donderdag 18 april 2024

DRUK DAGJE.

     Ik zet de televisie uit. Kijk normaal eigenlijk alleen maar naar Lubach. Even tot hier. Dit was de Week.             Het NOS- journaal en Nederlands topvoetbal. Dat is meer dan genoeg.

Totaal per ongeluk was ik terecht gekomen ‘Op 1’. Het ging over discriminatie, racisme en een jonge D’66 politicus, die absoluut geen Fries kon zijn omdat hij zwart was. Althans volgens presentator Johan Derksen. Wat was die Johan als een kind zo blij met zóveel verontwaardigde aandacht voor zijn persoontje. Aan die ‘Op 1’- tafel zag ik in de gauwigheid nog wat ‘Bekende Nederlanders’ zitten die dolgraag hun eigen populariteit zaten te vergroten door Johan Derksen te verfoeien.
Ik vind zeker dat het tijd wordt dat Derksen veroordeeld wordt voor een jarenlange reeks van obscene, racistische, discriminerende aantijgingen op de vaderlandse televisie. Zo was er zijn ‘stoere ’verhaal over zijn penetratie van een vrouw met een kaars.
De opmerking over Akwasi: die zou een tot Zwarte Piet geverfde demonstrant zijn. Verder moeten volgens Johan ‘Homo’s niet zo kleinzerig doen: kom toch gewoon uit de kast!’
Politica Sylvana Simons werd door Derksen tot ‘aapje’ gekleineerd.
Misschien dat dergelijke taal in PVV-kringen wordt beschouwd: als ‘vrijheid van meningsuiting’. Voor mij kan het niet door de beugel.
In bed vind ik geen rust. Nog een beetje druk in mijn hoofd. Normaal ga ik ook niet zo vroeg ’leggen’. Het was een vermoeiende dag. Met twee vriendelijke, doch dodelijk vermoeiende Portugezen.
De een, Luis, is inmiddels een vriend van me. Hij woont al jaren in Nederland. Die ander is een vriend van Luis: Alfredo, uit Porto. Hij is tien dagen in Rotterdam. Luis vroeg me om een ‘rondje Rotterdam’ met ze te doen. Het is vandaag helaas verrot koud en nat maar ik heb ze toch wel wat puur Rotterdams kunnen laten zien: de Kubus-woningen, Café Timmer, Hotel New York, de Hoerenloper en Katendrecht.
Dan een kleine pauze. De twee Portugezen en ik, die ene Rotterdammer lunchen bij de Turk met een lekkere ,doch iets te zoute, kapsalon.
Verder met de tour de Rotterdam: de Markthal, de Zwaan, de Hef, de cruise-terminal, waar toevallig een gigantisch cruise-schip ligt en de Feijenoord-shop.
Voor mij als Rotterdammer allemaal de normaalste dingen van de wereld maar voor Luis en Alfredo is het ondanks het pleurisweer een unieke ervaring. We sluiten de tour af met een paar lekkere biertjes in het eetcafé in het winkelcentrum Lage Land.
Leuk
Opmerking plaatsen
Delen
 
Gedeeld met Je vrienden
Vrienden

woensdag 17 april 2024

HAATGEVOELENS.

‘Ik haat niemand. Er is geen ruimte voor rancune in mijn geest’. Dat riep ik met mijn door alcohol benevelde brein naar mijn broer Tim, een racist pur sang. Hij en zijn vriendin gingen als laatsten bij mij de deur uit. Mijn vrouw Carola en ik bleven samen achter.  Het was een gezellige verjaardag.  Zeventig ben ik nu. Leuk! Eindelijk weer eens paar broers en zussen gezien, die ik lang niet gezien had.

Ik riep dat nou wel, over die haat en rancune maar daar klopt natuurlijk geen flikker van. Ik had het nog niet gezegd of ik zag die rotkop van Poetin voor me, de oorlogsmisdadiger die verantwoordelijk is voor duizenden onschuldige slachtoffers (ook talloze kinderen) in Oekraïne. Net als trouwen die Jood Netanyahu, die mensen vermoordt en infra structuur vernietigt in de Gazastrook. Ik kan hun bloed wel drinken.

Dichterbij huis voel ik haat en rancune bij onze ultra-rechtse politici Baudet en Wilders. Die haat, verderf en verdeeldheid zaaien onder de Nederlandse bevolking. Door racisme, discriminatie en laaghartige pesterijen. Het zou goed zijn niet alleen die ultra-rechtse ideeën in de ijskast te zetten maar  die politici zelf ook. Freeze Baudet. Freeze Wilders.

Er zijn ook diep gewortelde haatgevoelens die je van huis uit meekrijgt. Zo kreeg ik van mijn moeder de moffenhaat mee. Ze had honger geleden in de oorlog. Daardoor moest ik van haar altijd mijn bord leeg eten, ook al was het eten niet te vreten. ‘Ik kan wel zien dat je de oorlog niet hebt meegemaakt, jongen’, kijfde ze.  Van mijn vaderskant haatte ik de Jappen (Japanners). Mijn vader zat van zijn negende tot zijn veertiende in een concentratiekamp (Jappenkamp). Vreselijk sadistisch. Hij werd een dag lang aan één arm, in een boom opgehangen, omdat hij, een jochie van tien, een Japanse soldaat niet gegroet had. Vlak voor zijn neus werd een vriendje van hem gefusilleerd, omdat hij  een kip achterover had gedrukt, omdat hij stierf van de honger.

Nog dichterbij maar dan nog weer heel anders ontstaat haat tegen de man, die de huishuur bij mijn moeder komt innen. Mijn moeder moet in de zestiger jaren elke maand twee honderd gulden huur betalen. Alleen door maar een paar keer per week warm te eten en haar kinderen altijd in ‘krijgertjes’ te laten lopen, zou het mijn moeder misschien wel eens kunnen lukken, het hele bedrag van de huur aan het eind van de maand over te houden. Gegarandeerd wàs dat nooit.

De man, die de huur komt innen belt voor de tweede keer aan … wij zitten met zijn achten stilletjes in de grote slaapkamer …de huurman slaakt een diepe zucht, schudt meewarig zijn hoofd en loopt een deurtje verder.

dinsdag 16 april 2024

MIJN OUDSTE BROER.

Mijn oudste broer.

Mijn oudste broer Martin is 363 dagen jonger dan ik. Hij is wat je noemt: ‘niet goed’. Eten en drinken gaan bij hem razendsnel. Zijn motoriek is slecht. Hij hoort prima, ziet heel slecht. Zwijgen kan hij niet en hij is beresterk. Martin functioneert tot zijn dood op het niveau van een anderhalf jarige. Vrolijk, onbekommerd en onbesuisd gaat hij door het leven.

Mijn moeder  vertelde me dat hij het presteerde, om mij, ik was net drie, een zwieper te geven tegen onze kokendhete  potkachel aan.  Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken van de eerstegraads brandwond te zien. Een souvenir uit een periode waarvan ik me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.

Martin is een woeste. Ik ben drie en een half. Mag mijn moeder helpen met ramen zemen. Martin kruipt rond in de kamer. Ma pakt spons, wisser, zeem, water en spiritus voor me. Ze zet een stoel voor het raam en tilt me er op. Zó kan ik bij het raam.  Ik ben een minuut aan het zemen of ik voel handjes aan mijn enkels. Martin … trekt me van die stoel. Met mijn kin, tong tussen mijn tanden, land ik op het kozijn. Ik stik zowat in het bloed. Bijna beet ik een stukje van mijn tong af. ‘t Kon niet gehecht worden. Dat stukje zit nu, 71 jaar later, nog steeds los.    

Al snel wordt duidelijk dat Martin een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. Kort na dat ongelukje met mij krijgt hij ‘levenslang’ in een katholiek tehuis voor geestelijk gehandicapten. Iets wat ik vele jaren later pas te horen krijg.

Martin was opeens verdwenen uit mijn leven.  Mijn hele bewuste leven mis ik hem al.  Een één jaar jonger broertje dat ‘wèl goed’ is. Wij waren vast goeie maatjes  geworden.

maandag 15 april 2024

GROOT GEKARTELD BROODMES.

Uiteindelijk doet hij het toch wèèr. Sta ik geheel toevallig een boterhammetje (met jam) te eten voor m'n keukenraam, loopt buurman Lodema zijn hond uit te laten. Op zijn dooie akkertje laat hij zijn hondje hier en daar een beetje piesen. Tiepies een reu. Lodema heeft geduld. Dat heb je ook wel nodig. Waar het maar enigszins kan wil die een spoortje achter laten. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, slaat mijn buurman het pad in naar de voetbalkooi. Bal noch voetbalschoenen heeft hij bij zich. Hij doet de deur naar de voetbalkooi open. Sluit de deur en maakt de riem van zijn hond los. Lodema geeft z’n hond dan een tik op zijn gat, waarna het dier het op een rennen zet. Niet voor lang. In het strafschopgebied aan de overkant staat hij abrupt stil, draait wat met zijn kont heen en weer en gaat een drol zitten draaien. Dolblij dat hij die kwijt is, stuift hij in volle vaart op zijn baasje af. Die staat een sjekkie te draaien. De herder staat ongeduldig vlak voor zijn baasje heen en weer te springen en luidruchtig te keffen. Als Lodema zijn sjekkie opgestoken heeft pakt hij een tennisbal uit zijn jaszak en gooit die naar de rechtercornervlag. Daar zat de hond blijkbaar op te wachten. In no-time ligt het tennisballetje weer voor de voeten van mijn buurman. Aan het gespring en gekef komt geen end.

Terwijl ik dat zo vanuit mijn keukentje sta te bekijken, begint mijn bloed milliliter voor milliliter te koken. Ik zet mijn pet op, doe mij vest, pantoffels en schoenen aan. Steek een groot gekarteld broodmes in mijn binnenzak en scheur een boterhamzakje van de rol in de keukenla. Ik pak mijn sleutels en neem voor de verandering eens de lift.
Lodema staat nog te spelen met zijn trouwe viervoeter. Hij ziet me aankomen en zwaait me toe: ‘Weertje, hè buurman?’ ‘Ja, zeker, weertje!’


Het is nu belangrijk dat ik niks verkeerd zeg. Dat kan alles verpesten.


‘Ik heb je al eens eerder gezegd, beste man, dat hier kinderen op voetballen. Onder andere mijn kleinkinderen, je eigen kleinkinderen en nog vele anderen. Jij gaat hier speciaal met je hond naar toe om hem te laten kakken. Het ergste is nog dat je z’n troep niet eens opruimt. Knoop goed in je oren wat ik nu zeg, Lodema: kom hier nóóit meer met dat beest van je en ruim zijn rotzooi op. En wel onmiddellijk. Ik pak uit mijn vestzakje het boterhamzakje en geef het aan hem. Go!'. Uit mijn binnenzak pak ik het grote gekartelde broodmes: ‘Hier Lodema, dat had ik gisteren van je vrouw geleend. Zou het vandaag terug geven.’

zondag 14 april 2024

PLATTE AARDE

 Hij was nog maar net in zijn kamer of die wordt haastig dichtgeduwd, vergrendeld en op slot gedaan. Nu was hij niet bepaald gewend om daar poeslief behandeld te worden. Maar zoals het vandaag gaat is het ook weer overdreven. Van het hoe en waarom hij daar nou precies terecht gekomen is, heeft hij geen flauw idee. Ook niet hoe lang hij daar nu al weer vastzit. Nee, niet op een stoel … op de betonnen vloer. De mannen die hier hun werk doen weten het waarschijnlijk ook niet waarom ik hier zit. Elke dag komen er weer andere mannen me ophalen uit mijn kamer. Dan praten ze eerst gezellig met me over koetjes en kalfjes. Dan laten ze me eerst een foto zien. Vervolgens vragen ze of ik de persoon op die foto herken. Één keer heb ik iemand herkend. Mijn eigen broer Ollie, die overigens al jarenlang spoorloos is. In de Panorama heeft hij kort voor zijn verdwijning een interview gegeven over ‘de platte aarde’. Daar is Ollie namelijk van overtuigd dat de aarde plat is. Hij is er zelfs zó zeker van dat hij besloot naar het ultieme randje van de aarde te lopen. In het uiterste noorden van Antartica. En daar dan gewoon stomweg doorlopen. Dat heeft Ollie dus gedaan en is sindsdien spoorloos.


Moderne complotdenkers zijn van mening dat ie aan de onderkant van de aarde met de omgekeerde zwaartekracht weer door kan lopen naar het uiterste zuiden van de Zuidpool.

Maar nu keer komen ze weer aan met een foto waar ik geen enkel beeld bij heb. Als ze dat nou eens zouden geloven, was ik snel weer klaar. Maar altijd blijven ze maar doorvragen. Naar de leeftijd van de man op de foto. De kleur van het colbertje. Het haar van de man. Zijn eigen kleur? Zijn ogen? Blauw? of heeft hij kleurlenzen. Het is voor Ollie onmogelijk om al die vragen naar de zin van de mannen te beantwoorden. Want dat is waar ze op uit zijn. En wat er dan gebeurt is maar afwachten.

Het zou kunnen zijn dat strakkies iedereen hier zich op hem gaat storten. Of ... dat vandaag zijn moeder en zijn zus hier niet mogen komen meeëten. Dat zou hij op zich nog wel billijken, omdat ze beiden toch maar op mini-porties staan. Een keertje overslaan kan geen kwaad. Bovendien: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.

zaterdag 13 april 2024

NAVELBREUK.

Mijn nicht Jobje (32)ligt in het ziekenhuis. Niks ernstig, hoor maar ze moest toch even opgenomen worden. Een navelbreuk. Krijg je meestal als je iets boven je macht tilt; iets wat eigenlijk te zwaar is voor je. Jobje heeft behoorlijk zwaar werk. Zeker voor een vrouw. Ze zit bij Heineken op de vrachtwagen. Ja, Heineken, die brouwerij van de rijkste vrouw van Nederland. Die vrouw met dat miljardenvermogen. Ze haalt  alles uit de kast om zo min mogelijk belasting te hoeven betalen in haar vaderland. Ik ga maar stoppen met Heineken drinken.

 

 Meestal zit Jobje met HansPeter (35)als bijrijder op zo’n vrachtwagen maar die middag dat haar navel brak stond ze er alleen voor.  ’s Morgens was HansPeter er nog, maar aan het begin van de middag belde zijn vrouw dat ze met een migraine-aanval op de bank lag. Hij moest  thuis komen voor de kinderen. Zal je net zien.  Moet Jobje diezelfde middag in Gorkum zo’n groot vat bier afleveren. Staat dat vat net niet genoeg in balans op haar steekwagen. Hij  beweegt een piepklein beetje naar rechts en … krak: navelbreuk. Het ongeluk in het kleine hoekje.

 

Maar goed, het leed is geleden. Ze mag vanmiddag al naar huis. Maar niet alleen. Ze moet opgehaald worden. Thomas, haar vader, komt haar ophalen. Jobje woont nog bij haar vader in huis. Al meer dan tien jaar probeert ze een sociale huurwoning te bemachtigen. Zij is de dupe van het slechte huurbeleid van de achtereenvolgende kabinetten Rutte. Hoewel  Jobje en Thomas het in dat huurhuis toch wel goed kunnen vinden met elkaar. Jobje’s moeder Hannelore (38), is nu bijna drie jaar geleden ingetrokken bij de buurman van twee deuren verder.  Jobje heeft toen meteen met haar gebroken.

 

Hannelore, is toevallig vandaag jarig. Er zit volop visite in de tuin. Veel gekakel en gelach. Hier wordt duidelijk gebarbecued.. Thomas’ woonkamer vult zich langzaam maar zeker met rook, de geur van rook, hamburger, ui en knoflook. Plotseling doet Thomas de tuindeur open en roept héél hard in de richting van de buren: ’Gatverredamme! Wat een teringstank zeg, die kutburgers!’ En dat schreeuwt hij zo een paar keer achter elkaar. Het valt daar verrassend stil.

 

Jobje moet er erg om lachen. Maar omdat er dan ook ineens veel rook de woonkamer in komt moet ze ook heel  veel hoesten. Dat doet weer  pijn aan haar pas geopereerde navel. Thomas kan kwalijk de navel van zijn dochter gaan zitten masseren. Daarom geeft hij  haar twee paracetamols en streelt hij haar over haar hand. Dat doet haar zichtbaar goed,

vrijdag 12 april 2024

STOLA.

Els (23), draagt een Lekker Dier t-shirt. Van die club voor het dierenwelzijn. Ze is bij de PVV-vrouwendag. Wat doet ze daar in godsnaam als Lekker Dier? Actie! Ze geeft een ‘PVV-ster met stola’ een rotzet. Rukt die peperdure, op beestachtige wijze verkregen stola van haar lijf en rent er mee weg.

Een klein aantal PVV-sters, waaronder de stola-eigenares zelf (een vriendinnetje  van Geert Wilders), rent achter haar aan. Ze gaan haar zeker inhalen.

Els weet precies wat ze met die stola gaat doen. Op de vuilnisbelt. Bak nummer 13. Afdeling kadavers. De bak is een meter of drie diep. Daar ligt die stola al. Tussen zijn dode kameraadjes: katten, honden, vogels, marmotten in alle soorten en maten. Een ondraaglijke stank stijgt op uit die bak. Voor kraaien en ratten is bak 13 dè voedselbank bij uitstek. Zelden heb ik zulke volgevreten vogels gezien. Zeer smakelijk hapjes daar. Een enkele vogel probeert een stukje boa weg te werken.  Geen kraak of smaak aan voor de kraai. Toch zeker al een tien jaar oud lijk die stola.

Vier achtervolgende PVV-dames grijpen Els vast. Ze gooien haar in bak 13. ‘Hierheen teruggooien die stola, linkse truttekop!’ krijsen ze.

Els ligt tussen de kadavers. Naast haar een uitgemergelde bouvier vol wriemelende maaien. Naast een dood paard, waar ratten flink aan trekken. Naast een platgetrapt parkietje. Haar arm ligt op een siamees. Onder haar enkel ligt een halve gebraden kip. De kraaien, door het dolle heen,  beschouwen Els als aangeschoten wild. Ze pikken op haar in. Zo veel kraaien! Els is een lekkernij.  Enkele kraaien pakken de stola op. Vliegen hem naar het crematorium. Een waardige laatste plek.

Els informeert Els haar club ‘Lekker Dier’ over haar benarde situatie. In een mum van tijd is er ondersteuning. Ze wordt uit bak 13 gehaald. De PVV-dames willen de benen nemen. Maar Lekker Dier heeft nog een appeltje met ze te schillen.

Een Lekker Dier zegt: ‘de PVV, jullie partij, heeft op 20 maart jongstleden nog TEGEN de Wet Dierenwelzijn gestemd. Diervijandige praktijken als varkensstaarten afknippen, kippensnavels afknippen, te weinig ‘leef’ruimte voor vee in de stallen. Het blijft lijden voor de dieren. Terwijl de PVV in 2021 nog, vòòr die wet had gestemd. De PVV had de kiezers ‘DierenWelzijn’ BELOOFD.  Één telefoontje tussen de BBB-Plas en Wilders was genoeg. De dieren zijn weer de klos.

Sta je dan mooi voor lul als PVV-stemmer en dierenvriend. Daar gaat het leven van ontelbare dieren. Hupsakee naar de verdommenis! Wat houdt die PVV als grootste partij nog over van het weggooiprogramma waarmee populistische kiezers op 22 november 2023 een rad voor ogen is gedraaid?

donderdag 11 april 2024

ZWARE VAN DE WEDUWE.

Ik hoop op een wending. Mijn bovenbuurman is afgekeurd voor alle werk. Zit de godganselijke dag thuis te roken. Shag. Zware van de Weduwe. Heeft overal (thuis)zorg voor. Ze hebben me eens verteld dat hij in zijn jeugd, bij een bokswedstrijd finalemento knock-out geslagen is door een volwasssen vent, ex-bokskampioen van Zuid-Holland. Voordien tenniste, honkbalde en voetbalde die jongen op een redelijk niveau. Een actief en veelbelovend mannetje wassie.

Momenteel is tie minder op sport … meer op cultuur. Vroege jazz, uit de States. Vooral jaren 50. De hele dag. Knoerdhard. Zijn hele dag duurt van halfelf in de morgen tot middernacht. Voor mij heeft het geen enkele zin om thuis naar ‘wat dan ook’ te luisteren. Ik ben wel eens naar boven gegaan om te vragen of het een beetje minder kon. ‘Geen probleem, ‘zei die. Met zijn zware stem bulderde hij makkelijk boven de muziek van Miles Davis of Bill Evens uit. Maar als die zachter gezette cd afgelopen is, zet hij Dave Brubeck op. Wèèr zo tering-hard!

Na een aantal maanden had ik een oplossing gevonden. Ik wilde toch ook me eigen muziek horen. Ging ik zo af en toe lekker in mijn auto zitten met mijn lievelings-cd’s. Goeie installatie gekocht voor in de auto. Bij extreme temperaturen was het soms afzien. Dat wel. Maar ik zat droog en op kou kan je je altijd kleden. Wat heb ik daar in mijn Mazda zitten genieten van mijn favorieten.  Stones en Pink Floyd enzo.

Begon mijn buurman, die godverdomme acht jaar jonger is dan ik, spulletjes aan mijn vrouw te vragen, die hij hard nodig had. Maar toevallig net niet in huis. Zoals bijvoorbeeld: een beetje koffiemelk. Een aardappel. Een ei. Een theezakje.  Eerst vond mijn vrouw het fijn dat ze hem kon helpen. Toen kwam hij met meer vragen. Zoals een halfje gesneden bruin of een rol wc-papier. Toen voelde ze toch wat irritatie komen opborrelen. De laatste weken vraagt hij haar ook of ze zijn broeken, t-shirts, sokken en ondergoed in haar wasmachine wil stoppen, omdat ze daar toch schoner worden dan in zijn eigen lauwe soppie.  Helemaal normaal vindt mijn vrouw dat niet. Maar ze zegt niet zo makkelijk ‘nee’.

Als ik na een middagje auto-music effe wil douchen, zie ik aan het kleine wasrekje in onze badkamer, vreemd wasgoed hangen. Ik duw mijn gezicht in het vreemde ondergoed. Hijgend van nijd, vloek ik: ‘Wel godverdomme! Zware van de weduwe!’   

woensdag 10 april 2024

PIPO.

Weet je, ik heb er genoeg van. Ik wil niet zo lang meer alleen met haar op haar kamertje zijn. Ze kreunt, snurkt, kwijlt en grient. Gilt het bij tijd en wijle uit van de pijn. Roept om haar vader of moeder die al meer dan honderd jaar dood zijn. Dan pakt ze mijn arm, trekt me naar zich toe, zoent me op mijn voorhoofd. Ik zit hier nu al meer dan een maand iedere dag een  paar uur in die kamer. Al die tijd heeft ze haar ogen nog niet open gehad, tenminste zolang ik hier naast haar zit. Misschien wil ze me wel niet zien ... dat zóú natuurlijk kunnen  maar dat geloof ik eigenlijk niet.  In werkelijkheid denk ik dat mijn moeder er helemaal geen benul van heeft wie naast haar zit.

Het verpleeghuis biedt mij, op proef, een half uurtje per week Pipo de ClinicClown aan op moeders kamer. Wordt vergoed door de zorgverzekeraar. Laat maar komen: beter wat dan niks. De eerste keer heb ik hem maar zijn gang laten gaan. Ma had toevallig net haar incontinentie-luier volgescheten. De stank was ondragelijk.  Die Pipo rook waarschijnlijk niks door die grote rooie neus op zijn gok. Mijn neusgaten stonden echter wagenwijd open voor die verstikkende strontlucht.  Een half uur danste en trommelde hij. Hij speelde met vingerpoppen, lachte aanstekelijk en goochelde wat. Hij zong de longen uit zijn lijf (oude kinderliedjes). Op en top vrolijkheid straalde hij uit toen het half uurtje precies voorbij was. Blij huppelend, luid zingend en enthousiast zwaaiend naar moeder,  verliet hij haar kamer. Geen wonder die uitbundigheid bij Pipo! Ten eerste kon hij die gore schijtstank ontvluchten  en ten tweede hoefde híjzelf moeder niet te verschonen. Want dat onsmakelijke klusje lag op mijn bordje sinds het nijpende personeelsgebrek in de zorg. Maar, alle gekheid op een stokje: ik deed het graag voor haar. Wat ze allemaal wel niet voor mij heeft gedaan! Ik voelde me echt superblij als ze er weer schoon bij lag en ze verder kon met al haar onbewuste belevenissen.

Een week later hoor  ik op de gang ‘Pipo-geluiden’ naderen. Ik sta op en ga de deur open doen. Daar in de deuropening staat Pipo. Ik zeg hem dat mijn moeder en ik het  verder wel zullen redden samen. Ook zonder zijn goede bedoelingen. Hij mag dit deurtje voortaan overslaan.

 Ik doe de deur dicht.  Ga weer naast haar bed zitten. Moeder trekt me aan mijn arm naar zich toe, geeft me een zoen op mijn schouder en grabbelt naar mijn hand. 

FLASHBACK.

Als ik als tiener een poosje van huis was geweest, riep mijn moeder tegenstrijdige gevoelens bij me op. Ze deed me gelukkig voelen, door tegen mij, mijn broertjes en zusjes te zeggen, dat ze zo blij was dat ik  weer terug  was.

Ik weet natuurlijk niet precies hoe ze was als ik er niet was. Misschien had ik het mis maar het leek mij, dat ze vooral die eerste dag dat ik weer thuis was, de hele tijd liep te stralen. Alsof ze ook tegen zichzèlf alsmaar zei dat ze zo blij was dat ik er weer was. Ze wreef veel en vaak in haar witte besproete  handen, alsof ze warm gewreven moesten worden.  Maar het was lang niet altijd koud als ze wreef, ook had ze het dan lekker naar haar zin.

Als ik nu, vele jaren na haar dood, aan haar terugdenk zie ik haar zitten in dat hoekje van de woonkamer, vòòr het raam naar de keuken. Naast de gaskachel. Van de televisie kon ze niks zien. Dat hoefde voor haar ook niet zo nodig. Ze luisterde wel naar de tv, als een soort radio. Want ze reageerde op liedjes van Rudi Carell, de Spelbrekers, op de grapjes van Snip en Snap  of op een dagsluiting van bisschop Bluyssen. Naar hem luisterde ze heel geconcentreerd, ook van die Bluys werd ze een beetje blij. Diep In haar hart was ze nog altijd heel fijn katholiek, héél diep …  bijna tè …

Op die eetstoel in de hoek van de woonkamer, zat ze tot een uur of tien ’s avonds nog allerlei klusjes te doen. Naaiklusjes (sokken, broeken, onderbroeken, maillots) meestal; soms ook papierwerk (invullen).  

De televisie stond met zijn beeldbuisje  altijd op mijn meestal zwaar ronkende vader gericht. Mijn vader was trouwens nóóit zo uitbundig blij als ik weer thuis was na een tijdje weg te zijn geweest. Het was nu ook weer niet zo, dat hij liever had dat ik weggebleven was.

Mijn moeder had het er vaak met mij en (later) ook met mijn op een na oudste zus over dat mijn vader in de Tweede Wereldoorlog in het Jappenkamp heel erg zwaar mishandeld is. Daarom kon hij ook niet weten hoe hij leuk en gezellig moest zijn bij zijn grote gezin. Dat valt natuurlijk ook nog eens niet mee als je vader bent van zo’n gezin met tien kinderen. Maar ik geloof dat dàt iets was, wat mijn moeder juist heel graag wilde: een groot gezin. En dat van dat Jappenkamp was  natuurlijk al zo lang geleden gebeurd. In 1942. Daar was nu helaas op korte termijn niks meer aan te veranderen.

maandag 8 april 2024

NIET LEUK.

Na zijn show liep ik linea recta naar hem toe. Hij stond luidkeels aandacht te vragen voor sokken met zijn naam er op. Tientallen lagen er op dat tafeltje vòòr hem. Met één armbeweging flikkerde ik zijn hele merchandising-troep van tafel.



Pissig was ik: ‘Nog nooit heb ik me zo diep, diep, diep zitten ergeren als tijdens jouw optreden. Dat je hier nog durft te gaan staan met die ‘klote sokken met je naam d’r op’. (Dat zei ik allemaal in het Engels!) Tot mijn genoegen kreeg ik van hen, die ook net uit de zaal kwamen schuifelen , een warm applausje (en niet alleen van de bijna dementerenden).


De acteur wilde me te lijf gaan. Ternauwernood kon hij in bedwang gehouden worden door enkele beveiligers. De ene ‘f*ck’ na de andere ‘f*ck’ klonk door de f*yer. Na zo’n tien minuten kalmeerde hij.


Over zichzelf oordeelde de 'acteur', dat hij goed gepresteerd had. Als hij op toneel om zijn eigen grapjes lachte, lachte het publiek, een stuk of honderd, spontaan mee. Als er iets mis ging in zijn armzalige jongleer-act (en er ging echt véél mis) was er geen boegeroep te horen maar kreeg hij het voordeel van de twijfel: ‘aaaaach’. Als hij dan weer verontschuldigend glimlachte naar de zaal, lachte een klein beetje mensen ook wel weer mee. Sommigen applaudisseerden in ’s hemelsnaam maar, heel zachtjes.


Trots vertelde die krotenkoker ons nog, dat hij al 13(!) jaar in Nederland woonde, studeerde, werkte … en nog geen woord Nederlands …..werkelijk … nog geen woord sprak. Van zijn mobiel las hij een voor hemzelf totaal onbegrijpelijke Nederlandse tekst voor. Die ging over de content van zijn show. Zijn regisseur had die tekst geschreven. Toppunt van deze lulligheid was, dat zo halverwege ‘per ongeluk expres’ het verdwaalde zinnetje: ‘ik heb een dikke uitpuilbuik’ in die tekst gepropt was. Grapje van de regisseur.Er was een jong ventje in de zaal, dat niet meer bij kwam van de uitpuilbuikl- ‘vondst’. Enkelen van de al tegen de dementie aanlopende toeschouwers keken wat verdoold in het rond. Werden ze nu wel of niet in het ootje genomen. Was het om te lachen en toch leuk? Enkelen besloten zomaar, tot een zuinig lachje. De meerderheid van het publiek kiest voor: dit was niet om te lachen en dus niet leuk.


De acteur was klaar. Het ventje dat zo’n lol had in dat uitpuilbuikje, huppelde zingend langs de zelfbenoemde artiest naar de uitgang: ‘hij heeft een uitpuilbuikje, ha, ha, ha’, ‘hij heeft een uitpuilbuikje, ha, ha’. Dat kon het niet bepaald verwende publiek toch wel weer amuseren.

Zijn naam? Albert Dusan uit Newcastle. Um zu kotzen.

zondag 7 april 2024

INCONTINENTIE-MATERIAAL.

Ik sta om een uur of tien uit mijn keukenraam te kijken. Zie ik opeens een knul naar zo’n geel-rood DHL pakketpost bestelbusje rennen. Hij is alleen in zijn boxer-short. De DHL-man heeft kennelijk de autosleuteltjes in het busje laten zitten. Want die knul sjeest in no time op vijftig onze straat uit. Lullig wel, voor de mensen die er speciaal voor thuis gebleven zijn … voor zo’n pakketje. Wat die knul niet weet is dat onze straat daar uitkomt op een fietspad. Hij zal dus weldra op zo’n ‘rood-witte paal in het wegdek’ knallen als ie niet goed uit zijn doppen kijkt. Maar hij stuurt de bus bijtijds het trottoir op. Waar die verder heen gaat kan ik niet zien. Het is die kant op overal ellende. File, file, file, ten gevolge van de werkzaamheden aan dat super viaduct bij de Hoofdweg. De aansluiting op de Rotte tunnel.



Van vier hoog zie ik, dat beneden die DHL’er enigszins verdwaasd, verbaasd en beteuterd onze straat staat te spotten. ‘Waar is mijn busje?’ Alsof hij door de vele dozen in onze flat, vergeten is waar hij precies zijn busje geparkeerd heeft. Twee grote dozen van flatbewoners, die niet thuis waren zet hij naast zich neer. De DHL’er gaat op een doos zitten maar die is daar niet tegen bestand. ’t Is een wel héél erge ‘obesitastische’ DHL-man. De doos zakt in, scheurt open: tientallen senioren luiers schuiven het trottoir op. Ik besloot toch maar even naar die dikke DHL’er beneden te gaan.


Krap drie minuten later, ik was net beneden, kwam die DHL-bus de andere kant de straat weer ingesjeesd. De bus werd half op het trottoir geparkeerd. De knul sprong er heel soepeltjes uit. Nog steeds in zijn boxershort. ‘Sorry hoor,’ roept hij ,’ verkeerde busje’. Even soepeltjes sprong hij weer in zijn blauwe Undermeister-bus.


Ik schiet de obesitas man aan: ‘DHL zou vanochtend een pakket bij me bezorgen, zo rond half elf. Dat komt dan zeker straks nog?’

‘ Hoe is uw naam?
‘Jos Mastwijk’.

‘Ik heb net bij u aangebeld, meneer Mastwijk, maar u reageerde niet. Dit hier is voor u.’. En hij wijst naar de uit de doos ontsnapte senioren-luiers.


De DHL man moest weer snel door. Ik had mijn handen vol aan mijn honderd luiers. Zou je denken dat iemand uit de flat me zou komen helpen?

zaterdag 6 april 2024

ETTERBAK.

Van de onderwijzers, die ik op de lagere school had, was er één een uitgesproken etterbak ... één lag voortdurend met zichzelf overhoop en met die anderen heb ik geluk gehad, die waren vriendelijk, leuk en gezellig.


Ik zat op een katholieke lagere school. De Sint-Nicolaasschool. In alle klaslokalen was boven de ingang een kruis aan de muur gespijkerd. Daar hing Jezus aan dood te bloeden.


De lagere school uit ‘mijn’ tijd, bestond uit zes klassen. De meester van de eerste klas heette Paul van der Broek. Toentertijd mochten we de meester nog niet bij hun voornaam noemen. Dat ‘bij de voornaam noemen’ van de onderwijzers kwam er pas halverwege de zeventigerjaren.


Meester Lansbergen was een fijne onderwijzer. Hij was bijna een vriend van ons. Over hem later meer. Meester Hogenveer daarentegen was een duivel. Twee tot drie maal per dag bad hij vroom en gedwee tot zijn lieve heertje. Maar als hij voor de klas stond, greep hij zijn kans. Door zijn sadistische gesar heeft hij me getraumatiseerd. Zo liet Hogenveer geen kans voorbij gaan om mij ten overstaan van de klas voor lul te zetten: ‘Hij wordt zo rood als een boei.’ Jongens! Willen jullie weten wat dat gezegde betekent? Simpel! Dan moeten jullie nu naar Jos kijken.’ Ik ging door de grond. De klas kwam niet meer bij.
Als elfjarige was ik verliefd op een leuk meisje. Dat was het serpent Hogenveer ter ore gekomen. Voor de hele klas vroeg hij zich proestend af hoe zo’n oerlelijkerd als Jos, het in zijn hoofd durfde te halen om naar meisjes te lonken.


Sindsdien bad ik dagelijks op mijn blote knietjes tot God de Almachtige Heer dat Hogenveer op langdurige en liefst ondragelijke wijze aan zijn eind zou komen.


Meester Lansbergen was van de derde. Hij heeft me gemotiveerd om goed m’n best te doen op school. Nieuwsgierig te zijn. Veel te lezen. Hij las het razend spannende boek Fulco de Minstreel voor (geschreven door C. Joh. Kievit). Heel suggestief deed hij dat. Met goede intonatie en passende stemmen bij verschillende figuren. Geweldige onderwijzer.


Jaren later las ik in de wijkkrant, over een ongelukje. Bij een lichte explosie in een buurthuis had een medewerker eerstegraads brandwonden in het gezicht opgelopen. Hij had het zicht in beide ogen verloren. Vreselijk vond ik het. Totdat ik hoorde dat het bericht over Hogenveer ging. Yessss! Mijn gebed was verhoord!

vrijdag 5 april 2024

ONZE TROUWDAG.

Het is een weldaad hier in Buitenhoorne. Vijf april 1970 was onze trouwdag. Februari 1969 leerden we elkaar kennen. Het was voor ons beiden liefde op het eerste gezicht. Twintigers waren we nog.



Zo af en toe vieren we onze trouwdag met z'n tweetjes. Ergens waar niemand ons kan vinden. In dit geval dus in Buitenhoorne, in het noorden van de provincie Drenthe, dicht tegen Groningen aan. Als dit stukje gelezen wordt, zijn we al lang en breed weer thuis. Zeventigers zijn we nu al weer.


We vieren onze 54e (!) trouwdag , in een warme, ruime doch ideeënarme hotelkamer. We willen daar samen zijn in stilte. Ons stemgeluid zal er niet te horen zijn. Neen, uitsluitend de klanken van onze lievelingsmuziek. Verder gaan we genieten van de geuren en smaken van ons lievelingseten en drinken. Een gezonde wandeling, zal deze dag vanzelfsprekend ook niet ontbreken.
Daar starten we de dag ook mee. Zo vroeg op de dag is dat voor ons nog geen probleem.


Als we die ochtend voor het eerst de deur van onze hotelkamer openen, klinkt het zinnenprikkelende intro van ‘A whiter shade of pale’ van Procul Harum. We kijken elkaar aan, glimlachen en voelen ons gelijk weer zestien. We zoenen elkaar op de mond, omhelzen elkaar en dansen, slow, neen … we slijpen … heel intens ...


‘When we called out for another drink,
‘The waiter brought a tray’


We kussen elkaar nog eens … en gearmd lopen we naar de tafel met de kostelijke brunch: koffie, lekkere broodjes, croissants, sapjes, vers fruit, eitjes (ook gepocheerde), allerlei kaasjes ….: ‘om je vingers bij af te likken’.


Na die verrukkelijke brunch moeten we allebei wat ‘uitbuiken’. Nare term ‘uitbuiken’ , bah, maar ’t is toch ook wel weer heel toepasselijk na iets te veel van al dat lekkers gegeten te hebben. Ik vergezel vervolgens haar naar de groene canapé, kus haar op haar hand, zij aait me over mijn hoofd en ik loop naar mijn canapé, de gele. De ‘Sound of silence’ zwelt nu op in onze kamer.


‘The vision that was planted in my brain, still remain,
Within the sound of silence.’


Het uitbuiken loopt uit op een middagdutje, dat zowat duurt tot aan de copieuze maaltijd, die ons dan wordt voorgezet: Boeuf Bouruignon met de onovertroffen wijn: Saint Émilion. Tijdens het diner wordt de muziek van onze favoriete band Pink Floyd ten gehore gebracht: ‘Atom Heart Mother’. Geweldige symphonische rock. Pure klasse. Zonder woorden.


We bestellen nog twee flessen Saint Émilion. Genieten volop tot in de kleine uurtjes, van de wijn, de kaasjes, de muziek en ... elkaar. De volgende ochtend ontwaken we veel te laat maar zó vitaal, opgewekt en ontspannen, in ons 55e huwelijksjaar!

donderdag 4 april 2024

VERDOMMENIS.

Ik ben op de markt. Het is druk. Wacht op mijn beurt. De groentevrouw praat met een knul, die aan de beurt is. Ik ben zó.



Familie van elkaar, die twee, denk ik. Ze hebben het over ome Koos en tante Riek. Dat ze zo gelachen hebben ...vooral om ome Koos …. en dat ze zo’n geluk hadden met het weer.


Ik heb alleen pastinaken en blauwe druiven zonder pit nodig. Een kleine Marokkaanse baardmans is helaas nog vóór mij aan de beurt. Hij heeft al twee keer staan ‘namaak kuchen’ , zonder resultaat.


Ik dacht dat die knakker klaar was … moet ie ook nog tien ‘van die sinaasappelen hebben met zo’n tuutje van boven'. Ik zie ze hier niet leggen’. ‘Tuutje van onderen, zal je bedoelen, schat. Mineola’s! Ze liggen hier vlak voor je snufferd, Youry … tuutje naar beneden. Zie je? Tien doen of vijftien.‘ Hij houdt het op tien. Youry pakt zijn boodschappen in.


Die kleine baardmans is hem gesmeerd. Na zijn ‘gekuch’ stak hij nog wel twee keer zijn hand op. Heel bescheiden stamelde hij nog ‘mievrouw’ ....maar ze zag hem niet staan ... hij schudde zijn hoofd, haalde zijn schouders op en schuifelde weg.


Wie kan ik helpen?


‘Mij. Doe maar een kilo pastinaken’.
Terwijl ze mij helpt, blijft ze kletsen met Youry.
’Ik heb ome Koos na afloop van de barbecue ingepeperd, dat Ik zijn kwetsende gedrag niet meer pik. Naar niemand toe niet. Je komt er bij mij nooit meer in als je vrouwen ‘kutwijven’, Marokkanen ‘geitenneukers’ en homo’s ‘strontneukers blijft noemen’.


‘Verder nog iets, mevrouw?’ ‘Ja, een kilo blauwe druiven zonder pit.’

‘Koos dacht eerst dat ik een grapje maakte. Hij heeft echt een bord voor zijn kop’. Nou, dag Youry. Doe de groeten aan je moeder.’
‘Ja. Dag tante Aaf’.


‘Anders nog iets, mevrouw?’ ‘Neen, meer niet’. ‘Dat is dan zes euro vijftig.’

Naadloos richt die groentevrouw zich dan ineens heel persoonlijk tot mij:
‘Sinds die Wilders met z’n PVV hier de grootste is geworden denken de Hollanders maar, dat ze iedereen maar raak kunnen beledigen, pesten of uitschelden. Straks gaat dat zooitje hier gvd nog helemaal de dienst uitmaken ook’.


‘Tsja, mevrouwtje er zal toch echt iets moeten gebeuren hier in dit land, anders gaat Nederland naar de verdommenis. Fijne dag’.

TRUTJE TEN NAPEL

 ‘Geen complimenten over mijn schilderwerk!’ zegt ze op ‘Op 1’afwijzend tegen trutje ten Napel. ’Het is een door God gegeven talent. Hij (met een grote H) heeft het in mijn vingers getoverd. Ik kan ermee doen wat ik wil. Net zoals Johan Cruijff àlles kon doen met zijn voeten. Kijk maar eens naar een documentaire over het Wereldkampioenschap Voetbal van 1974. De hele wereld verlangt nog steeds naar zo’n voortreffelijke voetbaldirigent’.



Het schilderij dat ik in 1970 van mijn toenmalige vriend Jos maakte, was inderdaad een ongeëvenaard kunstwerk. Hij was natuurlijk lang zo knap niet als ik hem toen schilderde. Natuurlijk niet. Maar ik was dan ook strontverliefd op hem en mijn vingers maakten hem zo mooi als ik maar wilde. Ook die hoed, die hij van mij had gejat, de lul, gaf hem nog een extra zetje schoonheid.


Ik zit verveeld te kijken naar het altijd slappe gelul op ’Op 1’. Mijn ex praat met dat interessant doenerige trutje van ‘ten Napel’. Altijd steekt ze dat piepkleine stukje tong uit haar mond als ze een een stout of gemeen vraagje gaat stellen. ‘Heeft u inderdaad een relatie gehad met Willeke Alberti?’ Brrrr.


Haar vader, Evert ten Napel, zat vroeger bij Studio Sport. Vreselijke Klootzak! Op een gegeven moment zette ik het geluid van Evert altijd uit. Heel voorspelbaar wat hij deed. Net als zijn dochter trouwens. Ik weet alleen niet of hij óók zo’n stiekem klein stukje tong uit zijn gore bek liet hangen wanneer hij beweerde dat die spits van … Sparta, zeker had moeten scoren.

Wat ik 100 % procent zeker weet is dat die Evert zelf er geen ene reet van kon … van foebele. Zelfs een deuk in een pakkie boter schieten lukte hem niet.


Sorry, maar ik ken de onuitsprekelijke namen van die allochtone presentatrices van ‘Op 1’ niet uit mijn hoofd. Ik heb trouwens wel wat belangrijkers te doen dan die tongbrekers in mijn hoofd te prenten. Zij kwamen trutje ten Napel condoleren met de dood van Evert. Twee magistrale voetballers hadden ze bij ‘Op 1’ uitgenodigd voor die condoleance maar die weigerden te komen. Dat was Evert ook niet waard. Want hij is nooit bij machte geweest voetbaltalent op waarde te schatten.

Dat hij het foebele voor eeuwig met rust moge laten.

dinsdag 2 april 2024

ID-BEWIJS.

Ik trek mijn schouders op en kijk de handhavers niet-begrijpend aan. Ze houden me staande. Vragen me naar mijn identiteitsbewijs. Ik heb dat id verdomme altijd bij me maar uitgerekend vandaag niet! Shit! Zit in m’n andere jas. Kan toch gebeuren? Ik had de neiging om achter die laatste zin het woord ‘klootzak’ te zeggen maar hield me nog net op tijd in.



Of ik maar even mee wilde komen naar het bureau. Waarom? Ik kan toch net zo goed vanmiddag of morgenochtend even met dat id op het politiebureau langs komen? Een van die handhavers, een zwarte, ken ik ergens van. Hij wil me bij mijn hand pakken maar ik ruk me gelijk los en geef hem een zet. Komt die ander, een witte, gelijk in actie. Hem weer ik ook af en ga er vandoor.


Er is om versterking gevraagd. Met een surveillanceauto zitten ze achter me aan. Daar is niet tegen op te rennen. Ik word de auto ingetrokken. Geen ontkomen aan.


Met handboeien om zit ik te wachten. Op ’t verhoor. Waarom? Die zwarte handhaver kwam ik vorige week nog tegen. In burger was tie toen. Ik was op weg naar huis. Kwam van een concert. Was bijna thuis. Vijf minuten lopen nog. Ik moest zó ontzettend piesen. Deed het zowat in mijn broek. Op de Willem Alexanderlaan zocht ik een beschut plekkie. Zag wel iemand aankomen maar ik móést zó nodig. Zo halverwege mijn plas hoor ik achter me, boosaardig , verwijtend sissen: ‘vuile viezerik’ … ‘vuile viezerik’. Impulsief kijk ik om … midden in het gezicht van een kleine, breedgeschouderde Surinamer met bril en een grijs-zwart ringbaardje.
‘Nou zeg! Je zal zelf maar eens heel nodig moeten’.
‘Dan doe ik het thuis, gast! Een vuile viezerik. Dat ben je!’

Die witte handhaver, nu in burger, komt me halen. Daarbinnen zit die zwarte ook. Hij grijnst zijn gouden tanden bloot. Kijk aan: het duo ‘rot’ en ‘vervelend’.
‘U bent hier omdat u uw id niet kon tonen en omdat u zich verzet heeft. Tevens bent u door mijn collega, hier naast mij, op heterdaad betrapt op wildplassen.
Een bekeuring geven ze me: 200 euro. Belachelijk! Die ga ik echt niet betalen. Het komt nu goed van pas, dat ik me de personalia van mijn buurman annex kwelduivel, heb ingeprent: J.M. Zijn initialen, mijn initialen. Zelfs de maat schoen weet ik van die lul: 44. Laat hèm maar lekker voor die boete opdraaien.

maandag 1 april 2024

NU IS ZE WEG.

Wat jammer. Ze is weg. Ik zie niet elke dag alles wat er op mijn balkon (op twee hoog) gebeurt. Er hangt luxaflex voor mijn slaapkamerraam, dat uitkijkt op het balkon. Ik ben er bijna nooit. Òf het regent, òf het is koud òf het is er niet uit te houden van de hitte. Die paar keer per jaar dat er een lekker briesje staat, hang ik er neuriënd de was op.



Hoe ze er gekomen is, is me een raadsel. Op een dag stond ik zo maar even op het balkon. Getver! Ik zie een knalgrote vogelpoep. Dacht al dat ik wat had zien wegflitsen naar het balkon van Karina, mijn buurvrouw. Moet gezichtsbedrog geweest zijn.


Ik zet de potten op de reling van het balkon, waar de geraniums al jaren staan te pronken. Ik hoop dat ze ook dit jaar de ijsheiligen weerstaan. Eigenlijk ben ik wat te vroeg.


Dan hoor ik plotseling een vreemd geluid van binnen komen. Uit de keuken lijkt het. Naast een omgekieperd dessertbakje zit een magere kikvors driftig het op het aanrecht gekieperde water op te slurpen. Zij moet wel uitgedroogd wezen want ze blijft onverstoorbaar doorzuipen. Ook toen ik naast haar bij het keukenblok stond.
‘Zo, kikkertje, had jij zo’n dorst?’ zei ik op een zoetig toontje. Ze keek me aan, ook wat zoetig. Ze bleef gewoon zitten. ‘Je wilt zeker nog wel meer eten, kikkertje?’ Alleen weet ik bij god niet wat jullie, kikkers eten. Dat wordt dus googlen.


Wormen. Kikkers eten dus wormen. Nou, da’s nogal makkelijk. Beneden in onze binnentuin ... wormen zat. ’t Is een tam kikkertje. Ik zette haar met een schoteltje water weer op het balkon.


Ik zit, in het binnenterrein, op mijn knieën wormen te zoeken. Loopt een buurvrouw met haar nerveuze hondje langs. ‘Voor mijn kikker,’ zeg ik verontschuldigend. Dan vertelt die buurvrouw (toch bijna ten dode opgeschreven), dat ze vanmorgen een reiger zag over vliegen. ‘Ter hoogte van uw balkon. Hij liet hij iets vallen’, zei ze, ‘poep of wat anders’.


Allebei dus!


Ik zag dat mijn kikkertjes ruggetje beschadigd was. Een snijwondje. Niet bloederig. Eerder slijmerig. Kan ik haar helaas niet bij helpen. Pleisters, zalf, poeder? Bij een kikker? Ho maar! Moet uit zichzelf helen.


Ik verzorg haar zo goed als ik kan. Toch ging ze al na zeven dagen onrustig kwaken en springen op mijn balkon. Ze moest er duidelijk vandoor.


Ik zette haar in een hangpot. Wat water en wormen erbij. Bond een meterslang vliegertouw om die pot, aaide haar over haar glibberige bolletje en liet haar in die pot voorzichtig van mijn balkon zakken. ‘Dag lief kikkertje.’


De pot was nog nauwelijks geland of ze plonsde in het doorweekte gazon. Of ze nog wat te kwaken had kon ik niet meer horen.