dinsdag 25 juli 2023

MIJN SLEUTELBOS.

 

Die aansteker, die cigaretten, daar gaat het niet om. Veel verontrustender is het dat mijn sléútelbos, úit het gat in mijn broekzak, via de Erasmusbrug, de Maas in is gevallen ……tenminste …..die zou de  Maas in gevallen zijn, als er niet toevallig een bootje voer op de plek Ik hoop niet dat iemand die sleutels op zijn kop gekregen heeft want dan is tie nog niet jarig … en ik ook niet trouwens  … hoewel ik er eigenlijk niks aan kon doen. Misschien kan ik t.z.t. een beroep doen op mijn WA-verzekering.

Ik weet me geen raad nu. Ga ik het redden om op tijd bij de aanlegplaats van het bootje te zijn? Die sleutels móé ik echt hebben. Het is de enige sleutelbos die ik heb. Ik heb niemand een reservebos gegeven. Niet uit wantrouwen ... ik heb er nooit bij stil gestaan.

Ik houd mijn blik gericht op het bootje en zet het op een rennen, de Zwaan af in de richting van het Centrum. Als ik nou een huurhuis had, zou de huisbaas wel reservesleutels voor me hebben; weinig kans nu. Ik breek m’n nek bijna over een Cola-blikkie … met zwiepende armen houd ik me nog net staande. Af en toe werp ik een blik naar links; ik zie het bootje langzaam naar de kade varen. Eer het bootje kan aanleggen, zijn we alweer een half uurtje verder. Er ligt namelijk een aantal rondvaartboten in de weg, waar omheen gevaren moet worden. Ik heb minimaal een half uur nodig; als het een beetje meezit kom ik gelijk met het bootje aan. Ik hoor een ambulance naderen … even houd ik mijn vaart in. Hij rijdt door tot aan de eerste vrije aanlegplaats langs de Kade. Met zwaailichten blijft de ambulance langs het water staan. Ik ben ondertussen weer gaan rennen ….. ben behoorlijk moe …….. het zweet gutst van mijn hele lichaam. Het is de hele dag al stikbenauwd.

Onderaan de brug ga ik links, over het Willemsplein, naar de ambulance. Ik moet  langs de Spidoboten en de talloze toeristen die Rotterdam komen bewonderen: ‘Effe weg wezen, nou!!’ Hard lopen hier kan haast niet. Keer op keer staat een Rotterdampas-figuur in de weg …. die gratis een heel half uur lang wil meevaren met de Spido. ‘Opzij! Opzij! Opzij!’

Het bootje vaart nu naar de kant. Ik ben er bijna, de mensen op het bootje zwaaien licht paniekerig richting ambulancepersoneel, dat staat te popelen om het bootje op te springen … eerst afmeren. Ik kom aangehold; ben er bijna. 

Onrustig gebarend roepen passagiers van het bootje: ‘Hierheen, vlug, kom gauw, schiet op.’ De ambulancebroeders gaan aan boord, daar ligt een man met een bloedende hoofdwond … maar wàt zie ik achter die man in de boot liggen?? Mijn sleutelbos! Ik spring ijlings op de boot, pak mijn sleutels en ren de Erasmusbrug  weer op.  

In alle drukte vergeet ik helemaal om me om het slachtoffer te bekommeren. Maar ach, wat is het nou alles bij elkaar? Een beetje bloed. Valt toch best mee?! Had slechter kunnen aflopen. Het belangrijkste is toch dat ik mijn sleutelbos weer terug heb, nietwaar?

maandag 24 juli 2023

DE POT.

 

De pot.

 Mijn psychiater, Otto, belt, ik moet langs komen. Vreemd! Normaal moet ik hèm bellen of ik bij hem  mag komen. Is hem misschien verteld, dat ik aan het gokken ben, dat ik te jonge dames versier, ruzie zoek of rondloop in een oranje kostuum met dito bolhoedje. Dat zijn voor Otto redenen om me ‘op het matje’ te roepen. Zulke gedragingen zijn namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.

Om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer.13.05 uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand. Zo te ruiken met pindakaas. Otto loopt om 13.07 uur (nog steeds op zijn dooie gemak) zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn spreekkamer in loop.

‘Hé eh, Jee! Ik ben nog aan het lunchen. Wacht maar even in de wachtkamer.’

‘Neen, dat doe ik ‘even’ niet, Otto! We hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik wacht op je in jouw kamer.’

Iets later komt Otto zijn kamer binnen en probeert leuk te doen. ’Ik hoop dat je het niet erg vindt als ik praat met consumptie. Je gaf me niet eens de kans om mijn mond leeg te eten.’ Nu weet ik het! Er zit inderdaad pindakaas op. Pindakaas met kleine stukjes noot.

‘Je praat inderdaad met consumptie, Otto. Kijk, hier, op mijn linkerwang een klein stukje noot.’

Otto gaat achter zijn beeldscherm zitten en houdt zich van de domme.

‘Wat heb ik misdaan, Otto?’

‘Niks, man!  D’r is iets loos met je nieren.’

 

Om in balans te blijven moet ik lithium slikken. Lithium is slecht voor mijn nieren. Elke drie maanden moet ik bloedprikken om het lithiumgehalte te checken. Het lithiumgehalte is nu te hoog . Code rood voor mijn nieren. Dat moet Otto even aan mij kwijt.

‘Slik je gvd jarenlang trouw je medicijnen, gaan als beloning  je nieren naar de kloten, ’denk ik vol zelfmedelijden.

Hoe erg het is moet onderzocht worden. Otto moet nu niet mijn bloed maar mijn pies hebben. Vierentwintig uur lang moet ik plassen in een pot. Die geeft Otto mee. Tweeëneenhalve liter urine gaat daar in. Overmorgen wil Otto die pot weer vol terug hebben.

De dag dat ik die pot moet vol plassen is het  mooi weer. Ik ga fietsen. Thuis heb ik al wat gepiest. De pot gaat in de rugzak, doe er een banaan, een appel en een broodje bij en fiets richting Zoetermeer. Onderweg neem ik wat plaspauzes … diep weggedoken in het struikgewas. Niemand hoeft me met die pot te zien hannesen.  Als ik thuis ben is pot half vol.

Tot morgenochtend moet ik daarin plassen. Ik zet de pot naast mijn bed.  ’s Nachts komen er nog drie plasjes bij.  Mijn ochtendpies kan er eigenlijk niet meer in. Ik hang mijn plasser boven de pot  en hupsakee, … oh nee, ik het niet meer ophouden …  de pot loopt over … de warme urine over mijn handen, mijn voeten.

Mijn nieren blijken aangetast. Dat kan fataal zijn. Ik moet ingesteld worden op andere medicijnen … en elke dag veel drinken helpt misschien ook: twee liter per dag, water, helaas geen wijn.


zondag 23 juli 2023

ROZE

Roze.

Het is nu half zes.  Ik heb nog geen minuut geslapen deze nacht. Daarom ben ik maar achter de pc gekropen om dit stukje schrijven. De vorige drie nachten heb ik wel geslapen maar slecht. Woensdag drie uur, donderdag twee uur vrijdag een uur  en nu dus niks. Slechter dan vannacht kan het niet. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn medicijncocktail pas veranderd is. Maar dit moet niet  veel langer duren. Zo weinig slapen kan funest zijn voor mij. Als ik komende nacht weer zo slecht slaap verdubbel ik gewoon maandag de voorgeschreven dosis lorazepam, mijn slaappil, want ik moet dan echt slapen. Volgende week dinsdag heb ik een afspraak met mijn psych, dan moeten we het er maar over hebben, hoe verder. 

Drie jaar terug had ik ook zo’n slapeloze periode. Die was erger. Vijf nachten achter elkaar deed ik geen oog dicht. Ik hield me aan goed bedoelde tips van mensen in mijn omgeving, familie, vrienden en professionals. Geen koffie,  geen tv, geen pc, niet te laat sporten, niet te laat eten, geen alcohol, enzovoorts. Na het avondeten at ik niks meer en ik dronk alleen de lafste aller laffe thee’s: kamille thee. Maar slapen? Ho maar! Vreemde ervaring die slapeloosheid. De eerste drie nachten voelde ik me net een reiziger in een trein met geblindeerde ramen. Ik lag roerloos en gedachteloos. Ook zonder besef van tijd, dat pas weer ging dagen bij het opkomen van de zon. Met een zwaar hoofd, zo’n hoofd dat je krijgt als je te veel hebt gezopen, stond ik op en maakte me klaar voor de dag.

Alles wat ik lees komt drie keer zo traag binnen en op straat moet ik extra voorzichtig zijn want ik zie alles net te laat. Ook lieve buren groet ik niet. Ik zie ze gewoon niet en mijn vrouw krijg daar moppers over. Ik ben kortom een beetje in trance.

Na de vierde en vooral de vijfde nacht, denk ik echt dat ik gek word. De nachttrein is de vierde nacht nog wel hetzelfde maar er reisden dol dwaze figuren mee. Het begint ermee dat de conducteur in een  roze outfit binnenkomt.

‘Dames en heren, goede nacht, mag ik uw plaatsbewijzen zien, alstublieft’. Hij is nog nauwelijks uitgesproken of een uitgesproken chagrijn, Maarten van Rossum, naar mijn idee, loopt op de conducteur af, zet hem een pistool (duidelijk een waterpistool) op zijn hoofd en zegt: ’Stop toch potverdikkeme met die please-riedel; ‘dames en heren, goede nacht enzovoorts'. Blaf de reizigers gewoon bars toe: 'Plaatsbewijzen!’ De conducteur gehoorzaamt van Rossum, die weer naast zijn vrouw gaat zitten en haar voor de grap in haar décollete'spuit.  

Maar ach, deze norse conducteur die, in z’n roze boxershort, op zijn roze schoenen 'Plaatsbewijzen’  blaft, werkt slechts op de lachspieren.

Ik zit met mijn ogen open en ervaarde de scene van zojuist alsof ik er midden in zit en er toch niks mee te maken heb.  Precies wat de treinreizigers vandaag de dag doet: toekijken hoe een conducteur wordt doodgeslagen.

Het is geen droom, die vierde nacht. Ik ben klaarwakker. Heel flauwtjes is de zon aan het opkomen. Medereizigers zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. 

Ik sterf van de koppijn. Ga douchen. Die achterlijke roze outfit deponeer ik bij het COC. Komt misschien nog van pas bij de gay-parade 2024. 

zaterdag 22 juli 2023

Dancing Queen.

Dancing Queen.

In een huis, aan de overkant van het water, danst een vrouw in haar lingerie. ‘t Is half twaalf in de

avond. Haar bewegingen zijn sierlijk, groot en traag. Tot halverwege haar de bovenbenen kan ik haar

zien. Vuurrood ondergoed draagt ze. Ze heeft donker haar en een blanke huid. Haar benen roerloos,

voeten stevig op de grond. Haar bovenlijf en heupen swingen op de muziek … als er al muziek is, daar

in dat huis. Voor hetzelfde geld zingt ze zelf. Of ze beweegt op de muziek in haar hoofd. In haar

verbeelding swingt ze, wáár dan ook, met haar geliefde. Ze heeft duidelijk iets van Pink Floyd of

Enigma op staan. Met haar rug naar me toe danst ze. Haar stijle haar valt tot halverwege haar rug.

‘Als je toch geen voetballen meer kijkt, Jee, zet ik ‘Inspecteur Witse’ op, hoor,’ bromt mijn vriendin,

Cora. ‘Wat is daar voor interessants te zien?’

‘Kijk, daar … die vrouw … zie je?’

‘Met die hond?’

‘Nee joh; in die flat, aan de overkant, met dat flitsende licht … daar!

‘Oh, ja … een dansende dame … boeien! Nou, ik zet hem over naar Inspecteur Witse, hoor.’

‘Is goed. Vrouwenvoetbal is toch geen reet aan.’

De dame gaat helemaal los. Ze springt ritmisch op en neer, haar beweeglijke armen zijn één met de

muziek ... àls daar tenminste muziek is. Ze is los in d’r heupen: soepel draaiend naar rechts naar

links, in ’t rond.

Ze zal zo tussen de dertig en de veertig zijn. Dichter bij de dertig dan de veertig. Waarom? Ja, die

super soepele bewegingen, hè … en zeker ook dat afgetrainde lijf. Ze zal één meter vijfenzeventig

zijn. Geen buikje èn van deze afstand geen zwembandjes te zien … noch rimpels noch grijze haren.

Over haar borsten en billen is mijn indruk: zonder meer stevig, hard bijna. Dat zegt natuurlijk niks,

want ook knalrode lingerie kan corrigerend werken.

Eerlijk gezegd zit ik me een beetje op te geilen, hier, in mijn eigen woonkamer. Waar Cora nota bene

bij zit. ’t Is maar goed dat ze tv kijkt.

Àls die ‘dancing queen’ muziek op heeft staan, dan gaat ze nu uit haar ‘plaat’ bij de swingende

klanken van the Police, Led Zeppelin of de Stones. Ik ben nieuwsgierig naar haar gezicht. Op zo’n

afstand krijg je daar niks van mee.

‘Wat sta jij nou te doen? Doe niet zo achterlijk, man! Uit onze verzameling vakantiespullen, heb ik de

verrekijker opgediept. Eindelijk komt die thuis ook eens een keertje van pas!

‘Hoe zou jij het vinden, als je begluurd werd, Jee? Hé! Kappen nou!’

‘Jahaaa, schat. Ik leg hem zo weer terug.’

De dame nu héél dichtbij. Ze danst wild, met haar rug naar het raam. In een flits draait ze zich om en

trekt in één beweging haar pruik af. Op haar gezicht, dat ik nu heel scherp in het vizier heb, groeit

een grijs ringbaardje.


‘Verrek! Het is een kerel … hij zwaait lachend naar me. Gegeneerd zwiep ik de overgordijnen dicht.

Cora ligt in een deuk! 

vrijdag 21 juli 2023

THE STONES IN GRONINGEN.

Ik ben vandaag in het Groninger museum. Daar is, verspreid over drie verdiepingen een overzichts-tentoonstelling van  ‘alles’ rondom the Rolling Stones: instrumenten, muziek, films, kleding, foto’s video’s, vrouwen … alleen … de heren van the Stones zijn er zelf niet bij. Die zijn bezig met hun laatste (?) wereldtournee.  

The Stones, werden in 1962, toen ze debuteerden, door muziekprofessoren  hard neergesabeld. Behalve de ‘orenteisterende muziek’, verfoeiden de critici hun vieze lange haren en het achterbuurtachtige-uiterlijk van hen. Ook dat uit de klauwen gelopen optreden in Scheveningen, was olie op het vuur van die Stonescriticasters.

Ik vond the Stones er in de sixties ruig uitzien (niet vies of vuil maar brutaal en uitdagend), lekker ruig, dat maakte ze voor mij juist zo supertof. Diezelfde foto’s van toen, zie ik vandaag weer … ik kan mijn ogen haast niet geloven: vijf lieve, gladgeschoren, gezonde, vrolijke jongenskoppies. Waren dàt nou die verfoeide, criminele tronies van de sixties?   Een schok ging door de popwereld toen bekend werd dat gitarist Brian Jones in zijn eigen zwembad verdronken was. Hij was de oprichter van de Rolling Stones en de creatiefste musicus van de groep.

Mijn eerste Stones-LP was ‘The Rolling Stones’ uit 1964 met nummers als ‘Route 66’, ‘Tell me’, ‘Little by little’ en ‘Walking the dog’. Ook heb ik in 1964 de Stones-single: ‘It’s all over now’ gekocht, wereldwijd een megahit. Nog steeds, als ik het intro van dat nummer hoor, móét ik dansen. Kort geleden was ik in Schiedam bij een optreden van een Stones-coverband. Daar ben ik zo wild uit mijn dak gegaan (qua dansen en zuipen), dat ik drie maandagmiddagen mijn wandelclubje heb moeten afzeggen.

De podiumkleding van voornamelijk Mick is zó mooi van dichtbij. Gemaakt van allerlei stoffen in vele vormen,  dessins en kleuren. Mick is hier zelf niet maar je ziet hem zó voor je: nichterig paraderen  ‘on stage’. Op die verdieping ontmoet ik een hippy dame, duidelijk een generatie genoot, die al swingend op de muziek van ‘Tell me’ een lange rode cape van Mick staat te bestuderen. Ze heeft peenrood haar. Ze struint tweedehands winkeltjes af; koopt daar allerlei soorten kledij en gaat die vervolgens verknippen, verscheuren en weer aan elkaar naaien. Soms gebruikt ze van een jurk alleen de schouderpartij en van een andere jurk alleen de linkermouw. Het ziet er nog goed uit ook, leuk en creatief.

Ik heb veel verzameld van de Stones en heb ook heel wat uurtjes Stones geluisterd. Mijn favoriete cd’s zijn al oudjes: Black and Blue (1976) en Stripped (1995).

 Mick Jagger is het boegbeeld van de Stones. Als hij wegvalt is het over en uit met de groep. Samen met Keith Richards zorgt hij voor tekst en muziek. Met zijn virtuoze stemgebruik en zijn wervelende podiumact maakt hij een unieke belevenis van elke life show.

Het enige minpuntje van deze expostie: ik heb ’Sympathy for the devil’ niet gehoord. Hun allerbeste nummer toch?!

Voor dat ik weer naar Rotterdam vertrek zie ik: ‘The Stones in Cuba’. Duizenden Cubanen kijken naar Mick Jagger, die op  onvergetelijke wijze ‘Paint it black’, zingt, swingt.

donderdag 20 juli 2023

DUO' S (2)

 Gisteren zag ik nòg wat duo’s langs de Kralingse Plas. Kort na meneer en mevrouw Eend, landt  tweetal  kauwen. Bij het dalen stellen ze zich al aan mij voor: ’kauw, kauw,’roepen ze. Ze landen niet allebei tegelijk. Kauwen opereren altijd in koppels en blijven tot een van hen sterft samen. Altijd vliegen en huppelen ze achter elkaar aan.  Ik weet niet wie het mannetje is en wie het vrouwtje. Zou de mannetjes kauw, net zoals bij veel mensen, altijd voorop huppen? De kauw, die als laatste, naast mij neerstrijkt, heeft een stuk appel in zijn snavel en bijt daar hapjes uit. De ander gaat meteen op zoek naar wormen en insecten. Voortdurend houden ze elkaar in de gaten.

Waarschijnlijk omdat er geen noch wormen noch insecten te vinden zijn, jumpt die kauw naar zijn maatje en helpt hem met het verorberen van het stukje appel. Ik kom blijkbaar wat te dichtbij naar hun zin, want ze waarschuwen elkaar ‘kauw, kauw,’ wegwezen, kauw, gauw . Tegelijk vliegen ze op en steken de Plas over.

Wandelend over de Beatrixlaan, die rijke-pikkenlaan, langs de Plas, hoor ik aan het begin van die straat babygehuil. Het geluid word steeds luider, zo luid zelfs dat dat onmogelijk van een baby kon zijn. Een reuzenbaby klinkt misschien zo. Even verderop herken ik het geluid als schapengeblaat. In de hele omgeving is echter geen schaap te bekennen. Het geblaat lijkt uit een woning te komen. In de tuin van die woning  staat een vrouw te snoeien. ‘Mevrouw, klopt het dat ik hier schapen hoor blaten?’ ‘Jazeker, dat klopt, aan de overkant, achter die hoge heg van de jachthaven, staat een tweetal schapen. Die hoort u. U kunt ze alleen niet zien.’

Van de Beatrixlaan loop ik weer terug naar de Plas. Daar zit moeder meerkoet bovenop een  groot slordig nest van rietstengels en andere waterplanten, haar eitjes uit te broeden.  In dat nest is ook afval verwerkt; blikjes, stukjes plastic en dergelijke. Vader heeft de taak het nest solide te houden. Moeder houdt hem nauwlettend in de gaten. Opeens maakt hij zich erg druk. Hij maakt snelheid in het water  en racet een tiental meters naar voren. Hij heeft zijn zinnen gezet op een drijvend plastic flesje …. Spa Rood zie ik. Goed bruikbaar. Het tweetal duwt het flesje precies op de goede plaats.

Ik ben toe aan een momentje rust. Ga even op een bankje zitten.  Als ik even in dut passeren enkele heel bijzondere duo’s de revue:

 

Twee beren, die broodjes smeren

Twee apen, die wortelen schrapen

Twee bijen, die autorijen

Twee slangen, die de was ophangen

Twee koeien, die heggen snoeien  en

Twee vliegen, die een kindje wiegen.

 

Maar dààr hoeven ze mè echt niet wakker voor te maken.

woensdag 19 juli 2023

DUO's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Twee onderwijzers van de basisschool verderop lopen langs mij. Druk gebarend. Het duo is aan het werk. Ze lopen langs de Kralingse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het. Klein van stuk. Hij heeft een grijs koppie, is tanig en gerimpeld.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang gitszwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze heeft een zwarte regenjas aan tot net boven haar knie. Lekker jasje met dit gematigde voorjaar.  Onder haar jas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot.

Het duo is druk met elkaar. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Ze hebben een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: ‘Veranderen van boven- of van onderaf?  Dan zie ik jullie over een halfuurtje weer terug.’

Ze zijn belangstellend naar elkaar, lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Tsja, je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.

‘Godverdomme!’ Die werkt niet op een school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn kapot. Zij helpt hem, geschrokken  overeind. In haar tasje zoekt ze tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn spijkerbroek is op kniehoogte gescheurd. Die kan de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, klopt  het vuil van zijn kleding en loopt verder.

Hij is haar dankbaar voor de hulp, ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen echte klik tussen beiden.)

Het duo loopt nu langs me. De juf zegt:

 ’Ik vind veranderingen oké,’ Peter, ‘als het gegenereerde veranderingen zijn.’

‘Ja, mee eens Marleen.’  Hij wrijft met een  van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt. 

Ik heb geen flauw idee wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. Het vervelende nu is dat het duo doorgelopen is. Ik kan het dus niet meer vragen. Thuis zoek ik het op: het zijn (gewenste) veranderingen.

 

Nog een stukje verder langs de Kralingse Plas, kom ik een ander duo tegen: een paar kwetterende eenden, peddelend in de plas. Ze hebben mot. De eend kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had voor d’r eitjes. Acht wil ze er hebben. Die eitjes moeten eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nog wat te koud is. ‘Geduld, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei.‘ En Ik: acht!’, kwekt zij koppig.

De eend houdt zich verder stil. Om haar snavel ligt een glimlach. Zij weet dat hij het gegenereerde verleidingensritueel niet kan weerstaan!