donderdag 23 november 2017

DE KNOTS

Het is duidelijk herfst. De abri staat helemaal volgepropt met kletsnatte buspassagiers. Het waait hard; windkracht 7. De wind staat pal op die bushalte. Iedereen die daar op de bus staat te wachten wordt nog natter. De een wat meer dan de ander. Ik ben ook doorweekt. De bus komt over zeven minuten,  zo is te lezen op het elektronische informatiebord . En elke minuut komen er nogal wat wachtenden bij, waarvoor eigenlijk helemaal geen behoorlijke schuilplaats meer is. Dit is een drukke halte. De bus die hier komt, gaat van Krimpen aan de Lek naar Metrostation Capelsebrug. Het metrostation voor alle OV-Krimpenaren.
Een vrouw met een lange doorzichtige plastic regenjas over haar groene Adidas sportjack heeft er moeite mee om haar zoontje van een jaar of 4 in bedwang te houden. Ze staan in de hoek van de abri gedrukt. ‘Au, mama, je staat op mijn  tenen.’ Het kind heeft net zo’n lange doorzichtige regenjas aan als zijn moeder. Hij draagt groen-geel-rode laarsjes en staat daar hard mee in de plas te stampen die gevormd is in de abri. Moeder probeert zoonlief tot bedaren te brengen door hem zachtjes op zijn tenen te gaan staan. Het stampen in de plas houdt wel op maar er komt een flink gekrijs voor in de plaats. De toch zeker andere dertig wachtenden in de abri moeten wel doof zijn om het niet te horen. De meesten van hen kijken dan ook geërgerd om.  Een van hen, een oude man, bedient zich van de juiste wijze om het ventje tot bedaren te brengen. Het is een man van rond de 70 jaar, kaal met achterop zijn hoofd zo’n haarkransje; zo’n grijs kransje. Hij draagt een lange regenjas, tot op zijn schoenen, zijn jas is al helemaal doorweekt. Hoewel hij zo op het oog niet meer de leeftijd heeft om te werken, heeft hij toch een aktentas bij zich, alsof hij naar zij werk gaat. Ik heb wel eens gehoord dat er mannen zijn die werkeloos zijn, arbeidsongeschikt of gepensioneerd, die er zich voor schamen, dat ze niet meer werken en daarom altijd met een werktas in het openbaarvervoer gaan zitten: zogenaamd op weg naar hun werk. Awel.
Deze oude man vraagt aan het huilend ventje: ’Jij lust zeker wel een snoepje?’ en het ventje wordt een ‘knots’ voorgehouden. (Een  knots: een soort lolly; een zuurtje op een stokkie). Dat kind is er helemaal verguld van. Gretig wil hij de ‘knots’ van de oude man aanpakken, wanneer  een ander klauwtje uit kluwen, de knots uit de handen van de oude man grist. Nog harder dan hiervoor zet het kleine ventje het op een brullen. Zijn moeder is nu ook aan het schreeuwen maar nu naar het pakweg 7 jarige mannetje, iets verderop, dat de knots voor haar zoontjes handje weggriste.
‘Geef die knots terug klère jong ….. en jij, ja, ik bedoel jou, jij bent toch zijn moeder, laat je dat zomaar gebeuren? Die knots is helemaal niet van dat zoontje van jou . Die oude man wou daarnet die knots aan mijn zoontje geven maar dan pakt jouw zoontje hem van hem af…..’
‘Ja, ja hou je grote waffel nou maar ….’’ Antwoordt de moeder van de zevenjarige, die onder een hele grote paraplu staat te genieten van de lolly .…………………….

Dan ontstaat er opeens groot gedrang: de bus is gearriveerd en iedereen wil mee en dat lukt soms wel en soms niet, dus hoe dat nou gaat aflopen met die knots zal mij eigenlijk worst wezen als ik maar de bus in kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten