Mijn vader
is in Nederlands Indië geboren. In Tjimahi, een voormalige legerplaats van het
Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Zijn vader, mijn opa dus, was soldaat in
dat KNIL. Samen met zijn vrouw, mijn oma dus, woonde hij daar al in Tjimahi vanaf
1920. Mijn vader was het vijfde kind van het gezin en tevens de jongste van het
stel. Hij had nog twee broers en twee zussen. Hij is geboren in 1931. In 1940,
toen mijn vader 9 jaar was brak de Tweede Wereldoorlog uit, die in Europa
voornamelijk werd gevoerd tussen Engeland, de Verenigde Staten en Duitsland; in
Indonesië werd die oorlog voornamelijk uitgevochten tussen de Hollanders en de
Japanners (de Jappen).
De ouders
van mijn vader en zijn broers en zussen zaten in een concentratiekamp, waar ze
weinig te eten kregen en wreed behandeld werden. De jongste broer van mijn
vader had eens een kip gestolen uit de tuin van een Japanner en als straf werd
hij daarvoor aan één arm opgehangen aan een boom. Zijn hele leven lang heeft
hij een pijnlijke arm overgehouden aan die Japanse actie, talloze malen is zijn
arm uit de kom geraakt.
Mijn vader
was dus negen jaar toen hij in het kamp terecht kwam. Hij zat in de derde klas
van de lagere school toen de Jappen hem daar wegplukten en in het kamp plaatsten.
Daar moest hij ruim vijf jaar blijven rondhangen ….. rondhangen, ja, want iets
duidelijks was er niet te doen voor hem. In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen
en in 1947 besloten mijn opa en oma weer naar Nederland terug te keren. In
1947, mijn vader was toen 16, had hij niet meer dan drie jaar lagere school.
Mijn opa vond dat mijn vader gelijk naar een Nederlandse lagere school, in de
vierde klas geplaatst moest worden. Mijn vader deed dat ook wel maar hij vond
het heel vervelend dat hij als 16-jarige tussen allemaal broekies van 9 en 10
jaar in kwam te zitten. Mijn opa was het er helemaal niet mee eens maar mijn
vader wilde niet verder leren. Hij wilde gaan werken en geld verdienen. Hij had
al gauw een baantje: lijstenmaker. De lijstenmaker was al lang blij met zo’n
jong mannetje, dat kon nog van alles leren en hij was daar weinig geld aan
kwijt. Maar mijn vader had geen geduld genoeg om het vak van lijstenmaker te
leren. Binnen drie maanden had hij alweer een ander baantje gevonden. Hij ging
varen als pantry-bediende op de Statendam een schip van de Holland Amerika
lijn. Het leukste vond hij om cruises te maken en dat kon dan ook met de Statendam.
Hij bleef wel twee jaar weg en reisde over de hele wereld. Toen hij van die
reis terug kwam ontmoette hij in 1949 de vrouw, met wie hij zou trouwen (mijn
moeder) en bij wie hij snel vijf kinderen verwekte (waarvan ik de oudste was).
Mijn vader bleef zijn geld verdienen met het bevaren van de wereldzeeën. Toen
hij daarmee stopte (in 1963) verwekte hij nog eens vijf kinderen en ging zijn geld verdienen als assistent-kok in een verzorgingshuis. Door
zijn magere schoolopleiding heeft mijn vader altijd genoegen moeten nemen met slecht
betaald, ongeschoold werk: pantrybediende op een schip, bijrijder op een
vrachtwagen, productiemedewerker in een beschuitfabriek, verentrekker,
railsschoonmaker, schoonmaker in een zwembad en nog vele andere baantjes, want
meestal hield hij het niet zo lang vol bij één baas.
Na een huwelijk van 25 jaar besloot mijn
moeder in 1975 van mijn vader te gaan scheiden omdat ze vond dat ze toch te weinig
bij elkaar pasten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten