld. Maar de aftiteling draait nog of hij staat als een dief in de nacht op en verdwijnt weer  even snel uit mijn leven als hij er twee uur geleden in terug kwam.

 

Tot gisteren, toen zat hij heel toevallig op mijn stoel in de bios. Ik ging wel ergens anders zitten. Er waren goeie plaatsen genoeg. Ook nu hebben we weer geen contact. Ik loop voortijdig weg uit de zaal, omdat ik de film (Amy Whinehouse) niet te pruimen vind. Had geen zin om op Arthur te wachten.

 

Ik heb Arthur nooit echt gemogen. Hij had de onuitstaanbare gewoonte om zich over vrijwel iedereen in zijn omgeving denigrerend uit te laten. Over mij dus ook. Hij neusde ook nog eens in mijn papieren.

 

Ik weigerde om in militaire dienst te gaan. En als dienstweigeraar moet je Defensie duidelijk maken waarom je dat niet wilt.

 

Heel vreemd, want wanneer je juist dolgraag in militaire dienst wilt, graag met wapens, bommen en granaten aan de slag gaat, dàn hoef je Defensie  niets uit te leggen. Ik zou zeggen: dan ben je een verward persoon. Je wordt goed in de gaten gehouden. Maar nee, Defensie verwelkomt zo iemand allerhartelijkst: ‘We leren je hier wel verder hoe je mensen en hun woonomgeving vernietigt’.

 

Mijn motivatie om dienst te weigeren ligt op mijn bureau, thuis. Arthur en ik zijn op dat moment al buren. Hij woont naast me en heeft geen douche … ik wel, dus hij komt bij mij geregeld lekker douchen. Ook als ik er niet ben  en (zo blijkt dan) neemt meneer ook tegelijk mijn privé stukken even door. Zo ook mijn motivatie-dienstweigeren. Op de avond dat Arthur dat stuk gelezen had, kreeg ik van hem te horen, dat hij het maar een uitermate naïeve motivatie vond. Vond ik niet zo leuk om te horen, want de volgende dag moest ik al naar Defensie in Dan Haag om mijn motivatie toe te lichten.

 

(morgen verder)

donderdag 2 mei 2024

CIRCA.

Humans 2.0. 



Adembenemend vond ik het optreden van de Australische groep Circa met de voorstelling Humans 2.0. De groep was in 2019 ook al eens de onbetwiste hit van het festival Circusstad Rotterdam met de voorstelling Humans.


Woensdagavond 1 mei zag ik de voorstelling van deze groep in de Schouwburg. Het was de eerste avond van het festival, dat duurt van 1 tot en met 5 mei. Google op ‘Circusstad Rotterdam 2024’. Daar is het hele programma te zien kunnen en tickets gekocht worden.


Tien acrobaten, vijf vrouwen en vijf mannen vormen een van ’s werelds meest toonaangevende circusgezelschappen. Na een succesvolle wereldtournee is het gezelschap terug in Rotterdam met Humans 2.0. Dit nieuwe hoofdstuk is een strak gecomponeerde choreografie van lichamen, op wervelende klanken, in een krachtige belichting. Circa mixt groepsacrobatiek met solo’s en spannende duetten, op de grond en in de lucht. De tien acrobaten ‘bouwen’ reusachtige piramides, springen en worden gevangen terwijl fysieke grenzen tot het uiterste worden verlegd.
Deze groep is alleen nog te zien in de Galavoorstelling op vrijdag 3 mei in het Nieuwe Luxor.



Panorama Kino Theatre.
Donderdagmiddag 2 mei was ik bij het ‘Panorama Kino Theatre’. Meer een soort straattheater. De locatie is de hal van het Centraal Station.


Daarin staat een geheimzinnige ‘bioscoop’ waarin twintig mensen kunnen gaan zitten. Vervolgens draait die ‘bioscoop’ 360 graden om zijn as en biedt uitzicht op de reizigers in de hal van het Centraal Station, alsof die reizigers acteurs zijn in een film.


Wat echt lijkt, verandert. Wat is werkelijkheid en wat is fantasie? Wie van de reizigers reist daadwerkelijk en wie bespeelt opzettelijk het publiek. Voor zowel de mensen in de draaiende bioscoop, als reizigers op het station een verrassende en vaak hilarische ervaring.



*** Voor dit stukje is gebruik gemaakt van de info van ‘Circusstad’

woensdag 1 mei 2024

COMPENSEREN.

Vanmiddag op het gras gezeten. In de zon. Vlakbij de Kralingse Plas. Veel ganzen, … eens een keertje geen kuikens. Achter hoor ik een knul met een Turkse tongval roepen: ’denken jullie soms dat ik een homo ben?’ Hij heeft het tegen een stel maatjes van hem om hem heen, die ‘een balletje staan hoog te houden’. Die knul, een jaar of twintig, met flink overgewicht, trekt kordaat zijn shirt en zijn trainingsbroek uit. Dan draaft hij naar de Plas en gaat in een keer dòòr. Lachend roept hij naar zijn maatjes aan de kant: ’Hé, waar blijven jùllie nou, stelletje flikkers’. Een van zijn maten loopt in een HOV-shirt, als die voetbalclub nog bestaat tenminste. HOV speelde in het Kralingse Bos.

Bij HOV heb ik nog gespeeld. Op de bodem van de RVB: de Rotterdamse Voetbal Bond. Het laagste van het laagste. Dertig jaar was ik al en speelde in het twaalfde(!). Het kneusjeselftal van de club. Ik was de keeper. Daar was ik goed in. We hadden alleen de pech dat we tegen voetbalverenigingen moesten spelen die hun allerbeste veteranen in hun allerlaagste elftal lieten spelen. We verloren alle wedstrijden met meer dan zes doelpunten verschil. Aan het eind van de competitie had ik meer dan honderd ballen uit het net moeten vissen. Een erg vrolijke bezigheid was dat niet. Mijn goede gevoel als doelverdediger liep een behoorlijke deuk op.
Als veldspeler had ik niet zo veel in huis, zo goed kende ik mezelf wel. Teamgenoten van me hebben me wel eens willen opstellen als vervangende doelpaal. Kejje nagaan.
Dus … besloot ik maar een streep onder mijn voetbalcarrière te zetten. ik ben toen gaan hardlopen bij PAC. Dat is een atletiekvereniging, zit ook in het Kralingse Bos. Net achter de velden van HOV.
Neem maar van mij aan: elke geflopte voetballer wil ter compensatie van dat falen, iets anders neerzetten. Een marathon lopen bijvoorbeeld. De Rotterdamse marathon was voor mij de voor de hand liggende keuze. Alle andere marathons over de hele wereld zijn immers toch allemaal even lang. Heel fanatiek ging ik trainen onder Janwillem Broeksz. Goeie trainer daar niet van. Toch liep ik pas na drie jaar intensief trainen mijn eerste (en tevens laatste) marathon. Ik eindigde in de achterhoede, als 16.774e, in een tijd van: 4.59.05, ruim een half uur voor de tijdslimiet.
Ik had dit resultaat wel verwacht. De grote, zware, blanke deelnemer (zoals ik) bakt er doorgaans weinig van op de marathon.

dinsdag 30 april 2024

KRIEBELTJES

 Kriebeltjes.

Ach lieve, je bent
Zo mooi, opgewekt en fris,
zo vrolijk, zorgzaam en lief.
Je bent een toegewijde, elegante vrouw,
zo stevig in je schoenen, heel aardig,
attent, energiek, slim en krachtig.
Wil je beter leren kennen.
Je wat vaker kunnen zien.....
Soms, zou ik een heel klein beetje
dichter bij je willen zijn,
zodat ik je kan ruiken, proeven, aanraken,
strelen heel misschien en …..wie weet
Leuke dingen samen doen.
Leuke dingen??
Wat jij?
Ja, wat voel jij, jonge dame?
Je kijkt me zo lief aan.
Ik zie stralende blauwgroene ogen
en voel kriebeltjes in mijn buik.

maandag 29 april 2024

UIT DE KAST.

Peter (17) heeft het niet zo op zijn moeder. ‘Raar mens’. Als er voldoende drank en snoep in huis is kent gezelligheid geen tijd voor haar. Hem ziet zij gewoon niet staan.



Ja, als ze geld nodig heeft. Er boodschappen gedaan moeten worden. Op de kleine zusjes gepast moet worden. En nog een paar van die dingen, dan weet ze hem te vinden. Hij is er helemaal klaar mee om in dit huis als pispaal te fungeren.


Zijn vader was altijd al de lul toen die nog leefde. Nadien heeft zijn moeder Peter langzamerhand in de rol van zijn vader geprest. Zodat zijn moeder en zijn zusjes hun ‘luilekkerland-leventje’ konden voortzetten. Het bevalt Peter van geen kanten. Hij komt nauwelijks aan zijn eigen leventje toe. Een klein voorbeeld: Peter wil graag uit de kast komen nu zijn vader dood is. Een half jaar na vaders overlijden zit Peter er nog steeds in. Hij krijgt qua tijd en qua ruimte geen kans om de kast te verlaten.


Zijn vriend Aad rookt als een schoorsteen. Roken is taboe voor Peter zijn moeder. In haar huis wordt niet gerookt. Ook niet op haar balkon, want dan gaat de rook naar bovenbuurvrouw Ada, die ook haar beste vriendin is en COPD heeft. Aad kiest eieren voor zijn geld. Hij kijkt liever uit naar een vriendje met een ander moedertype. Door wie hij zich meer gezien voelt.


Peter wil op zijn eigen kamer, uit zijn eigen kast komen. Daar gaat zijn moeder met heel haar ‘obesitas-content’ voor liggen. Waarom? Omdat Peter helemaal geen homo kan wezen, volgens haar. ‘Want wie weet er nou beter of haar kind wel of niet homoseksueel is dan zijn bloedeigen moeder? Nou dan? D’r gaat hier in huis helemaal niks uit de kast komen en zeker jij niet, Peter’.


Ten einde raad klopt Peter aan bij de overburen. Met meneer Toe-Kan trapt hij wel eens een balletje op het grote grasveld achter zijn huis. Mevrouw Toe-Kan heet Peter vriendelijk welkom. Haar man is niet thuis. Hij is op de club aan het jokeren. Ze hoort geduldig mijn hele verhaal aan. Ik mag in haar huis uit één van de kasten komen, op het moment dat ik er zelf helemaal klaar voor ben. Alleen moet meneer Toe-Kan het nog wel goed vinden.


‘Die schat vindt het allemaal goed,’ weet Peter.

zaterdag 27 april 2024

HET NIEUWE HUIS.

De oma van Donny kneep even in zijn wangen, toen ze de woonkamer van het nieuwe huis binnengingen. Hij moet wel bleek hebben gezien, normaal doet ze zoiets niet. Zijn wangen gloeiden nu een beetje.


Hij vindt het nieuwe huis nog steeds ‘zwaar kut’. Natuurlijk, het oude huis is te klein geworden voor het grote gezin. Dat oude huis is een driekamerwoning. Daar moest Donny bij zijn zusjes op de kamer slapen. Hoewel het vervelende klieren waren, die altijd maar ruzie maakten (meestal om niks), vond Donny dat geen probleem, daar in die hoogslaper.

Oma was in haar sas, want zij mocht van mijn pa en ma bij ons komen inwonen. Opa was kort geleden overleden. In elkaar gezakt. ‘t Was gelijk afgelopen. Zomaar in een drukke winkelstraat in West. ‘Het gebeurde vlak voor het postkantoor’, zei een passant, die nog bijna over opa’s lichamelijk overschot struikelde ook.

Het nieuwe huis is een vijfkamerwoning in Groot IJsselmonde. Zijn vader en moeder krijgen een eigen kamer; oma en Donny ook. Donny moet kunnen studeren. Hij krijgt een bureautje … maar geen bureaustoel. Dat kan bruintje niet trekken. Pa en ma vinden het zo wel welletjes.

Hij was zelf liever in het oude huis gebleven, omdat hij in die buurt al zijn vrienden had zitten èn het Sparta-Kasteel was vlak om de hoek. Nu was het een uur met de tram naar Spangen. Donny en zijn vader misten nooit een wedstrijd van Sparta. Sinds we hier wonen, gaan we nooit meer.

We wonen nu op een steenworp afstand van het Feyenoord stadion. Daar gaat Donny niet heen. Zijn vader wel. Voor zijn vader maakt het niks uit ‘Sparta’ of ‘Feyenoord’. Als het maar ‘foebele’ is.

Het is een gehorig huis, … al die stadiongeluiden … alsof tie zelf in de kuip zit ...gek wordt hij van dat ge’hand in hand’. Daar zijn geen oorstoppertjes tegen bestand.

Donny’s kamer is vlak naast die van oma. Als oma verdrietig is, brengt mijn moeder haar even naar haar eigen kamertje. Gaat ze een beetje zitten huilen. Om opa, zal wel, denkt hij … om wie of wat anders? Ze heeft hier verder alles wat haar hartje begeert. Gelukkig hoeft hij oma’s huilen niet aan te horen. Zijn oorstoppertjes kunnen dit milde gegrien wel aan. Af en toe gaat hij wel eens kijken bij haar. Hij knijpt haar dan zachtjes in haar wangetjes. Daar knapt ze nog best wat van op.

vrijdag 26 april 2024

BETER ALLEEN.

 Beter alleen.

Ik woon nu tien jaar alleen. Af en toe komt de gedachte bij me op dat samenwonen misschien toch ook wel weer eens leuk zou kunnen zijn.
Dan zie ik zo voor me dat er altijd iemand bij me in de buurt is. In de keuken, in de slaapkamer, de badkamer, de woonkamer. Of buiten, in het theater of in de bios.
Er is dan iemand die geen honger heeft als ik wil eten of net andersom. Eten. Jij en ik altijd hetzelfde. Jij spinazie met kaas, dan ik ook. En dat al om half zes voor haar. Ik krijg pas honger tegen achten.
Dan wil zij zo nodig ‘Ivo Niehe’ zien en ik Arjen Lubach. Zij wil samen met jou het huis een grote beurt geven terwijl jij daar nu van gruwt. Een andere keer misschien? Dat is okee maar dan moet ik het van haar maar alleen doen.
Lekker met de metro naar Hoek van Hollandstrand? O nee nog veel te koud. ’Okee, zeg ik dan opgewekt …. ‘dan ga ik fijn alleen naar zee’. Wandelen in het park …heerlijk in mijn uppie, een boek mee, zitten lezen op een bankje in de zon. Zo nu en dan genietend van het voorbijkomende fraais.
Op de fiets ga ik al gauw te hard naar haar zin … fiets dan een paar kilometer vooruit … ben dan weer alleen dus. Je jaagt me nog op kosten: jij wilt per sé de Telegraaf, die fascistenkrant en ik wil niks anders dan de linkse Volkskrant.
Planten verzorgen vinden we allebei leuk, als ik er maar vanaf blijf. Zij studeerde biologie, dus weet zij meer van dieren. Zij bepaalt welke huisdieren we nemen. Ik mag alleen de stront opruimen en op onzalige tijden de beesten uitlaten indien nodig. Ik zelf had er niet aan gedacht om aan dieren te beginnen.
Waarom zijn we in Godsnaam aan elkaar begonnen. Aanvankelijk wilden we niet eens kinderen. Maar nu, nu je 28 bent opeens wel.
Het is voor mij: ‘better allone’, thuis, buiten, in het zwembad, op de sportschool, in de bios. Geen probleem.

donderdag 25 april 2024

ROCKANJE.

Uiteindelijk stemde mijn broer Lo, ondanks tegenwerpingen van zijn vrouw Ien er mee in. Het wordt Rockanje dit jaar. Een familievakantie. Zeer tegen de zin van Ien trouwens. Die zit liever altijd met d’r reet in: Spanje. Voor een deel van de familie is Rockanje gewoon niks anders dan hun Spanje.


Ze hebben van 15 juni tot 1juli een caravan gehuurd. Lo en Ien. Die caravan heeft vier slaapplaatsen. Dan kunnen ze er nog wel twee slapers bij nemen. Alleen Mien en Wim hebben nog geen bed.

‘Gatver. Mien en Wim, dat zijn wel de laatste mensen die ik in mijn caravan wil hebben liggen’, aldus Ien en eerlijk gezegd ook wel een beetje aldus Lo. Tsja, iedereen is verder al onder de pannen voor de familievakantie, dus ….weinig keus.
’t Is nog niet zo ver. We zitten vandaag pas op de 25e april en waar hebben we het over: 15 juni da’s nog een end weg!

Jammer voor Wim, hij heeft uitgezaaide longkanker, zo blijkt. Mien en Wim zeggen gelijk af. Dan hebben Ien en Lo de caravan tot hun grote geluk toch gewoon weer voor hun eigen. Dat is sowieso toch lekkerder. Rielekster. Vinden ze allebei.

Lo vindt het vandaag zo fris. Zo’n koude noordenwind. Het voelt aan als 8 graden. Dan is het voor hem zo moeilijk voor te stellen dat het straks, in de tweede helft van juni, zo lekker kan zijn daar in Rockanje.


Lo en Ien zijn benieuwd, of ze zich ook zo fijn kunnen vermaken in Rockanje. Hun familie zit hier al honderd jaar met zo veel plezier. Van april tot en met oktober. Er wordt veel aan sport en spel gedaan, binnen en buiten, voor jong en oud. Mooie fiets- en wandeltochten kan je hier maken … èn we zitten pal op ’t strand.


’Trouwens’, oppert Lo,’ wat maken we ons druk Ien. We hoeven daar maar twee weken te zijn, dan is de familievakantie alweer voorbij’.


Nu Wim en Mien niet komen, blijven we maar met zijn zessen over. Ien vindt het ongepast om gezien de toestand van Wim nu nog feest te gaan vieren op de camping. ‘Respectloos zou dat wezen' volgens Ien. Die familievakantie wordt dan logischerwijs ook afgelast.

Maar ja, hij heeft al betaald voor de caravan, een rib uit zijn lijf. Daar wil Lo wèl iets van terugzien. Nou dat kon hij mooi vergeten. Hij moest het doen met kadobonnen voor volgend jaar.

Maar of er in 2025 nog sprake kan zijn van een familievakante, dat valt nog te bezien.

LUCIFERS.

Ik zie de bibliothecaresse op haar horloge kijken. Dat betekent dat de bieb zo dicht gaat en ik hier weg moet. Ik ben vandaag flink opgeschoten met mijn ‘Max Frisch- werkstuk’. Max Frisch, is een Duitse schrijver die het boek ‘Herr Biedermann und die Brandstifter’ schreef. Onder andere over dat boek gaat mijn werkstuk. Het boek is een symbolisch verhaal over de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland. Meneer Biedermann, een net burgermannetje, heeft gehoord dat er brandstichters in de stad zijn. De brandstichters verdienen volgens hem de doodstraf! Ondertussen komen er vreemde, onaangename mensen bij hem in huis. Hij laat ze gewoon hun gang gaan. Hij is beschaafd, stuurt ze niet weg. Hij wil mensen kunnen  vertrouwen. Vele ongenode gasten komen met blikken benzine het huis in van Biedermeier. Hij is zo onnozel om deze mensen met benzine lucifers te geven. De brandstichters steken dan het huis van Biedermann in de fik en successievelijk gaat het hele stadje in vlammen op.

Herr Biedermann und die Brandstifter’ bevat de boodschap, dat we niet altijd zomaar mensen blindelings moeten vertrouwen. Niet altijd door een roze bril moeten kijken. Niet naïef zijn. Niet alles geloven. Alert, kritisch zijn.

 

Een ander deel van dit werkstuk gaat over ‘lastige vragen’ van Max Frisch.

Ik kies er vier:

1. ’Zou je liever dood zijn, of liever nog een poosje leven als een gezond dier? Als welk dier dan?

Ik ga het liefst gewoon dood. Ik zou nog wel een paar jaartjes even willen leven als een gezonde ooievaar. Zo hoog op een paal met vrouw en kinderen om me heen. Zomaar wat rondvliegen, af en toe een baby ergens bezorgen, een paar kikkers uit de sloot halen en met m’n gezin oppeuzelen. Dat lijkt me wel wat.

2. ‘Beschouw je jezelf als een goede vriend?’

 Ja, ik ben een trouwe, zorgzame, attente, ideeënrijke,  behulpzame, gezellige en ondernemende                           vriend. Maar je moet me alleen niet boos maken!

3. ‘Wat zou je uitgevonden willen hebben?’

Een gitaar. Een laagdrempelige gitaar, waar ik zonder veelvuldig oefenen al snel leuke deuntjes op kan tokkelen. Een luchtgitaar misschien? Nee, die is al zo lang geleden uitgevonden.

4. ‘Zou je door een vrouw onderhouden willen worden? Door haar erfenis of door haar werk of waarom niet’.

Ik ben voor het naar draagkracht verdelen van de lasten. Uitsluitend uitgaande van het netto gezamenlijk  inkomen.

 

De bibliothecaresse maakt me er op attent dat het onderhand …

dinsdag 23 april 2024

KEERPUNT '97.

12e juli 1997. Een keerpunt in mijn leven. Mijn vriendin, Carola en ik zaten in een caravan vlakbij het Franse stadje Avignon. Ik was net bij zo’n gigantische supermarkt geweest. Had mijn boodschappenwagen volgeladen, want morgen ben ik jarig.


Ik ben in de buurt van Avignon voor het jaarlijkse theaterfestival. ’t Is bijna een hobby van me dat festival daar. Ben er een beetje aan verslaafd. Ik ga daar meestal alleen naar toe. Dan logeer ik bij Claude, ’n vriendin, die woont in het centrum van Avignon. Ook dit jaar ga ik daar weer.

Met een overvol boodschappenkarretje steek ik de tweebaansautoweg over naar de parkeerplaats. Nog geen drie stappen zet ik op die weg of van links komt een blauwe Peugeot aansjezen. Ik en mijn boodschappenwagentje worden gelanceerd.

Vijf meter verder land ik op het asfalt, met mijn hoofd op één centimeter van de trottoirrand. Ben even buiten bewustzijn. In het ziekenhuis hoor ik dat mijn rug gebroken is. Ik heb ook een hersenschudding en een schedelbasisfractuur.

Vanaf die dag is mijn leven veranderd. Van sommige veranderingen zeg je ’ja, kan ik me voorstellen’ Van andere echter denk je weer ‘hoe is het mogelijk’.

Met autorijden word ik angstig. Bang dat bij elke kruising, onverwachts en in volle vaart een voertuig voor me opduikt en we crashen. Ik verleen veel te veel en onnodig voorrang. Aan auto’s die van links komen, ja, zelfs, aan brommers en aan fietsers.

Met de snelheid in het verkeer krijg ik problemen. Ik word voorbij geraced met 120 … Op de Route du soleil durf ik nauwelijks 75 te gaan. Invoegen met die snelheid kan toch eigenlijk al niet meer. Supergevaarlijk. Ik veroorzaak op den duur zelfs een ongeluk door te ‘langzamer rijden’ Een motorrijder, die me wil inhalen, ziet niet direct ik zo langzaam ga. Merkt ’t te laat. Hij kan me nog maar net ontwijken door een wilde ruk aan zijn stuur te geven. Maar door die manoeuvre komt hij te vallen. Godzijdank overleeft de motorrijder het. Ik heb gelijk na dat drama mijn auto weggedaan en mijn rijbewijs verscheurd. Ben met Thallys naar huisgegaan.

Vòòr 12 juli 1997 gaf ik les. ‘Ging niet meer. Kon geen orde meer houden ... niet uit mijn woorden komen. Ik was nog te jong (53)om al te stoppen met werken. Na mijn revalidatie heb ik me laten omscholen tot financieel controller in de zorg. Ging daar mooi nog twee keer zoveel verdienen ook ... maar 't was ook best zwaar werk, vooral geestelijk.

In 2000, op mijn 50e krijg ik de diagnose bipolair, met tot op heden meer manie dan depressie. Ook dit is Keerpunt 1997. Zelfs de echtscheiding reken ik daar toe.

Keerpunt ’97 was ook het startpunt voor een ‘nieuw normaal’ met o.a.: wandelen, fietsen, vrijwilligerswerk, amateurtoneel, stand up comedy, medicatie, een leven als vrijgezel en opa.

BALANCEREN.

Het begint allemaal met de ondragelijke geur van uien. De geur van uien is  zo overweldigend. Plamuurt zowat mijn neus dicht. Ik ga met ‘Zomaar een Bakkie’, op bezoek bij Joop van der Koten, Voedselbankier bij Voedselbank Rotterdam BV.

Happend naar adem, opent Joop zijn voordeur. Hij wil het mij zo min mogelijk (liefst helemaal niet) over de Voedselbank praten, omdat hij daar zijn zak inmiddels meer dan vol van heeft. Tussen mij en Joop hangt een wat schimmig gebied. Uienmist.  De ui is bijna tastbaar. Maakt ook de vloer van Joop’s gangetje wat glibberig.  Gelukkig is er niks mis met mijn evenwicht.

Dat heb ik voornamelijk te danken  aan Annabelle. De gymjuf. Een keer in de week, op woensdagmorgen van 9 tot 10, ga ik met nog vijf dames naar gymclub ‘Annabelle’. Goeie oefeningen voor alle spiergroepen. Annabel vind balansoefeningen belangrijker. Daar besteedt ze echt veel tijd aan:  een evenwichtstoestel, om op te balanceren. Een plankje rechts, een plankje links. Op elk plankje  een voet. Dat valt om de donder nog niet mee. Nog geen seconde kan ik overeind blijven staan. Dat was me wat. Anderzijds valt het me mee dat na een halfjaar oefenen, ik maar liefst 20 seconden overeind kan blijven staan. Het zou nog een klein halfjaartje duren voor ik een paar minuten ‘met losse  handen’ mijn evenwicht kon houden.

Een uurt balanceren? Daar begint natuurlijk niemand aan. Een uurtje balanceren op plankjes. Waarom zou ik dat überhaupt doen? Misschien als er een prijs aan verbonden zou worden.  

Nou, dan weet ik ook bij lange leste nog niet of ik in het ‘ Voedselbank-gebeuren’ werkzaam wil blijven. Ik heb daar nu betaalde baan. Kan ook gratis meeëten, ja, sorry, ik váár immers appelen …. Mijn taak is regionaal ‘honger’ in kaart te gaan brengen. Alle vrouwen, mannen, kinderen onderzoeken. Ook zij, die niet hongerig zijn. Dieren doen er, qua honger, in dit stadium nog niet toe. Logisch, want er is dan ook nog  geen club die de belangen van dieren behartigt. Tot: 28 oktober 2002, want toen werd de Partij van de Dieren opgericht.

We dwalen af want uiteindelijk moet het hier gaan over bewegen … balanceren. Gaat dat eenmaal goed, dan kan er altijd nog even gedanst en gesjanst worden.

zondag 21 april 2024

IETS UIT HAAR VERLEDEN.

Ik zit in de saaie lerarenkamer, met bouwbehangetje, te praten met collega Maarten. Hij geeft scheikunde. Ik drama.

‘Da’s nogal wat anders, ja, scheikunde of drama.?’

‘Zeker. Mijn vrouw Lauri, heeft nog een paar jaar de drama-opleiding in Utrecht gedaan.

‘Lauri? … Utrecht?’

‘Ja, Lauri, Lauri Toop. Is mijn vrouw,’ zegt Maarten.  

‘Gestudeerd in Utrecht?’

‘Ja, Utrecht!’

‘Neeee … echt? Ik ben heel goed bevriend geweest met Lauri. Al jaren niet meer gezien. Ze bleef ook opeens zo maar weg van school. Wat is er gebeurd, Maarten?’

 ‘Zwanger ... abortus ... heel vervelende complicaties ... psychisch ook. Haar zwangerschap overvalt ons. Van een Utrechts vriendje, dacht zij.’

 

Er is personeelsfeestje in de aula. Voor het begin van het schooljaar.  Partners mogen mee feesten. Lauri  loopt alles en iedereen te pleasen, behalve mij. Als ik even gezellig met haar oude koeien uit de sloot denkt te  gaan halen, hoor ik een nors ‘fuck off man!’. Ze schiet gelijk weg  naar de toilet. Mijn vrouw kijkt me verbaasd aan: ‘Wat heb jij haar in ’s hemelsnaam aangedaan, Jos?’

 

Jaren later kom ik Lauri weer tegen bij het afscheidsfeestje van Riet. De rectrix van de school, waar ik dan  werk. Riet en Lauri kennen elkaar blijkbaar. Zitten geanimeerd te babbelen.  Ik ga naast haar zitten en als Riet weg is, zeg ik:

’Hallo, Lauri.’ Ze kijkt me aan. Staat, als door een wesp gestoken op en loopt naar Riet. Ze praten nerveus. Laurie gebaart druk. Riet kijkt naar mij. Lijkt te proberen haar te sussen. Lauri schudt driftig van ‘neen’ en vertrekt… maar waarom?

Volgens Riet confronteer ik haar met iets uit haar verleden. De laatste jaren doe ik maar alsof ik haar niet zie ... dat doet mij nog het minste pijn.

 

Vandaag wandel ik met mijn vriend Paul in het Froesenpark. Dáár zie ik haar wèèr. Tegen de zestig is ze nu. Loopt met een man. Begin vijftig. Kaal. Veel te klein voor haar. Hand in hand lopen ze met een meisje van een jaar of tien. Dat kan nooit van haar zijn.

‘Kèn jij die vrouw daar, Jos?  Ze loopt zo af en toe es om te kijken naar ons.

‘Ja, Paul, dat is Lauri’ … lang geleden ging ik een tijdje met haar om. Veel lol gehad samen.  Zij wil er alleen niks meer van weten … vraag me niet waarom. Moet je kijken hoe flink ze er de pas in zetten.     

zaterdag 20 april 2024

VERZONNEN.

 


‘Ik geloof er niets van. Dit verzin je’ . Met z’n sjaaltje veegde hij zijn mond en zijn neus af. ‘Ja’, zei hij, ‘ik lieg altijd. Ik maak de dingen mooier dan ze zijn’. Op die manier geniet ik meer van het leven. Het is beslist niet zo dat ik het doe voor ‘de ander’, hoe dichtbij of veraf die ook is.

Als ik een waardeloze voetbalwedstrijd gezien heb, vertel ik, in geuren en kleuren, hoe ik er van genoten heb. Het samenspel, de goals, het keeperswerk, de scheids, de grasmat, het publiek … mijn leven wordt er door verrijkt. Natuurlijk krijg ik wel eens de vraag: ’Hebben we wel dezelfde wedstrijd gezien?’ Maar natuurlijk, vriend, jij stond immers naast me, toen die bal in mijn gezicht geschoten werd’.

Ik ben een man, geïnteresseerd in kunst en cultuur. Ik reis de hele wereld over om de beroemdste kunstwerken in levende lijve te aanschouwen. Dit jaar ga ik nog naar Parijs voor de Mona Lisa, de Sacré Coeur en de Eiffeltoren.

Het beroemde zelfportret van Vincent van Gogh heb ik al van heel nabij gezien. Dat werk is trouwens 70 miljoen waard. Het hangt bij een particulier, ik mag niet verklappen waar. Bij Gods gratie laat de eigenaar me bij hem binnen om van Gogh ‘s laatste werk te bewonderen. 'Vincent, zonder baardje'. Gratis bewonderd. Leuke man trouwens die eigenaar. Een Rus, hoe bestaat het, hè? Ik heb nog een vorkje met hem mee geprikt en paar wodkaatjes achterover geslagen.

Het topwerk van Edward Munch: ‘de Schreeuw’, in de Nationale galerij in Oslo. Wat is het druk in dat museum. Voetje voor voetje schuifelen de museumbezoekers in de richting van het meesterwerk. Na anderhalf uur sta ik op een meter afstand van ‘de Schreeuw’. Het klamme zweet breekt me uit: 'Munch’ pure depressie en afgrijzen, worden mijn depressie en afgrijzen. Met moeite houd ik me staande in de massa. Maar dòòrlopen moet ik. Ik sta daar als aan de grond genageld.


Naar de bios ga ik ook veel en graag. Vooral Nederlandse films: grandioos. De laatste paar jaar word ik helemaal blij van die gezellige seniorenfilms. Ik mag ze wel senioren romcoms noemen: ‘Neem me mee’ met Jeroen Krabbé, René Soutendijk en Kees Hulst. Zeventig plussers maken een busreisje door Frankrijk. Kostelijk.
Minstens zo goed of misschien nog wel veel beter is de rolprent met Martin van Waardenburg en Lenie Breederveld in de hoofdrollen: ‘De terugreis’, een road movie, twee zeventigers: ... herinneringen, jarenlange liefde en acceptatie van veranderingen, die centraal staan. Kippenvel.


Geloof het of niet: ik geniet er nu nog steeds van, van al dat spannends, al dat moois. Herbeleef het keer op keer.

vrijdag 19 april 2024

ACHTERVOLGING.

Ik volg hem nu al een tijdje op mijn ouwe brik. Vijf minuten eerder dan ik is hij, op zijn fiets, van huis gegaan. Mijn moeder wilde wel eens weten wat hij uitspookte. Van maandag- tot en met donderdagavond was tie van negen tot elf uur de hort op. Weer of geen weer.

Maar in plaats van direct aan mijn vader te vragen, waar hij uithing, vraagt ze aan mij of ik hem eens wil volgen. Zo indirect gaat dat bij ons thuis nou meestal. Eigenlijk kan ze het natuurlijk niet maken om zoiets aan mij, haar zeventien jarige zoon, te vragen. Twijfel of ik het wel moest doe had ik gelijk al. Stiekem vond ik het. Ik had natuurlijk robuust: ‘O nee, daar begin ik niet aan,’ moeten zeggen. Maar ik kan geen ’neen’ zeggen. Zeker tegen mijn moeder niet. ‘Je bent een schat, lieverd, als je dat voor me doet’. Ze kust me op mijn bolletje. De twijfel die er nog was is dan helemaal weg.

Vijf minuten na m’n pa race ik met mijn fiets het tuinpad af, de straat in. Het was nog net licht genoeg om hem aan het einde van de grote straat linksaf te zien slaan. Als ik met deze snelheid door fiets, ben ik zo bij hem in de buurt. Moet natuurlijk wel goed uitkijken dat ik niet pal op zijn bagagedrager kom te zitten. Ook met de traag invallende duisternis kon ik mijn vader nog goed blijven volgen.

Wat is het toch een klein, tenger mannetje, die vader van me, tegen de wind in ploeterend, wie weet waar naar toe. Ik vind het een beetje koud, zelfs met mijn winterjack. Hij fietst in die dunne beige regenjas.

We fietsen een half uur. We belanden tot mijn verrassing  in Katendrecht. Rotterdams hoerenbuurt. Mijn moeder had al zo’n vermoeden. Op de trottoirs en van achter de ramen trekken dames de aandacht van op  seks beluste heren. Ook mijn vader lijkt vanaf zijn fiets zijn ogen uit te kijken. En daar blijft het wat hem betreft ook bij. Na een rondje Katendrecht trapt hij weer stevig op de pedalen op weg naar moeder de vrouw.  

Tijdens de rondgang om de hoerenbuurt werd mijn aandacht getrokken door een mooie, sappige, tamelijk jonge dame. Ze lachte en zwaaide aanlokkelijk naar mij. Ik was meteen verkocht. Kon nu wederom geen ‘neen’ zeggen. Voor het geld van mijn krantenwijk, vijfentwintig gulden, gaf ze me mijn eerste en tot op heden lekkerste pijpbeurt. Toen ik thuiskwam lag mijn vader al keurig naast mijn moeder te ronken in zijn bed. M’n moeder was nog wakker, wenkte me: ’En?’

‘Helemaal prima mam’.