zondag 31 maart 2024

HET TEHUIS.

Het begon met schelden tegen Annie, haar moeder, mijn vrouw. Later ging Sjanie met van alles lopen gooien en smijten. Het engste was, dat ze telkens viel ... epilepsie leek wel. De ene keer viel ze lelijker dan de andere keer. Eens brak ze haar neus en verloor drie tanden. Woedeaanvallen … uitsluitend als ik niet thuis was. Afreageren op Annie leek het. Als ik thuis kwam uit mijn werk liep ze nog te tieren. Rustig deed ik mijn jas uit en liep naar Sjanie toe. Ze bond gelijk in. Ik zei niks. Wees alleen maar in de richting van haar kamer. Zette grote ogen op. Achteruit liep ze en vlak voor haar kamer draaide ze zich vlug om, opende de deur en wilde die meteen op slot draaien. O nee! Met één grote stap was ik óók bij de deur. Hield hem open. Sjanie ging gelijk op haar bed liggen. Ik hoefde niks te zeggen. Bleef haar net zo lang aankijken tot ze rustig was.


Het was een patroon. Ik kon het nog wel aan maar voor Annie was het niet te doen. Zij raakte soms gewond door wat Sjanie door het huis smeet. Op een keer gooide ze onze fruitschaal hard naar Annie. Zat ze met een gebroken been. Toen hebben we eens goed met elkaar gepraat en besloten om haar uit huis te plaatsen … voor haar eigen bestwil. Zo’n beslissing doet natuurlijk pijn. Voor Annie, als moeder maar zeker ook voor mij, als stiefvader. Nooit heb ik onderscheid willen maken, omdat ze mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Katja altijd net zo behandelt als haar.
Met deze Pasen is het twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. In het begin gingen we elk weekend nog bij haar op bezoek. Achttien jaar geleden al kregen we te horen, dat we beter niet meer op bezoek konden komen. Volgens de groepsleiding daar, ging ze zowel vòòr als ná ons bezoek door 't lint. Gooien met van alles. Precies zoals ze zich destijds thuis ook gedroeg. ‘Kom voorlopig maar niet meer,’ zei de groepsleiding. Dat duurt nu achttien jaar. Afgelopen goede vrijdag had ik nog even naar het tehuis gebeld om te vragen of Sjanie een middagje bij mij langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds de dood van Annie, vier jaar terug. ‘Dat zal niet gaan,’ zeiden ze daar, ‘want ze is voor de Pasen een paar daagjes bij uw andere dochter Katja’.

Katja woont, bij wijze van spreken, bij mij om de hoek. Helaas ben ik daar ook niet meer welkom … vanwege haar jonge kinderen.

COMEDIAN

Het is kwart voor tien als ik vanochtend wakker word. Extreem laat voor mijn doen. Meestal sta ik tussen zeven en acht op. Ik heb dan ook geen wekker gezet voor vandaag. Dacht dat ik uit mezelf wel bijtijds wakker zou zijn voor de fysio. Niet dus. Half tien was de afspraak. Op mijn mobiel zie ik dat Stephanie, mijn fysiotherapeute gebeld heeft. Toen lag ik nog te pitten. Heb er niks van gehoord.

Moest mijn mobiel gisteravond op ‘stil’ zetten. En dat stond ie nog steeds. Ik was in Theater de Bakkerij, met Annemarie, Jan en Carla (Klup-vrienden). We waren bij de voorstelling: ’Heel Rotterdam lacht’. Acht super-beginnelingen, twintigers, kregen ieder acht minuten om te laten zien wat ze hun mars hadden als stand-up comedian. Voor de meesten was het hun eerste optreden. Het zaaltje was tot de nok gevuld. Zo’n tachtig toeschouwers, schat ik.


Voor sommigen was het niet alleen hun eerste optreden maar naar mijn stellige overtuiging ook hun laatste. Zo af en toe moest de artiest een notitieboekje tevoorschijn toveren worden om te kijken welke grap ook al weer gemaakt moest worden. Prima hoor, dat wisten we als publiek van te voren. We moesten onze verwachtingen niet al te hoog stellen. Dat zou alleen maar tot teleurstelling leiden maar ... helaas dat leidde er toch toe. Het deed me sterk denken aan ‘me eiguh’ fiasco.


Ik krijg het nog Spaans benauwd als ik er aan terugdenk. Ik zat op de toneelschool in Utrecht. Was begin twintig. Gaf me op om in zo’n klein theatertje te debuteren als comedian. Oh, wat voelde ik me beroerd, onzeker en mateloos eenzaam, toen ik daar tegen de vierde wand aan stond te kijken.

Herman van Veen zat ook in de zaal. Hij was meegekomen met Vera, een lief klasgenootje van me. Van mijn ‘repertoire’ weet ik me nog te herinneren, dat ik een grap had over ‘reclame voor wc-papier’. In die reclames, zo grapte ik, gaat het altijd over ‘zacht’, ‘geurig, en fleurig’ maar nooit en te nimmer over de relatie met 'onsmakelijkheden'. Nou, beste lezers, jullie zult wel snappen, ze braken daar de tent af. Óók had ik een nummer, waarin ik van mezelf een karikatuur maakte: smal, slap, bleek, verlegen en te klein geschapen. Daarna verbeeldde ik mijn stoere andere zelf. Wat was ik fier op mijn alter ego! Zijn gespierde, gebruinde sportschoolbody met zijn grote bek en zijn grote … .


Van Vera hoorde ik dat Herman van Veen zich rot gelachen had om mij. Vooral toen ik mijn onderbroek had laten zakken en hij zag hoe te klein die van mij precies geschapen was.


Fysio Stephanie belt me tegen twaalven nog: ‘Ik heb vanmiddag nog een gaatje voor je, om half twee. Laat me even weten of je komt, Jos’.

vrijdag 29 maart 2024

KOM MAAR OP!

We ontmoeten elkaar. Ik versier haar. We zitten allebei nog op school, ik op de toneelschool; zij op de kunstacademie. We kennen elkaar pas twee weken, als ze bij mij op bezoek komt in Utrecht. Mijn hospita ziet ons al aankomen. Die heks komt gelijk op hoge poten naar ons toe: we mogen niet in haar huis blijven slapen.


Tot laat in die avond zitten we te chillen, beetje blowen, beetje vrijen, beetje muziek luisteren … staat opeens die hysterica in mijn kamer. Als door een wesp gestoken krijst ze: ‘Weg wezen jullie!’ Terwijl die teef (shakend) hinderlijk in de weg staat, pak ik op mijn dooie gemak mijn spulletjes. Ze heeft nog een maand huur tegoed. Daar kan ze mooi naar fluiten.

Ik ben nu dakloos. Maar ik kan terecht in het grote kraakpand op het Wilhelminaplein. Een aantal klasgenoten van me zit daar. Zijn we altijd welkom. Er is een mooie kamer vrij. Midden in de kamer ligt een tweepersoonsmatras met een hagelwit hoeslaken.

We gaan eerst samen naar een heerlijk feest, dansen daar wild en worden dronken. Ik weet niet precies hoe zij zich voelt maar ik ben opgewonden. We kunnen niet van elkaar afblijven op weg naar het kraakpand, we maken grapjes, lachen, bijten, zoenen.

Shit! Ze gebruikt de pil niet. Was ik vergeten. Dzjiesus!! Het is al tegen middernacht … kom nou nergens meer aan condooms.

We hebben het alle twee nog nooit gedaan. Zowel opgewonden … vooral ik … als nerveus …, vooral zij. Zonder condoom wil ze er niet aan. Van een prikkelend voorspel kan geen sprake meer zijn. Ze pakt pen en papier en begint druk te rekenen. Voor mij valt er weinig te rekenen. De mijne is nu een stuk kleiner dan tien minuten geleden. Het rekenen heeft haar niet de zekerheid gegeven waar ze naar op zoek was. Haar eitje springt waarschijnlijk pas morgen … ze besluit het er maar op te wagen:

‘In godsnaam dan maar. Kom maar op!’

Hij staat toch snel weer overeind, dat wel, maar voor het lekkere en het mooie kom ik veel te vroeg. Zij helemaal niet.

Wèl zijn we nu alle twee in één keer ontmaagd. Dat kan alvast maar gebeurd zijn. Een bloedvlek, ter grootte van een pioenroos, zó ontiegelijk mooi rood, prijkt in het hagelwitte laken.

Ze kwam niet klaar … het deed pijn. Ook later nog. Blij zijn we niet. Hadden het beter kunnen laten. Een illusie armer, liggen we naast elkaar. Ik sla mijn arm om haar heen. Haar handpalmen liggen laag op haar buik. Ligt ze nog steeds te rekenen?

‘Je bent net als die andere mannen. Anticonceptie komt niet in je op, hè. Dat is iets voor vrouwen, toch?’

donderdag 28 maart 2024

DE VERREKIJKER.

’t Is zes uur. Lekker vroeg. Heb de hele avond nog voor me. Ik kom thuis, na het eten van een lekkere 'Hollandse pot'. Stamppot rooie kool met een iets te dikke maar verse worst en een mager schaaltje dubbelvla. Ik drink er altijd een alcoholvrij biertje bij. Voor zes euro vijfentwintig. Geen geld toch? Met mijn vriend Theo zit ik elke woensdag tussen vijf en zes in het buurthuis om de hoek te smikkelen. Volgens Theo zitten we dan aan tafel met een groep waarvan 95 % boven de zeventig, 80% vrouw en minimaal 70 % semi dement is. Wat een prima mix vormt voor een gezellig en soms heel verrassend uurtje.



Het schemert, ik doe expres geen licht aan. Dan denken ze aan de overkant dat ik nog niet thuis ben. In veel woningen daar hebben ze het licht al wel aan.
Zij nog niet. Meestal is zij al eerder thuis dan ik. Zo met het blote oog zie ik dat er, aan de overkant, wordt gecomputerd, tv gekeken, gedart, gedanst en gehoomtraind. Heel helder krijg ik het allemaal niet op mijn netvlies. Wat voor mij ook niet zo nodig is bij dat soort activiteiten. Waar het mij om gaat is dat ik hààr straks scherp in het vizier krijg. Ik pak mijn verrekijker voor de zekerheid alvast uit het tasje en leg hem voor me op het kozijn naast de Christusdoorn.


Plotseling flitst het licht in haar woonkamer aan. Ik pak snel de verrekijker. Heb haar gelijk scherp in beeld. Haar jasje en tasje heeft ze al uit. Haar haardonut doet ze af. Ze schudt haar haar los. Ze kleedt zich helemaal uit. Duwt een cd-tje in de cd-speler. Geeft haar salontafel een zet en gaat wild staan springen en swingen in haar woonkamer. Ze swingt en springt niet alleen, ze staat ook, voor mij onhoorbaar, te zingen. Ik krijg alleen haar gezicht niet scherp genoeg in beeld om te kunnen liplezen, wat ze nou precies aan het zingen is.


En ineens zie ik het toch. Ik tik op mijn mobiel een nummer in. Zij aan de overkant neemt op: 'Hallo?'.

'Ik weet het, Liesbeth,' zeg ik. 'Het is ‘My Generation’, ‘My generation’ van de Who.

'Hartstikke goed, Jos. 't Was inderdaad 'My generation'. The Who. Remember 1965!'

woensdag 27 maart 2024

UIT HET RAAM GEVALLEN

 Zijn glas wodka trilt tussen zijn handen. Zijn zoon David komt straks op tv. In het praatprogramma ‘Op 1’. Vanmorgen belde David hem al: ’Vanavond kijken hè, papa. Op NPO 1’.



Het programma start met het ‘peak news’ van de dag: ten eerste: de twee dochters van Vladimir Poetin, Maria (38)en Katerina (37) zijn heden morgen uit het raam ‘gevallen’ van een kamer op de eenentwintigste verdieping van het Okura Hotel in Amsterdam . Beide vrouwen hebben het er niet levend vanaf gebracht. Aan het einde van de middag bereikte ons het ‘diep treurige bericht’ dat de Russische dictator, kort na het horen van het voor hem zo treurige nieuws over zijn geliefde dochters, zelf tijdens een zes-gangen diner in Sint-Petersburg geheel onverwacht om het leven kwam na het drinken van een ‘gemixte’ wodka.


Het tweede ‘hot news‘ van de dag was de brutale verstoring door pro-Palestijnse activisten van het concert van de van oorsprong Joodse zangeres en ex songfestival winnares Lennie Kuhr in Waalwijk. Wat kan Lenny Kuhr er nou gvd aan doen, als Netanyanu, die Joodse president-oorlogsmisdadiger, het Palestijnse volk aan het uitroeien is. Dertig duizend Palestijnen zijn al uitgeroeid, waaronder 13.000 kinderen.


‘Hij zat zo boordevol muziek … Hij zong voor groot en klein publiek … Hij maakte blij, melancholiek … De troubadour ... de troubadour … la lalala … lala lalala … lalala …lalala….’ Meer dan 13.000 Palestijnse kinderen gedood … la …lalala …la… la.. l


Oeverloos werd er over geouwehoerd. Die grappige schooljuf uit Reeuwijk wist dit, die konijnenfokker uit Rotterdam wist weer dat … meer en beter eigenlijk nog dan die schooljuf ….een postbode uit Schin op Geul had weer iets grappigs meegemaakt en die bekende profvoetballer van Ajax, zei iets wat helemaal nergens op sloeg. Daar werd dan ook door iedereen hartelijk om gelachen. Soms wáren die onbelangrijke zaken ook kostelijk om over te lachen en toch ook leuk.

Behalve voor zijn zoon David dan. Die heeft eigenlijk nergens wat mee. Sowieso niet met oorlogsmisdaden. Zijn zoon was vòòr de uitzending, door de hoofdredacteur van ‘Op 1’ al gezegd dat hij pas helemaal aan het eind van de uitzending in beeld zou komen.
De uitzending zat er bijna op. Er wordt tenslotte nog een Socutera filmpje aangekondigd. Daarin ziet de kijker David, een nog redelijk goeie mongool, vrolijk buggy jumpen vanaf de Euromast.

‘Maak Buggy Jumpen Ook Voor Mongolen Mogelijk. Stort op Giro 567’ Zo Luidt de boodschap.


Woedend smijt Davids vader zijn glas met wodka aan diggelen tegen de radiator, naast zijn sta op stoel. Hij laat het er niet bij zitten!

dinsdag 26 maart 2024

GEEN VECHTSPORT.

Ik denk vaak, dat ik op een soort vechtsport had moeten gaan. Het komt nogal eens voor dat ik iemand hard voor zijn muil wil slaan. Soms omdat ik zelf bedreigd word. Soms om iemand te helpen die in het nauw gedreven wordt. Ik heb helaas te weinig zelfvertrouwen. Ook wanneer ik word aangevallen door kleine mannetjes, agressieve vrouwen of bijtgrage honden. In eerste instantie probeer ik altijd ‘problemen’ met woorden op te lossen. Daar ben ik beter in, denk ik dan. Maar mijn tegenstander voelt feilloos aan dat mijn gezwam een zwaktebod is en voordat ik door een linkse directe geveld word, neem ik meestal snel de benen. Ik had namelijk wel op ‘hardlopen’ gezeten. Ik loop de marathon in 4uur en 20 minuten. Geen slechte tijd. Tegenwoordig red ik het ook niet meer met weglopen. Ik kan niet meer hard.



Stel dat ik nu met mijn wandelclub de marathon zou gaan lopen, dan zou ik er zo’n zes uurtjes over doen. Ik denk wel dat ik dan als eerste op de Coolsingel zal finishen in 5.58.23. De andere elf wandelaars van de club hebben zich uiteindelijk in de bezemwagen naar de Coolsingel laten rijden en zitten enthousiast op het bordes van het stadhuis voor mij te applaudisseren. Wandelaar Rob, nog uitgeput van het lange wandelen, strompelt vanuit de bezemwagen naar me toe om me te feliciteren. Hij overhandigt me een schitterend boeket.


Opeens hoor ik iets vreemds. Een luid herhaaldelijk geroffel. Even niks en nog eens dat geroffel. ’t Geluid komt van boven. Van het stadhuis, lijkt wel. Ik ben blijkbaar niet de enige die het hoort. Rob hoort het ook. Hij kijkt tenminste in dezelfde richting als ik. De andere wandelaars zitten nog in de bezemwagen, met hun rug naar het stadhuis. Zij willen, hoe moe ze ook zijn, weten wat dat geroffel te betekenen heeft. Geef ze eens ongelijk! Stapvoets bewegen de wandelaars zich uit de bezemwagen naar de plek waar het geluid het best te horen is. Daar waar Rob en ik staan: bij de finish. Al enige tijd is het doodstil. Pas als alle wandelaars bij de finish staan klinkt het geroffel weer op. Veel harder nog wel dan eerst. Een adembenemend schouwspel: op het bordes van het stadhuis roffelen bonte spechten op een houten bord, speciaal voor ons, de klanken van: ‘You never walk alone.’


Het klinkt een beetje raar, maar we moeten dan toch allemaal een traantje weg pinken.

maandag 25 maart 2024

FAAS.

Tot half elf ben ik bij Ray, een maat van me. Zestig is hij. Een kleine driftkikker. Een ouwe zeebonk, met een lange grijze paardenstaart. Geboren in Liverpool. Voetbalgek, supporter van Sparta en Liverpool. Hij bleef in ‘the eighties’ in Rotterdam hangen. Trouwde er met een vrouw uit Crooswijk. Hij zoop te veel naar haar zin, daarom trapte ze hem er uit. Sindsdien woont hij in het Oude Noorden. Op het Zwaanshals. Twintig jaar inmiddels al. Café Faas was voor hem veel te dichtbij ... in de laatste twee decennia van de vorige eeuw was hij zowat vierentwintig uur per dag lazarus. Zowel op zijn werk, thuis als op straat. De laatste tien jaar staat hij droog. Leeft sober in een lief klein huisje. Hij betaalt nu alleen wel de tol van zijn losbandige leven van destijds. Luchtwegen, hart, benen functioneren dermate belabberd, dat hij zich, met grote tegenzin, met een rollator moet voortbewegen.



’t Is nog te vroeg om al naar huis te gaan. Nog effe naar Faas. Daar tref ik ouwe vrienden Piet, Tom en Ellie aan. Tom is een leuke goser, drummer/alcoholist. Als ie niet zo veel zou zuipen zat ie zomaar lekker een beetje te slaan in een top-band als The Golden Earring. Piet en Ellie, een stelletje uit het Brabantse Dongen. Piet vindt zich een hele Piet … staat nogal eens stoer te doen, kleinerend tegen zijn vriendin Ellie, alsof ze maar een dom blondje is (terwijl ze prachtig lang zwart haar heeft). Ellie kijkt dan maar wat gegeneerd weg. Maar ‘f*ck you’ Piet. Als Ellie de kans krijgt ligt ze wel volop te genieten bij mij tussen de lakens.


Piet bood me gul een biertje aan maar ik was na de limonadesiroop bij Ray echt toe aan wat stevigers. Een kopstoot bijvoorbeeld. De borrel betaalde ik zelf.


Mijn vriendin, Carola, vertelde me nog dat Piet laatst met een smoesje aan de deur kwam. Hij wist zogenaamd niet dat ik voor mijn werk een paar dagen ‘op cursus’ was. Hij probeerde haar gewoon te schaken. Verder dan een kansloos verloren partijtje dammen kwam hij niet.


Hij vond het leven mooi op het Brabantse land … Carola vond hem er naar stinken.


Ik was veel te lang in café Faas blijven hangen. Tollend, wankelend, struikelend, ‘bewoog’ ik me voort tot 'het beeld uitviel' ... ik hoorde op een gegeven moment iemand iets zeggen. Een vrouwenstem, die anders klonk dan die van mijn vrouw. ‘Weet je wel hoe laat het is, pik?’ (’t Is mijn zus!) Ze geeft zelf antwoord: ’Half zeven, maar dat geeft niks, schat. Ik ben altijd weer blij je te zien. Kom binnen; ga liggen. Ik bel Carola wel even. Ze zal wel ongerust zijn'.

zondag 24 maart 2024

HET KISTJE.

Toen mijn inmiddels ex-vriendin Tonia met symptomen van een hersenvliesontsteking op de intensive care van het IJsselland-Ziekenhuis belandde, vroeg ze mij om voor haar plantjes te zorgen en haar brievenbus om de drie dagen te legen. Geen probleem. Ik ben de rotste niet. Ze had een appartement in het winkelcentrum vijf minuten bij mij vandaan.



We kwamen een jaar of vier bij elkaar over de vloer. Zij sliep wel eens bij mij. Ik bij haar. Toen viel mij een fraai gemozaïekt kistje op. Het stond tussen het bed en haar nachtkastje. Gewoon ... het stond er. Meer niet. Het interesseerde me ook niet waarom het daar stond. Wat er misschien in zat ook niet.


Vandaag is er alleen post van de ABNAMRO. Zij doet alle bankzaken nog steeds op papier. Behalve pinnen dan. Ik sta in de slaapkamer, voor het eerst sinds jaren. Wat hebben we hier van elkaar genoten. Tonia was echt een lekker wijf. Nou ja. Ik meende me toch te herinneren, dat er hier plantjes stonden of hingen. Maar niet dus. Gek genoeg blijft dat kistje nu als een magneet mijn aandacht trekken. Nog twee kamers en dan ben ik hier klaar voor vandaag.


De ‘lokroep’ van het kistje kan ik echter niet weerstaan. Wat zit er in? Hoe kom ik daar achter? Het is verdomme dubbel afgesloten. Hier in huis de sleutels zoeken? Dat gaat het niet worden. Ik pakte het kistje op, schudde het heen en weer. Hoorde geen gerammel of gerinkel van geld, goud of sieraden. Wat zou er toch in kunnen zitten? Papieren? Iets van stof? Maar wat dan ? Ik besloot om de volgende keer dat ik hierheen zou gaan, gereedschap mee te nemen om het kistje open te breken. Ik móét weten wat er in zit.


Drie dagen later ben ik er weer. Sla de post en plantjes voor een keertje over en loop linea recta naar het kistje. In mijn Jumbo boodschappentas zitten een grote schroevendraaier en een klauwhamer. ‘Daar moet het mee lukken’, dacht ik. Het was inderdaad een fluitje van een cent. Onder een paar laagjes noppenfolie vind ik een enveloppe. Geen idee wat ik kan verwachten. Gretig scheur ik de enveloppe open. Er zit een portretfoto in. Van mij! Waarlijk: een prachtig portret. Met sierlijke letters had Tonia daarop geschreven:

‘Mijn lieve Jos, mijn allerliefste vriendje, ooit’.

Ik kon me toen wel voor mijn kop slaan.

zaterdag 23 maart 2024

NAMEN NOEMEN,

De les begon zoals op alle eerste schooldagen, met het opnoemen van onze namen. Als je naam werd genoemd moest je naast je bankje gaan staan, je naam herhalen en even blijven staan. Volgens onze klasselerares, bleef ik te kort staan. Ik moest het overdoen. Toen ging het helemaal niet meer. ‘Ga maar zitten,’ siste ze.

Ik deed het te gehaast. Ik kreeg ook altijd een rood hoofd als ik in het middelpunt van de belangstelling stond …had ook een stomme naam … Fedor Fladerus, niemand had twee van zulke stomme namen, Fedor … en dan … Fladerus, hoe verzin je het. Stom gekleed was ik ook: … een voor augustus veel te warme, door mijn moeder gebreide pullover, die stonk naar azijn … ik was de enige gelukkig, die dat rook, tenminste dat hoopte ik. Een broek die te kort was voor een lange broek en te lang voor een korte broek … een slap ziekenfondsbrilletje … jezus-sandalen, terwijl het regende dat het goot en dan ook nog spierwitte kuiten.


In de klas werd ik zo, op de eerste schooldag al, uitgelachen, door een stelletje minder pientere zittenblijvers. Alsof zij zo slim en bijdehand waren. Suf gelulde zombies waren het. Wat me heel erg tegenviel was dat de klassejuf, met die zombies zat mee te giechelen. Toen ik bij de tweede keer niet meer wist hoe ik van achteren heette, liet ze me pesterig een paar minuutjes staan nadenken. ‘Fladerus heet je en ga nu maar zitten Fedor. Goed onthouden, hè?!’

Ik zweette als een otter, op mijn voorhoofd, mijn nek, mijn rug. Die azijn-pull over had ik achteraf gezien beter uit kunnen laten.

Ik was bang dat de jongens, die achter me zaten, aan mijn broek konden zien dat ik daar ook zo had getranspireerd. Toen ik weer moest gaan zitten voelde ik vlug, zo onopvallend mogelijk even van achteren aan mijn broek … en ja hoor … het was door en door. Net of ik in mijn broek geplast had, maar dat kon natuurlijk helemaal niet op die plek.


De juf stelde me na het namen noemen nog een vraag. ‘Hoeveel landen zijn er in de hemel, Fedor?’ Ik klapte gelijk dicht. Angstig tussen helse treiterkoppen.
Ik dacht: ‘De hemel is één land en toch ook weer géén land. Het is een land zonder de echte tegenstander van leven: angst’.

vrijdag 22 maart 2024

PASSION DIAMOND.

 Mijn schoonzus vroeg zich af of ze, als ze zelf rijk was, op een dergelijk paar zou willen lopen. Je moet er flink voor in de buidel  tasten. Je betaalt zo maar vijftien miljoen euro voor deze schoenen: ‘Passion Diamond Shoes’ . Ze zijn ontworpen door het merk ‘Jada Dubai’. De hakken zijn geheel goud gekleurd en zijn bedekt met meer dan honderd diamanten. Op de neus van de hak schittert een diamant van vijftien karaat.

 

Ik was het vriendje van Lora voor die ene dag (en nacht). Die dure schoenen tsja …  een vreemd verhaal. Voor het WK-voetbal was ik, als supporter van het Nederlands elftal, naar Qatar afgereisd. Toevallig ligt Dubai daar vlak om de hoek.  Met Lora, de vriendin van Memphis, was ik even naar Dubai gevlogen. Haar vriend was voornamelijk aan het trainen. Als hij eens vrij had, ging hij liever golfen met Blind of Noppert. Hij miste haar niet eens als ik met haar op stap was. Lora was een aardige, niet onaantrekkelijke vrouw. Ze was uitzonderlijk, intimiderend  lang. Als stel zag het er echt niet uit: Memphis 1.74m, Lora 1.84m . Voor zo ver bekend was er nooit eerder een man in haar leven geweest. Daar maalde ze niet om. Het ging er haar vooral om dat ze dè vriendin was van een van beste voetballers van Europa.

 

Min of meer toevallig waren Lora en ik in de schoenenstraat van Dubai beland en konden we in een verrassend kleine winkel de ‘Passion Diamond’ bewonderen.  Het was een compleet gekkenhuis in die shop. Hooguit plaats voor vijftig mensen;  er waren er zeker honderd.  

 

Lora had een paar van die dure dingen aan. Ze wilde een spiegel om te zien hoe ze bij haar stònden. Dat viel niet mee. Stagiaires  liepen in de winkel met spiegels rond om de dames te helpen een keuze te maken. Lora had daar het geduld niet voor. Met gemak, ze was immers groot en sterk genoeg,  rukte ze de spiegel uit de handen van zo’n klein, niets vermoedend  Arabisch mannetje. Met die spiegel bekeek ze ‘haar’ schoenen vanuit alle hoeken.  Die bevielen haar echter van geen kanten. Ze tilde de spiegel hoog  op, uitte een hysterische kreet en liet hem los. Dat gaf nogal wat consternatie in de tent. Ook veel schade. Geen gewonden gelukkig.  Ik kocht uiteindelijk de schoenen maar die Lora aan had gehad. Misschien wat voor mijn schoonzus. Voor de eigenaar van die winkel was de zaak daarmee in der minne geschikt.

 

Het Nederlands elftal speelde die avond tegen de Verenigde Staten. Niemand snapte waarom Memphis niet speelde. Ook mijn schoonzus niet.

donderdag 21 maart 2024

PEDICURE.

Meneer ter Heus heeft moeilijke voeten. Al in de eerste week dat hij in de buurt komt wonen, neemt hij contact met me op. Eens per maand moeten zijn voeten gedaan worden: wassen, masseren, eelt verwijderen. Ter Heus wil dat ik ook wat ga doen aan zijn schimmelnagels.



In zijn aangepaste woning verplaatst hij zich in een rolstoel. Lopen is voor hem taboe. Sinds zijn ‘ongeluk’ is vertoeven in de buitenlucht een kwelling. De buurman in zijn vorige huis, had last van zijn pijplucht. Maar meneer ter Heus weigerde pertinent te stoppen met het roken van zijn pijpje op het balkon. Zijn buurman maakte hem daarop uit voor een ‘een zielig mannetje’. Ter Heul ontplofte! In een vlaag van verstandsverbijstering sprong hij héél hoog op en kwam met een sneltreinvaart weer op zijn hielen terecht. Beide hielen verbrijzeld!


Ik werk vrijwel nooit aan huis. Al mijn klanten komen bij mij in de praktijk. De pedicure, uit die andere wijk, kwam altijd een keer per maand drie kwartier bij hem thuis. Ik besluit een uitzondering te maken voor hem. Ik bezoek hem vrijdags aan het eind van de middag. Een uur trek ik voor hem uit … voor zijn schimmelnagels heb ik zeker een kwartiertje meer nodig.

Het zijn zwijgzame sessies. Af en toe kreunt hij zacht bij een klein pijntje. Aan koetjes en kalfjes doet hij niet. Op de muren van zijn woning zit alleen behang. Hij toont nergens belangstelling voor. Ik heb hem nooit een boek of krant zien lezen. Het enige waarin hij bladerde waren de roddelbladen, waar hij waarschijnlijk een abonnement op had.


Mijn moeder woont in dezelfde straat als meneer ter Heus, aan de overkant een paar honderd meter verderop. Wekelijks ga ik bij haar op bezoek. Dan zie ik hem, half achter de vitrages, naar buiten kijken ... dan zwaai ik en dàn pas zwaait hij terug. Hij zal nooit eens als eerste zwaaien.


Een paar dagen voor onze afspraak belt meneer ter Heus af. Corona, denkt hij. Hoesten, tranen, snotterig, koorts en hoofdpijn. Hij voelt zich kortom zo beroerd, dat ie dat gedoe aan zijn voeten er niet bij kan hebben. We slaan een keertje over.
Toen ik een dag of tien later weer bij mijn moeder op langs ging, zag ik hem naar buiten kijken … ik zwaaide maar hij zwaaide niet terug. Dat deed hij een week later, op onze afspraak, ook niet.
Ik verdrong de gedachte dat hij dood was en zei bij mezelf: ’Hij is uit zijn vel gesprongen’.

woensdag 20 maart 2024

BLIJF VAN MIJN LIJF.

Ik heb nooit begrepen waarom mijn zus besloot haar leven met hem te delen. Hij was een botterik eerste klas. Nooit eens een vriendelijk woordje. Iets wat mijn lieve zus Frieda zo nodig had. Op werkdagen ging hij na zijn werk eerst naar huis om te eten. Daarna kwam hij, nog in zijn werkkloffie bij ons thuis tv kijken. Bij ons thuis werd trouwens nooit veel anders gedaan dan tv kijken.


Alhoewel, ik was de enige die wel es wat anders deed. Huiswerk maken. Dat deed ik net zo lang tot ik hoorde dat Tom oprotte. Ik had echt een pleurishekel aan die lul. Meestal ging hij tegen een uur of tien weg. Dan stonden hij en Frieda nog even te flikflooien in de bijkeuken. Dat waren de enige minuten dat ik Tom ooit hoorde lachen. Geen idee wat er zo leuk was. Frieda heb ik nooit horen lachen in de bijkeuken. Gelukkig duurde dat gedoe daar nooit langer dan een minuut of tien. Kon ik in de huiskamer nog net even het laatste nieuws kijken.

Op zich was dat niet zo’n geen pretje want in de hele huiskamer hing nog de geur van zure melk. Tom bezorgde ‘schoolmelk’ in de regio Rotterdam.


Frieda had best een ander kunnen krijgen. Ze was een leuke verschijning, maar ze was als de dood voor Tom. Hij was heel autoritair. Ze deed alles wat Tom wilde. Hij bracht haar naar school en kwam haar weer halen. Toen hij vermoedde dat ze een klasgenootje mèèr dan leuk vond, moest ze van school af. Ze moest maar gaan werken en dat deed ze heel gedwee.


Desalniettemin trouwden ze. Ze gingen wonen in Puttershoek ver bij ons vandaan. Ze maakten daar samen veel ruzie en ook, kort na elkaar, twee kinderen: een jongen en een meisje. Toen Tom handtastelijk bleek te zijn, konden Frieda en de kids (5 en 6 inmiddels) al snel terecht in een ‘Blijf van mijn lijf’ huis, op een geheime locatie.


De eerste twee dagen bleven Frieda en de kids ‘thuis’ om een beetje te wennen. De derde dag liepen ze met z’n drietjes naar het winkelcentrum: onder andere langs de slager, die ook maaltijden verkoopt en langs de bloemenman. Alle twee die winkeliers: peperdure afzetters.


Die derde avond hoorden de kids waarschijnlijk niet eens dat Frieda ze 'slaap ze' wenste. Ze vlogen elkaar in de haren net zoals zij en Tom dikwijls deden. Zittend op de rand van het aanrecht, luisterde Frieda naar de klanken van hun geruzie en wachtte ze tot het stil werd.

dinsdag 19 maart 2024

SMEERLEVERWORST

Ik woon hier nu bijna negen jaar. Toen ik mijn appartement huurde in september 2015, werd er gefluisterd dat er beneden mij een drugsdealer woonde. Hij moest een norse man zijn, normaal postuur, kaal, zwijgzaam, grijs baardje, altijd in het zwart gehuld en vaak met alcohol in de weer. Daar schrok ik wel even van, want dat ‘signalement’ is het toonbeeld van mijzelf. Het klopte precies. Met uitzondering van de alcohol dan, want in die tijd dronk ik, in verband met mijn medicatie, voornamelijk koffie, thee, tonic en melk.


Een gewaarschuwd man telt voor twee. Vandaar dat ik hem al in een vroeg stadium ging vragen of hij misschien last had van mijn stofzuigen. ‘Welnee man, dat interesseert me geen reet. Ik ben zo doof als een kwartel . Als je d’r zin in heb maggie ook bij mij komen zuigen’.

Ons gesprekje duurde hooguit een halve minuut. Toen duwde hij zijn deur, wat schuwig, in het slot. In de gauwigheid was me opgevallen, dat daar binnen op de grond, een blaadje met stukjes brood met smeerleverworst stond.


Ik woonde er ongeveer een half jaar, toen ik heel vroeg in de ochtend gewekt werd door geschreeuw en gebeuk. Een politie-inval. Het was maart 2016. Ik heb mijn buurman hier nooit meer gezien. Van andere buren hoorde ik, dat hij zijn woon- en slaapkamer had ingericht als wietplantage. Alles wat naar wiet rook was door de recherche meegenomen en vernietigd.


Wat niemand mij echter wist te vertellen, was, dat hij er ook een klein hondje (een dwergpinchertje) op na hield. Kort na die ramsessie van de politie, zat dat kleine beestje te rillen en te piepen voor mijn deur. Baasje pleite, huis gemold en geen bord met eten. Wat moet je dan met zo’n beestje? Liet hem maar zo lang binnen. Wodan noemde ik hem, omdat ie zo klein was. Schuw dat ie was. Janken. Hij durfde m’n huis niet uit. Bibberen. Als ie moest poepen of piesen ging ie (meestal)staan krabben aan de balkondeur. Verder was hij zó braaf. Lag altijd netjes in zijn schoenendoos met lapjes stof. Ik gaf hem precies te eten wat hij ook bij zijn baasje kreeg: stukjes brood met smeerleverworst. Elke dag prakte ik een van mijn lorazepammetjes door zijn smeerleverworst. Hij bleef rillen ... maar 't werd steeds minder. Na zes weken was die kleine, lieve schat, uit zijn lijden verlost. In zijn slaap. Dat wel.

maandag 18 maart 2024

EEN ANDERE BUURMAN.

In zijn onderbroek staat Herman (24) op het aanrecht aan zijn geiser te rukken. Het is drie uur in de nacht. Na nog een paar keer rukken, spuiten gas en water het keukentje in. Geschrokken springt hij van het aanrecht en loopt radeloos heen en weer. Hij snelt naar de stapel kleren naast zijn bed, schiet een sportbroekje, een T-shirt en z’n Nikes aan en rent de trap af naar buiten. De waxinelichtjes wapperen vredig op de schoorsteen in de verder duistere woonkamer.



Hij is vandaag duidelijk anders dan anders. Herman is doorgaans een leuke vent, vriendelijk ook. We zijn maatjes sinds de basisschool. We voetbalden bij dezelfde club en nu vormen we een cabaretduo. Hij maakt de teksten. Ik doe vooral de muziek. Binnenkort hebben we een try-out. We zijn er nog niet helemaal klaar voor ... Herman levert de laatste tijd alleen maar shit-teksten. Eigenlijk zijn ze zo kut sinds het uit is met Dorothy. Hij gaat niet meer naar zijn werk, heeft geen zin om te oefenen. Gisteravond was ik nog bij hem. Hij liep maar te foeteren over die klote-geiser. Van muziek maken kwam ook niks terecht. Hij was te onrustig. Morgen misschien.


‘Ga maar weg,’ zei hij rond een uur of tien tegen me. ‘Ik moet nu gaan slapen’.


De benedenbuurvrouw staat onthutst in 'n plas water als Herman de trap af komt rennen. Hij omhelst haar met zijn kletsnatte lijf: ‘Ik ga het helemaal maken buurvrouw. Je ziet hier een totaal andere buurman voor je! Ik houd van je!’


Dan holt hij verder en roept: ‘Ik ga joggen … heb ik nu net even nodig. Don’t worry, be happy.’

zondag 17 maart 2024

UITVAART.

Van het kerkhof is het een kwartiertje lopen naar het huis van mijn vriend Ton. Ik heb net mijn oudste broer Martin begraven. Sta nog stijf van de spanning. Al dat geregel. ’t Meeste is nou achter de rug. Voor ik op de metro stap: een borreltje. Bij Ton ben ik daarvoor aan het goeie adres. Hij was er daarnet niet bij omdat hij mijn broer niet eens kent. Martin en ik ontmoetten elkaar uitsluitend in het verpleeghuis. Ton, zijn ex Toos en ik kennen elkaar nog uit de kroeg: café Faas op het Zwaanshals.



Ton kijkt me vol begrip aan, condoleert me, loopt naar de koelkast, pakt de fles Henkes en schenkt het borrelglaasje ,tot de rand toe vol. In één teug klok ik de jonge jenever naar binnen en Ton, die nog met de koude fles in zijn hand staat, vult m’n glaasje opnieuw. Hij weet precies wat ik nodig heb.
Ton vraagt hoe het was bij de begrafenis. Vijfenzestig was hij. Eén jaar jonger dan ik. ‘Het was gezellig druk,’ zeg ik, ‘en tegelijk ook verdrietig natuurlijk.

Martin was nou wel mijn broer maar we hebben nauwelijks als broers met elkaar in één huis gewoond. Hij was driedubbel geestelijk gehandicapt en bovendien een uitermate gezellige goser. Lachen, zingen, eten: allemaal volop en graag. Hij woonde al van zijn eerste jaar in een verpleeghuis, bij nonnetjes, diep in Zuid-Limburg.


De laatste paar jaar van zijn leven zat hij in Rotterdam. Daar werd hij ook ‘gezellig’ begraven. Het past ook bij hem, gezelligheid. De toon werd gezet door een aantal van Martins huisgenoten. Die waren ‘goed genoeg’ om op zijn uitvaartplechtigheid aanwezig te mogen zijn. Niet alleen vloeiden tranen. Zo werd er met name door Martin’s huisgenoten ongeremd gelachen ... ‘om niks’, om foto’s en sprekers. Martins lievelingsliedje ‘Mama’ van Heintje werd wel wat te uitbundig meegezongen.’


Boven ons hoofd klonken voetstappen. ‘Nee, hè!’ Ton stapt driftig de trap op. Ik hoor ‘boze woorden’.

Ton zegt: ‘Toos is aan de drank. Had geen geld meer voor de huur. Ze is haar huis uit gezet. Zò lullig … ze zit ook nog met die stiefzoon van haar. Heb ze voorlopig even in huis genomen en wat denk ie: ‘Is ze weer strontlazarus’.


In deze sfeer pak ik m’n rust niet … stap dus maar weer op. ‘Bedankt, Ton, voor de borreltjes. Hou je soepel en tot ziens’.


Ik ga lopend naar metrostation Blaak. Verrek, daar komt toeval of niet dat pestapie van Toos me tegemoet.

zaterdag 16 maart 2024

KRASSE KRASSER.

De donkere man, van Surinaamse afkomst, gok ik, koopt bij de Primera tien krasloten. Een eurootje per lot. Ik zoek een kaart. Een vriendin van me, die een paar jaar geleden verhuisde naar Enschede, is vandaag jarig. Negenenveertig is ze geworden. Ik ga daar niet heen. Mij te ver. Stuur haar een leuke kaart.



Die Surinamer aan de krasbalie, staat te grommen. Af en toe vloekt ie. ’Het geluk komt goddomme altijd alleen bij hen, die het niet nodig hebben. Geef me d’r nog maar tien!’, zegt ie op een bevelerig toontje tegen de verkoopster. ‘Zeker weten, meneer?’, vraagt de verkoopster. Hij geeft geen antwoord. Krast alweer. Hij is toch al twintig euro kwijt.


Toen ik zelf vijftig werd, ik ben nu drieënvijftig, leek mijn familie het geinig om een Sara-pop in mijn achtertuin te zetten. Ik liet ze begaan maar vertelde niet dat ik rond mijn verjaardag in Ibiza zou zitten. Toen ik uit Spanje terugkwam lag er een verfomfaaide Sara bij de vuilcontainer. Daarmee was het nog niet gedaan. De gezelligheidsafdeling van mijn familie komt kort na mijn thuiskomst in actie om mij alsnog te feliciteren met vrolijke Sara-artikelen . Een verkeersbord, toiletpapier, masker, mok, gouden ballonnen en nog twee kadobonnen … van vijfentwintig euro elk. Grappig en toch leuk.


Het zit de kraslotenman niet mee. ‘Dsjiezus kraaist’ bromt ie. Gooit al zijn gekraste loten in de afvalbak, naast de balie. Haalt uit zijn binnenzak een pakje Camel. Stopt een sigaret in zijn mond, loopt naar buiten en steekt zijn sigaretje op. Het is nou net of tie in z'n eentje zielig staat te doen over zijn verloren centjes. Maar ... blijkbaar geeft dat sigaretje hem toch weer nieuwe moed. Hij doet een stap naar voren, gaat de Primera weer in en bestelt ‘om het af te leren’ nog es tien loten.


‘Voor de grap’ kies ik een kaart met een foute tekst: ‘Kut! Ben ik helemaal je vijftigste verjaardag vergeten, Leanne’.

Ik wens haar nog een superfijne dag en … vraag haar de groeten te doen aan haar man (ze zijn sinds een half jaar uit elkaar).
Eén dag na haar verjaardag komt die kaart bij haar in de bus. Kan ze wel tegen, hoor. Een beetje plagen.

Een bescheiden gelukskreet ontsnapt de krasse krasser. Dertig euro verkrast. Vijf euro gewonnen. Precies het bedrag, dat ik kwijt ben aan die Sara-kaart met postzegel.

vrijdag 15 maart 2024

KOFFIE HALEN.

Mijn vermoeden is dat Anja er vandaag niet is vanwege mot met collega Trees. Zo, wat was die pissig. Ze haalde alleen koffie voor mij. Een dóódzonde!

‘Haalt ze nou ècht alleen koffie voor jou, Sander???!!, vroeg Trees, met een venijnige blik in haar ogen.

‘Ik heb zeker een streepje voor’, zei ik wat verlegen.

Met een veelbetekenende blik zei Trees toen tegen me: ‘Ze houdt van je, Sander!’

Hmmmm. Die blik, wat heeft die te betekenen? Ja. Misschien wel. Misschien dat ik haar opmerking serieus moet nemen. Trees is er kennelijk van overtuigd dat Anja van me houdt. Daar moet ik heel alert op zijn.

Zou het echt zo zijn? Het is heel leuk om te horen, te voelen, dat er van je gehouden wordt maar wat moet ik er verder mee? Ze is een fijne collega. Leuk om mee te praten, small talk, soms ook wat minder small. Ja, ik houd er oprecht van om met Anja om te gaan, zoals nu. Prettig, heel prettig zo … maar eerlijk gezegd, houd ik op zich meer van grote breed geschouderde mannen èn …  tsja, ‘t is helaas niet anders, van lieve kleine diertjes. Maar dit even terzijde.

Wel jammer voor Anja.

donderdag 14 maart 2024

BUITENSTAANDER.

Rietje is er vandaag niet. 'Pijn aan haar knieën', zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is. Op het werk is het leuker als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig. Zo tussen het werken door een beetje babbelen over de kids. Die van haar is rete-moeilijk: Berna, een niet zo snuggere autist van zestien. Onophoudelijk zoekt ze ruzie met haar moeder. Rietje maakt het die meid veel te makkelijk. Berna wil graag naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog een hele papierwinkel om te regelen. Rietje krijgt het toch mooi voor mekaar.



De eerste de beste schooldag ging het niet naar Berna d’r zin. Te veel allochtonen daar in de buurt. Die mag ze niet. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station naar school. Ze besluit gelijk om niet meer naar Den Haag te gaan. Niet één keer is ze in het conservatorium geweest.


Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine kutdorpje, op een klein benepen kut-hb-ootje. Mam vindt dat zwaar kloten maar regelt het zoals het prinsesje het wil.


Berna heeft nu ook plotsklaps verkering met een jongen van achttien. Daar gaat ze van de zomer mee naar Noorwegen. Vlakbij de Hardinger Vida. Zijn pa en ma zijn er ook bij. 'Als dat maar goed gaat', tobt Rietje een beetje.


Rietje heeft eigenlijk geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor haar dochter, praten op school met de dekaan. Op school wordt gezegd, dat Berna spijbelt. Ze is de laatste tijd opvallend veel tegelijk absent met haar vriendje.
Rietje is thuis ook de fietsenmaker, plakt de lekke banden, vervangt kapotte jasbeschermers enz. Dan heeft ze ook nog het huishouden. Berna doet thuis geen fluit.


Nu speelt ook nog het probleem met de moeder van Rietje. Haar moeder heeft een nieuwe vriend. Want vader is pas acht jaar dood. Nu al een nieuwe vriend is toch wel wat snel. Rietje zelf heeft er verdriet van. Haar oudere broer Koos is echter furieus. Het liefst zou hij die nieuwe vriend het ziekenhuis in slaan. Het ergste is nog wel, dat moeder zeer binnenkort al gaat samenwonen met die nieuwe vriend. Nog wel in zijn huis.


Als buitenstaander zie ik het probleem niet. Leuk toch, als die twee ouwetjes het zo naar hun zin hebben met elkaar.

woensdag 13 maart 2024

TRANSITIE.

Ik schat hem op een jaar of zestig. Hij loopt op knalrode pumps, met zwarte netkousen over zijn iets te dunne benen. Hij heeft een leren minirok aan en een zwart jack waarop vele medailles en insignes zijn gespeld. Om zijn nek is slordig een boerenzakdoek geknoopt. Met een ouderwetse opoe-fiets in zijn handen staat hij luidkeels over koetjes en kalfjes te kwetteren tegen een jonge Surinaamse moeder.

Hij is echt wat je noemt een relnicht. Ook de minder vrolijke zaken bespaart hij zijn medereizigers niet. Iedereen in de metro mag horen, dat hij op bezoek gaat bij zijn terminale vriend. Die zit in het Rose Land net even buiten Capelle. Daarom heeft hij zijn fiets ook meegenomen, want hij moet straks, na het eindpunt nog een kwartiertje fietsen. De Surinaamse vrouw heeft absoluut geen interesse in zijn gekakel. Haar dochtertje wipt onrustig op haar schoot: ‘Mama, ik ben een beetje bang’ en ze werpt een blik op die tetterende man.


Zonder blikken of blozen vertelt hij nog in die volle metrowagon aan de Surinaamse, dat zijn vriend pas vijfendertig is. Anderhalf jaar terug heeft hen een transitie ondergaan. Een paar maanden terug traden er complicaties op. Niet zo zeer van de transitie zelf. Die ging volgens het boekje. Het duurt nu al veel te lang. Het kwam doordat de al aanwezige kankercellen ongecontroleerd begonnen te woekeren. Hij durft het haast niet te zeggen. Maar hij is echt bang. Zijn vriend is zo kwetsbaar.


Hij praatte maar door. Het was hem niet eens opgevallen dat de Surinaamse en haar dochtertje al bij de vorige halte waren uitgestapt. Meerdere passagiers stappen uit. Zij kunnen of willen dit smartelijke relaas niet meer aanhoren. Zijn vriend is onderhand vel over been. Hoe langer het duurt des te onwaarschijnlijker het wordt dat hen het gaat redden.


Het eindpunt van de metro is bereikt ... in tranen loopt hij met zijn opoe-fiets het perron op. Langzaam verliest hij de grip op zijn fiets. Hij gaat onderuit. De pet valt van zijn hoofd, een rode pump vliegt van zijn voet, zijn panty scheurt: ‘Blijf maar rustig liggen, meneer. Doe uw ogen maar dicht. Komt goed …’ hoort hij nog. 

dinsdag 12 maart 2024

TWEE GANZEN,

Twee ganzen, een witte en een bonte, staan op voet van oorlog. Ze zwemmen in de sloot, op een metertje afstand van elkaar. Al geruime tijd trekken ze, luidkeels gakkend, de aandacht van het echtpaar dat woont tegenover de sloot. Af en toe zwemmen de vogels iets dichter naar elkaar. Dreigen ze elkaar aan te vallen. Maar daar komt het nog niet van.


De vitrage in de woonkamer van het echtpaar is wat opengeschoven. In de opening zijn, dicht bij elkaar, achter het raam, de licht gespannen, grijze koppies te zien van het stel. Gekker zal het toch niet worden. Zo wordt daar binnen gedacht. Langzaam gaat de vitrage weer toe.


Aan de waterkant waggelt onrustig een geheel witte moedergans. Ze volgt gespannen de strijd in het water. Met acht nerveus piepende kuikentjes achter zich aan. Dat is geen makkie. Eén van de vechtersbazen, die witte, met die gekke snavel, is zeker en vast haar partner en … de vader van die acht kleine schatjes van kuikens. Iedere stilte die de vechtjassen laten vallen wordt door moeder gans benut. Met een hartverscheurende ‘gaksound’ betuigt ze haar liefje steun. De piepkleine gansjes doen stuk voor stuk zichtbaar hun stinkende best om papa te steunen, maar daar is helemaal niks van te horen.


Eén ogenblik is het doodstil. Het lijkt alsof alle omgevingsgeluiden, even wegvallen. De bekende stilte voor de storm? De witte slaakt dan een afschuwwekkende ’aanvalsgak’. Gesmoord, afgeknepen klinkt de doodskreet van de bonte. Heel kort maar, want met alle kracht wordt die bonte onder water gehouden. Tevergeefs probeert hij nog een paar keer uit de wurgende greep van zijn aanvaller te komen. In nog geen drie minuten komt er een eind aan de lijdensweg van de bonte. Verzopen! De witte zwemt trots naar de kant om zich door zijn partner en kroost te laten fêteren.


Achter het raam, tussen de weer opengeschoven vitrage, verschijnen die grijze koppies weer. Deels opgelucht. Zo lijkt het. Ontspannen toch wel. Deze keer zijn ze nog de dans ontsprongen. Ze zijn er absoluut van overtuigd dat het steeds dichterbij komt.