De volgende
dag ging ik met mijn moeder naar de Spaarbank. Het was februari 1959. De
huisbaas was gisteren aan de deur geweest en had gedreigd ons het huis uit te zetten
als we de huur niet binnen drie dagen zouden betalen. Er was bij ons al een
paar dagen geen cent in huis. Mijn vader voer op een cruiseschip en de afspraak
was dat hij elke week geld naar ons zou overmaken. Dat is een tijdlang goed
gegaan maar nu hadden we al twee weken lang geen geld gehad. ‘We’ dat zijn mijn
moeder, ik en drie zusjes.
De drie
zusjes konden terwijl mijn moeder en ik naar de Spaarbank waren, zolang worden ondergebracht bij tante Lia een
zus van mijn moeder. Tante Lia vond het heel leuk om op mijn zusjes te passen;
waarschijnlijk had dat ook te maken met het feit dat ze zelf geen kinderen kon
krijgen. Mijn moeder moest per week 15 gulden huur betalen en dat had ze dus
bij lange na niet. Mijn moeder vroeg mij om mee te lopen naar de Spaarbank
omdat ze het vervelend vond om helemaal alleen die grote afstand te
overbruggen. Ik vond het wel mooi dat zij mij vroeg, ik voelde me daardoor een echte
grote jongen (ik was toen pas 9 jaar). Het was ver lopen naar de Spaarbank, wel
13 kilometer, dat wist ik niet, dus dat viel me flink tegen, als ik het geweten
had was ik niet meegegaan ... dan maar geen grote jongen.
We woonden
vlakbij het Sparta stadion en we moesten helemaal lopen naar de Euromast; het
was ongeveer anderhalf uur lopen. Gelukkig was het lekker weer, het was
februari en het zonnetje stond niet zo hoog aan de hemel. De temperatuur was
ongeveer 8 graden, een temperatuur waarbij je wel winterkleding moest dragen
maar daar hadden ze bij ons geen geld voor. Zowel mijn moeder als ik droegen
herfstkleding en logischerwijs liepen wij anderhalf uur lang te bibberen van de
kou.
De Spaarbank
was geen gebouw maar een bus. Het was dus een rijdende Spaarbank. Het was druk.
Binnen was plaats voor 6 wachtenden en buiten stonden er 10 te wachten. Ik
bedacht me dat we zeker pas na een uur aan de beurt zouden zijn. Maar het ging langzamer dan ik
dacht; na een uur waren er pas 9 aan de beurt geweest en waren er nog 6 voor
ons. Bovendien was het vervelend dat de zon verdwenen was en er wolken voor
geschoven waren, waar regen uit ging vallen.
Eindelijk
waren wij na anderhalf uur aan de buurt. Toen vroeg mijn moeder naar mijn vaders weekgeld ... maar
dat was er niet, volgens de Spaarbankman ‘Komt u morgen nog maar eens terug’,
zei hij. Daarvoor hadden wij anderhalf uur gelopen en anderhalf uur gewacht om
dit te horen te krijgen en nu wisten we zeker dat we binnen 4 dagen ons huis
zouden worden uitgezet. Tenzij we geholpen zouden worden door iemand.
En gelukkig
was er zo iemand. Mijn opa, de vader van mijn vader. Opa wilde ons de volgende
dag wel wat geld lenen , voor de huur, als
hij het maar zo gauw mogelijk terug zou krijgen. Waarschijnlijk zou dat niet
eerder dan over een maand zijn. Maar dat vond opa niet zo’n probleem. Als hij
geweten had, dat hij het nooit zou terugkrijgen, had hij misschien wel anders
gereageerd. We wilden het geld altijd wel terug betalen, maar we konden het
nooit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten