maandag 1 januari 2018

MONGOOL

Ik ben weer eens naar de markt geweest. Ik ga eigenlijk nooit welbewust naar de markt. Dat komt omdat ik er eigenlijk een hekel aan heb. Maar als ik er toch in de buurt ben ga ik meestal wel kijken of er iets bijzonders is. Zo heb ik op dinsdag altijd Samenspraak, dat is een soort Nederlandse les die ik geef aan buitenlandse mensen die al een tijdje in Nederland wonen. Dat doe ik dan in de bibliotheek en die ligt bij wijze van spreken midden op de markt. De patat- en vislucht van de markt vullen voor die ene dag per week de hele bibliotheek en ook vervult de bieb voor die dinsdag de functie van openbaar toilet voor het marktpersoneel …. Maar goed die mensen moeten natuurlijk ook hun behoefte doen. De hekel die ik nu heb aan de markt is er niet zo maar. Er is een tijd geweest dat ik elke zaterdag ging om groente en fruit te kopen, toen waren mijn kinderen nog klein: zo’n vijfendertig jaar geleden ongeveer. Tegenwoordig mag je zelf je spulletjes pakken in de marktkramen maar toentertijd mocht je alleen maar aanwijzen wat je wilde hebben en dan nog pakte de linke marktverkoper wat anders voor me. Ik ben heel wat belazerd met half rotte bananen, appelen beschimmelde mandarijnen, lychees, onrijpe peren, mango’s en ga zo maar door. Waren ze niet dezelfde dag rot dan wel de volgende of de dag er op. Marktkooplieden waren bij mij synoniem voor oplichters. Behalve de lui die warme etenswaren verkochten: de verkopers van kibbeling bijvoorbeeld of de patat-frites (patatje pindasaus) verkopers daar had ik wel vertrouwen in. Die leverden goede waar voor hun geld.
Ik moet nog een uitzondering maken voor de verkoper die slechts twee producten aanbood: peren en aardappelen. En ik moet eerlijk zeggen zowel de peren als de aardappelen waren altijd goed te pruimen. De verkoper had ook duidelijk lol in zijn werk. Hij had altijd een lach op zijn gezicht, waarschijnlijk omdat hij wist dat hij goed spul verkocht en nooit beducht hoefde te zijn voor ontevreden klanten. Hij deed het werk samen met een mongool oftewel wat sommige mensen liever horen met iemand die het ‘syndroom van down’ heeft.
 Ik zelf zeg het liefst van zo iemand dat het een mongool is. Dat komt omdat ik zelf een jongere broer heb, die nu 47 jaar is en die ook een mongool is. Die broer heeft natuurlijk ook een naam: ‘André’ en zo noemden we hem natuurlijk ook maar als iemand destijds aan mij vroeg wat is die André voor iemand, dan zei ik zelf altijd: ‘André is een mongool.’ Veel enigszins bekakte mensen vinden dat het woord mongool niet meer gebruikt mag worden. Alle mongolen moeten volgens de bekakten het ‘Syndroom van down’ hebben dat is netter blijkbaar. Nou voor mij is en blijft Andre een mongool.

Zo is die mongool, die  hulp van die aardappelen- en perenboer op de markt , ook toevallig de broer van die markthandelaar. Ik weet niet hoe die handelaar zijn  broer noemt….. ja, ‘Arend Aardappel’ zo noemt hij hem, wanneer hij een mud Bintjes voor hem moet pakken maar of tie nou ‘mongool’ zegt of ‘iemand met het syndroom van down’ weet ik nog niet  maar ik denk eerlijk gezegd dat ie ‘mongool’ zegt als ie over hem praat. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten